Statenvertaling.nl

sample header image

Genesis 17 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Genesis 17

1 ALs nu Abram negen en tnegentich jaren jaren out was; so verscheen de HEERE Abram, ende seyde tot hem: Ick ben Godt de Almachtige, wandelt voor mijn aengesichte, ende zijt oprecht.
2 Ende ick sal mijn verbont stellen tusschen my, ende tusschen u, ende ick sal u gantsch seer vermenichvuldigen.
3 Doe viel Abram op sijn aengesichte: ende Godt sprack met hem, seggende:
4 My aengaende, siet, mijn verbont is met u: ende ghy sult tot eenen vader van menichte der volckeren worden.
5 Ende uwe naem en sal niet meer genoemt worden Abram: maer uwe naem sal wesen Abraham; want ick hebbe u gestelt eenen vader van menichte der volckeren.
6 Ende ick sal u gantsch seer vruchtbaer maken; ende ick sal u tot volcken stellen: ende Koningen sullen uyt u voortkomen.
7 Ende ick sal mijn verbont oprichten tusschen my ende tusschen u, ende tusschen uwen zade na u in hare geslachten, tot een eeuwich verbont: om u te zijn tot eenen Godt, ende uwen zade na u.
8 Ende ick sal u ende uwen zade na u het lant uwer vreemdelinckschappen geven, ’t geheele lant Canaan tot eeuwige besittinge: ende ick sal hen tot eenen Godt zijn.
9 Voorder seyde Godt tot Abraham: Ghy nu, sult mijn verbont houden: ghy, ende u zaet na u, in hare geslachten.
10 Dit is mijn verbont, dat ghylieden houden sult tusschen my ende tusschen u, ende tusschen uwen zade na u: dat al wat manlick is, u besneden worde.
11 Ende ghy sult het vleesch uwer voorhuyt besnyden: ende [dat] sal tot een teecken zijn des verbonts tusschen my ende tusschen u.
12 Een soonken dan van acht dagen sal u besneden worden, al wat manlick is in uwe geslachten: d’ingeborene des huyses, ende de gekochte met gelde van allen vreemden, de welcke niet en is van uwen zade:
13 D’ingeborene uwes huyses, ende gekochte met uwen gelde sal sekerlick besneden worden: ende mijn verbont sal zijn in ulieder vleesch, ten eeuwigen verbonde.
14 Ende wat manlick is, de voorhuyt hebbende, wiens voorhuyts vleesch niet en sal besneden worden, de selve ziele sal uyt hare volcken uytgeroeyt worden: hy heeft mijn verbont gebroken.
15 Noch seyde Godt tot Abraham: Ghy en sult uwer huysvrouwe Sarai name niet Sarai noemen, maer haer naem sal zijn Sarah.
16 Want ick salse segenen, ende u oock uyt haer eenen sone geven: ja ick salse segenen, so dat sy tot volcken worden sal; Koningen der volckeren sullen uyt haer worden.
17 Doe viel Abraham op sijn aengesichte, ende hy loech: ende hy seyde in sijn herte; Sal eenen, die hondert jaer out is [een kint] geboren worden? ende sal Sara, die tnegentich jaer out is, baren?
18 Ende Abraham seyde tot Godt, Och, dat Ismaël mochte leven voor u aengesichte!
19 Ende Godt seyde: Voorwaer Sara, uwe huysvrouwe, sal u eenen sone baren, ende ghy sult sijnen name noemen Isaac: ende ick sal mijn verbont met hem oprichten, tot een eeuwich verbont sijnen zade na hem.
20 Ende aengaende Ismaël, hebbe ick u verhoort, siet, ick hebbe hem gesegent, ende sal hem vruchtbaer maken, ende gantsch seer vermenichvuldigen: twaelf Vorsten sal hy gewinnen, ende ick sal hem tot een groot volck stellen.
21 Maer mijn verbont sal ick met Isaac oprichten; dien u Sara op desen gesetten tijt in het ander jaer baeren sal.
22 Ende hy eyndigde met hem te spreken: ende Godt voer op van Abraham.
23 Doe nam Abraham sijnen sone Ismael, ende alle de ingeborene sijnes huyses, ende alle gekochte met sijnen gelde, al wat manlick was onder de lieden des huyses Abrahams: ende hy besneedt het vleesch harer voorhuyt, even ten selven dage, gelijck als Godt met hem gesproken hadde.
24 Ende Abraham was out negen en tnegentich jaer, als hem het vleesch sijner voorhuyt besneden wert.
25 Ende Ismaël sijn soon was dertien jaer out, als hem het vleesch sijner voorhuyt besneden wert.
26 Even op desen selven dach wert Abraham besneden, ende Ismael sijn soon.
27 Ende alle mannen sijnes huyses, de ingeborene des huyses, ende de gekochte met gelt, van den vreemden af, werden met hem besneden.

Einde Genesis 17