Statenvertaling.nl

sample header image

1 Koningen 10 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Koningen 10

1 ENde doe de Coninginne van Scheba het geruchte Salomons hoorde, aengaende den Name des HEEREN; quam sy om hem met raetselen te versoecken.
2 Ende sy quam te Ierusalem, met een seer swaer heyr, met kemelen, dragende speceryen, ende seer veel gouts, ende kostelick gesteente: ende sy quam tot Salomo, ende sprack tot hem al wat in haer herte was.
3 Ende Salomo verklaerde haer alle haer woorden: geen dinck en wasser verborgen voor den Coninck, dat hy haer niet en verklaerde.
4 Als nu de Coninginne van Scheba sach alle de wijsheyt van Salomo, ende het huys, het welcke hy gebouwt hadde,
5 Ende de spijse sijner tafel, ende het sitten sijner knechten, ende het staen sijner dienaren, ende hare kleedingen, ende sijne schenckers, ende sijnen opganck, waer door hy henen opginck in het huys des HEEREN: so en was in haer geen geest meer.
6 Ende sy seyde tot den Coninck; Het woort is waerheyt geweest, dat ick in mijnen lande gehoort hebbe; van uwe saken, ende van uwe wijsheyt.
7 Ende ick en hebbe die woorden niet gelooft, tot dat ick gekomen ben, ende mijne oogen [dat] gesien hebben; ende siet, de helft en is my niet aengeseyt, ghy hebt met wijsheyt, ende goet, overtroffen het geruchte dat ick gehoort hebbe.
8 Welgelucksalich zijn uwe mannen, welgelucksalich dese uwe knechten, die gedurich voor u aengesichte staen, die uwe wijsheyt hooren.
9 Gelooft zy de HEERE uwe Godt, die behagen in u heeft gehadt, om u op den throon Israëls te setten: om dat de HEERE Israël in eeuwicheyt bemint, daerom heeft hy u tot Coninck gestelt, om recht, ende gerechticheyt te doen.
10 Ende sy gaf den Coninck hondert ende twintich talenden gouts, ende seer veel speceryen, ende kostelick gesteente: Als dese specerye, die de Coninginne van Scheba den Coninck Salomo gaf, en isser noyt meer in menichte gekomen.
11 Voorder oock de schepen Hirams, die gout uyt Ophir voerden; brachten uyt Ophir seer veel Almuggim-hout, ende kostelick gesteente.
12 Ende de Coninck maeckte van dit Almuggim-hout, steunselen voor het Huys des HEEREN, ende voor het huys des Conincks, mitsgaders harpen, ende luyten voor de Sangers: het Almuggim-hout en was soo niet gekomen, noch gesien geweest, tot op desen dach.
13 Ende de Coninck Salomo gaf de Coninginne van Scheba al haer behagen, watse begeerde: behalven dat hy haer gaf nae het vermogen des Conincks Salomo: so keerdese ende tooch in haer lant, sy, ende hare knechten.
14 Het gewichte nu van het gout dat voor Salomo op een jaer inquam, was ses hondert ses en tsestich talenten gouts:
15 Behalven dat van de Cramers was, ende van den handel der Cruydeniers: ende van allen Coningen van Arabien, ende vande geweldige des selven lants.
16 Oock maeckte de Coninck Salomo twee hondert rondassen van geslagen gout: ses hondert [sikelen] gouts liet hy op wegen tot elcke rondasse:
17 Insgelijcks drie hondert schilden van geslagen gout: drie pont gouts liet hy opwegen tot elcken schilt; ende de Coninck leydese in het huys des wouts van Libanon.
18 Noch maeckte de Coninck eenen grooten elpenbeenen throon; ende hy overtooch den selven met dicht gout.
19 Dese throon hadde ses trappen, ende het hooft van den throon was van achter ront, ende aen beyde zijden waren lenen tot de sit-plaetse toe, ende twee leeuwen stonden by die lenen.
20 Ende twaelf leeuwen stonden daer op de ses trappen aen beyde zijden: desgelijcks en is in geene Coninckrijcken gemaeckt geweest.
21 Oock waren alle drinck-vaten des Conincks Salomo van gout, ende alle vaten van het huys des wouts Libanons waren van gesloten gout; geen silver en wasser aen: [want] het en wiert in de dagen van Salomo niet voor eenich dinck geacht.
22 Want de Coninck hadde in zee schepen van Tarsis, met de schepen Hirams: dese schepen van Tarsis quamen in, eenmael in drie jaren, brengende gout, ende silver, elpenbeen, ende apen, ende paeuwen.
23 Also wert de Coninck Salomo grooter dan alle Coningen der aerde, in rijckdom, ende in wijsheyt.
24 Ende de gantsche aerde socht het aengesichte Salomons; om sijne wijsheyt te hooren, die Godt in sijn herte gegeven hadde.
25 Ende sy brachten een yeder sijn geschenck, silveren vaten, ende gouden vaten, ende kleederen, ende harnasch, ende speceryen, peerden, ende muyl-eselen: elck dinck van jaer tot jaer.
26 Daer toe vergaderde Salomo wagenen, ende ruyteren, ende hy hadde duysent, ende vier hondert wagenen, ende twaelf duysent ruyteren: ende leydese in de wagen-steden, ende by den Coninck in Ierusalem.
27 Ende de Coninck maeckte het silver in Ierusalem te zijn als steenen ende de Cederen maeckte hy te zijn als de wilde vijg-boomen die inde leegte zijn, in menichte.
28 Ende het uytbrengen der peerden, was ’t gene Salomo uyt Egypten hadde; ende aengaende het lijnen garen: de kooplieden des Conincks namen het lijnen garen voor den prijs.
29 Ende een wagen quam op, ende ginck uyt van Egypten, voor ses hondert [sikelen] silvers, ende een peert voor hondert ende vijftich: ende alsoo voerdense [die] uyt door hare hant voor allen Coningen der Hethiten, ende voor den Coningen van Syrien.

Einde 1 Koningen 10