IN dit Boeck, ende het volgende, is beschreven de Historie der Coningen die het volck Godes geregeert hebben van David af, tot op de Babylonische gevanckenisse. Daerom worden sy genoemt het eerste, ende tweede Boeck der Coningen. Het Eerste wort aengevangen met het verhael van de cranckheyt, ende het overlijden des Conincks Davids: waer op gevolgt is de regeringe sijns soons Salomo, dewelcke na dat hy van sijnen vader goede vermaninge, om sijn leven wel te schicken, ende wijse order, om sijn rijcke te bevestigen, ontfangen hadde, ende van Godt vereert was met sijne aensprake: oock gesegent wiert in sijnen persoone, met wijsheyt, rijckdom, eere; ende in sijn lant, met vrede, trafijcke, ende overvloet van alle dingen. Order in sijn Hof, ende Huys gestelt hebbende, bouwt ende heyligt hy den Heere eenen Tempel, maeckt daerbeneven eenige Conincklicke gestichten. Hy wort so vermaert, dat hy statelick besocht, ende vereert wort vande Coninginne van Scheba, ende vande omliggende volckeren, met aenbiedinge van vrientschap, ende met geschencken. Doch daerna door het nemen van vele heydensche vrouwen tot afgoderye vervallen zijnde, vertoornt hy Godt, die hem vyanden verweckt, ende door sijnen Propheet Ahia laet aenseggen, de verscheuringe sijns rijcks. Dese nu is geschiet, als sijn soon Rehabeam door onwijsen raet, tien stammen van sich vervreemt heeft; die Ierobeam den sone Nebats tot haren Coninck aengenomen hebben. Rehabeam heeft niet dan Iuda behouden met een deel van Benjamin. Hem wort oock van Godt verboden de afgevallene stammen door gewelt van wapenen, gelijck hy voor hadde, weder aen sich te brengen. Om sijne, ende des volckx sonden wort door Sisak den Coninck van Egypten de Tempel Ierusalems berooft. Sijn soon Ahiam volgt hem na in sijn rijcke, ende in sijne sonden: maer Asa, ende Iosaphat godtvruchtich zijnde, reformeerden den Godtsdienst. VVat aengaet de Coningen, die na de verdeelinge der stammen, over Israël geregeert hebben, van de welcke in dit eerste boeck gesproken wort; die zijn alle afgoden-dienaren geweest, die de ware religie door afgodische grouwelen verdorven hebben. VVant Ierobeam, boven het oprichten van twee gulden Calveren, heeft by nae den gantschen Godes-dienst verandert, ende nae sijne phantasie Priesteren ingestelt: waer door hy de tien stammen vande ware religie, ende van de rechte godtsalicheyt heeft afgekeert. Sijne navolgers hielden sijne voetstappen; maer Achab insonderheyt. VVant beneven de afgoderye, daer in hy de voorgaende Coningen te boven ginck, heeft hy tegen de ware geloovige, die noch in sijn rijcke overgebleven waren, groote tyrannije bedreven. Uyt sulcke oorsaken is de scepter Israëls niet in een geslachte gebleven, gelijck wel in Iuda, maer door schrickelicke beroerten, ende wreede bloetstortingen nu ende dan tot andere vervoert. Hoe wel nu de vermaningen der Propheten Ahia, Semaja, Addo, AZaria, Iehu, Anani, Elia, ende Micha van Godt uytgesonden, om die afvallige Israëliten tot bekeeringe te roepen, niet en ontbraken, so zijnse nochtans ontrent de meeste menichte vruchteloos geweest, selfs oock alsse door uytnemende mirakelen becrachtiget waren. In Iuda was de waerheyt der leere, ende de suyverheyt van den Godes-dienst vaster ingewortelt; overmits de vroome Coningen met de Propheten daer aen de hant gehouden, ende het vervallene weder met sonderlingen yver opgericht hebben. Over sulcx hebben wy in dit boeck, als oock in ’t volgende, een seer schoon tafereel, waer in ons levendich afgeschildert is de veranderlicke conditie, die de sichtbare kercke in dese werelt onderworpen is, ende de onveranderlicke trouwe, die Godt aen sijn uytvercoren overblijfsel, meest voor der menschen oogen onsichtbaer, noyt opgehouden en heeft te bewijsen. Dit boeck begrijpt de geschiedenissen van 118 jaren: waer van 40 behooren tot de regeeringe van Salomo, ende 78 tot de regeeringe der volgender Coningen van Iuda, ende Israël; welverstaende welcker historie in dit boeck beschreven wort. |