Statenvertaling.nl

sample header image

2 Koningen 13 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Koningen 13

1 IN het drie en twintichste jaer van Ioas de sone van Ahazia de Coninck van Iuda, wert Ioahaz de sone van Iehu Coninck over Israël te Samaria, [ende regeerde] seventien jaer.
2 Ende hy dede dat quaet was inde oogen des HEEREN: want hy wandelde na de sonden Ierobeams des soons Nebats, die Israël sondigen dede; hy en weeck daer van niet af.
3 Daerom ontstack des HEEREN toorn tegen Israël: ende hy gafse inde hant Hazaëls des Conincks van Syrien, ende inde hant Benhadads des soons Hazaëls, alle die dagen.
4 Doch Ioahaz badt des HEEREN aengesichte eernstelick aen: ende de HEERE verhoorde hem; want hy sach de verdruckinge Israëls, dat de Coninck van Syrien haer verdruckte.
5 (So gaf de HEERE Israël eenen Verlosser, dat sy van onder de hant der Syriers uytquamen: ende de kinderen Israëls woonden in hare tenten, als te vooren.
6 Nochtans en weken sy niet af vande sonden des huyses Ierobeams, die Israël sondigen dede; [maer] hy wandelde daer in: ende het bosch bleef oock staen te Samaria.)
7 Want hy en hadde Ioahaz geen volck laten overblijven dan vijftich ruyteren, ende tien wagenen, ende tien duysent voetvolcks: Want de Coninck van Syrien haddese omgebracht, ende haddese dorschende gemaeckt als stof.
8 Het overige nu der geschiedenissen van Ioahaz, ende al wat hy gedaen heeft, ende sijne macht, zijn die niet geschreven in het boeck der Chroniken der Coningen Israëls?
9 Ende Ioahaz ontsliep met sijne vaderen, ende sy begroeven hem te Samaria: ende Ioas sijn sone regeerde in sijne plaetse.
10 In het seven-en-dertichste jaer van Ioas de Coninck van Iuda, wert Ioas de soon van Ioahaz Coninck over Israël te Samaria, [ende regeerde] sestien jaer.
11 Ende hy dede dat quaet was inde oogen des HEEREN: hy en weeck niet af van alle de sonden Ierobeams des soons Nebats, die Israël sondigen dede, [maer] hy wandelde daer in.
12 Het overige nu der geschiedenissen van Ioas, ende al wat hy gedaen heeft, ende sijne macht, daermede hy gestreden heeft tegen Amazia, den Coninck van Iuda; zijn die niet geschreven in het boeck der Chroniken der Coningen Israëls?
13 Ende Ioas ontsliep met sijne vaderen, ende Ierobeam sat op sijnen throon: Ende Ioas wert begraven te Samaria by de Coningen Israëls.
14 Elisa nu was kranck geweest van sijne kranckheyt, vande welcke hy sterf: ende Ioas de Coninck Israëls was tot hem afgekomen, ende hadde geweent over sijn aengesichte, ende geseyt; Mijn Vader, mijn Vader, Wagen Israëls, ende sijne Ruyteren.
15 Ende Elisa seyde tot hem; Neemt eene boge, ende pijlen: ende hy nam tot sich eenen boge, ende pijlen.
16 Ende hy seyde tot den Coninck Israëls; Legt uwe hant aen den boge: ende hy leyde sijne hant [daer aen]: ende Elisa leyde sijne handen op des Conincks handen.
17 Ende hy seyde; Doet de venster op tegen ’t Oosten: ende hy dedese op: Doe seyde Elisa; Schiet: ende hy schoot: ende hy seyde; ’T is een pijl der verlossinge des HEEREN, ende een pijl der verlossinge tegen de Syriers; want ghy sult de Syriers slaen in Aphek tot verdoens toe.
18 Daerna seyde hy; Neemt de pijlen: ende hy namse: Doe seyde hy tot den Coninck Israëls; Slaet tegen de aerde: ende hy sloech driemael; daer na stont hy stille.
19 Doe wert de man Godts seer toornich op hem, ende seyde; Ghy soudt vijf ofte sesmael geslagen hebben; dan soudt ghy de Syriers tot verdoens toe geslagen hebben: doch nu sult ghy de Syriers dryemael slaen.
20 Daerna sterf Elisa, ende sy begroeven hem: De benden nu der Moabiten quamen in het lant met het ingaen des jaers.
21 Ende het geschiedde, als sy eenen man begroeven, datse, siet, eene bende sagen; so wierpense den man in het graf van Elisa: ende doe de man daer in quam, ende het gebeente van Elisa aenroerde, wert hy levendich, ende rees op sijne voeten.
22 Hazaël nu de Coninck van Syrien verdruckte Israël, alle de dagen van Ioahaz.
23 Doch de HEERE was hen genadich, ende ontfermde sich harer, ende wendde sich tot hen, om sijns verbonts wille met Abraham, Isaac, ende Iacob: ende hy en wildese niet verderven, ende en heeftse niet verworpen van sijn aengesichte, tot nu toe.
24 Ende Hazaël de Coninck van Syrien sterf: ende sijn soon Benhadad wert Coninck in sijne plaetse.
25 Ioas nu de soon van Ioahaz nam de steden weder in, uyt de hant van Benhadad, den soon Hazaëls, die hy uyt de hant van Ioahaz sijn vader met krijch genomen hadde: Ioas sloech hem driemael, ende brachte de steden Israëls weder.

Einde 2 Koningen 13