Statenvertaling.nl

sample header image

2 Koningen 20 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Koningen 20

1 IN die dagen wert Hizkia kranck tot stervens toe: ende de Propheet Iesaia de sone van Amoz quam tot hem, ende seyde tot hem; Soo seyt de HEERE: Geeft bevel aen uwen huyse; want ghy sult sterven, ende niet leven.
2 Doe keerde hy sijn aengesichte om, nae den wandt; ende hy badt tot den HEERE, seggende;
3 Och HEERE, gedenckt doch, dat ick voor u aengesichte in waerheyt, ende met een volkomen herte gewandelt, ende dat goet in uwen oogen is, gedaen hebbe: Ende Hizkia weende gantsch seer.
4 Het gebeurde nu, als Iesaia uyt het middel-voorhof [noch] niet gegaen en was, dat het woort des HEEREN tot hem geschiedde, seggende:
5 Keert weder, ende segt tot Hizkia den Voorganger mijns volcx, Soo seyt de HEERE de Godt uwes vaders Davids; Ick hebbe u gebedt gehoort, ick hebbe uwe tranen gesien; siet ick sal u gesont maken; aen den derden dage sult ghy opgaen in het huys des HEEREN:
6 Ende ick sal vijftien jaer tot uwe dagen toedoen, ende sal u uyt de hant des Conincks van Assyrien verlossen, mitsgaders dese stadt; ende ick sal dese stadt beschermen om mijnent wille, ende om mijns knechts Davids wille.
7 Daerna seyde Iesaia; Nemet eenen klomp vijgen: ende sy namense, ende leydense op de sweere; ende hy wert genesen.
8 Hizkia nu hadde geseyt tot Iesaia, Welck is het teecken, dat de HEERE my gesont maken sal, ende dat ick op den derden dach in des HEEREN huys sal opgaen?
9 Ende Iesaia seyde; Dit sal u een teecken vanden HEERE zijn, dat de HEERE het woort, dat hy gesproken heeft, doen sal: Sal de Schaduwe tien graden voorwaert gaen, ofte tien graden achterwaert keeren?
10 Doe seyde Iehizkia; ’Tis der schaduwe licht, tien graden nederwaerts te gaen: Neen, maer dat de schaduwe tien graden achterwaert keere.
11 Ende Iesaia de Propheet riep den HEERE aen: ende hy dede de schaduwe tien graden achterwaert keeren inde graden, dewelcke sy nederwaerts gegaen was, in de graden van Achaz [sonnewijser].
12 Te dier tijt sondt Berodach Baladan de sone Baladans, de Coninck van Babel, brieven ende een Geschenck aen Hizkia: want hy gehoort hadde, dat Hizkia kranck geweest was.
13 Ende Hizkia hoorde nae haer, ende hy toonde haer sijn gantsche schathuys, het silver, ende het gout, ende de specerijen, ende de beste olije, ende sijn wapen-huys, ende al dat gevonden wert in sijne schatten: daer en was geen dinck in sijnen huyse, nochte in sijne gantsche heerschappye, dat hy hen niet en toonde.
14 Doe quam de Propheet Iesaia tot den Coninck Hizkia, ende seyde tot hem; Wat hebben die mannen geseyt, ende van waer zijn sy tot u gekomen? ende Hizkia seyde; Sy zijn uyt verren lande gekomen, uyt Babel.
15 Ende hy seyde; Wat hebben sy gesien in uwen huyse? ende Hizkia seyde; Sy hebben alles gesien wat in mijnen huyse is, geen dinck en isser in mijne schatten, dat ick hen niet getoont en hebbe.
16 Doe seyde Iesaia tot Hizkia: Hoort des HEEREN woort.
17 Siet, de dagen komen, dat al wat in uwen huyse is, ende wat uwe vaderen tot desen dach toe opgeleyt hebben, nae Babel wechgevoert sal worden: daer en sal niets overgelaten worden, seyt de HEERE.
18 Daertoe sullense van uwe sonen, die uyt u sullen voortkomen, die ghy gewinnen sult, nemen, datse hovelingen zijn in het Paleys des Conincks van Babel.
19 Maer Hizkia seyde tot Iesaia; Het woort des HEEREN, dat ghy gesproken hebt, is goet: oock seyde hy; En soud’et niet? nadien vrede, ende waerheyt in mijne dagen wesen sal?
20 Het overige nu der geschiedenissen van Hizkia, ende alle sijne macht, ende hoe hy den vyver, ende den water-ganck gemaeckt heeft, ende water inde stadt gebracht heeft, zijn die niet geschreven in het boeck der Chroniken der Coningen van Iuda?
21 Ende Hizkia ontsliep met sijne vaderen: ende sijn soon Manasse wert Coninck in sijne plaetse.

Einde 2 Koningen 20