Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Openbaring 6 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Openbaring 6

 De eerste vier zegelen. De vier paarden met hun ruiters
1 Καὶ εἶδον ὅτε ἤνοιξε τὸ ἀρνίον μίαν ἐκ τῶν σφραγίδων, καὶ ἤκουσα ἑνὸς ἐκ τῶν τεσσάρων ζώων λέγοντος, ὡς φωνῆς βροντῆς, Ἔρχου καὶ βλέπε. 1 EN ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie.
2 καὶ εἶδον, καὶ ἰδού, ἵππος λευκός, καὶ ὁ καθήμενος ἐπ’ αὐτῷ ἔχων τόξον· καὶ ἐδόθη αὐτῷ στέφανος, καὶ ἐξῆλθε νικῶν, καὶ ἵνα νικήσῃ. 2 En ik zag, en zie, aeen wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwon. a Openb. 19:11. verwijsteksten
3 Καὶ ὅτε ἤνοιξε τὴν δευτέραν σφραγῖδα, ἤκουσα τοῦ δευτέρου ζώου λέγοντος, Ἔρχου καὶ βλέπε. 3 En toen Het het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie.
4 καὶ ἐξῆλθεν ἄλλος ἵππος πυρρός· καὶ τῷ καθημένῳ ἐπ’ αὐτῷ ἐδόθη αὐτῷ λαβεῖν τὴν εἰρήνην ἀπὸ τῆς γῆς, καὶ ἵνα ἀλλήλους σφάξωσι· καὶ ἐδόθη αὐτῷ μάχαιρα μεγάλη. 4 En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien die daarop zat, werd macht gegeven den vrede te nemen van de aarde, en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven.
5 Καὶ ὅτε ἤνοιξε τὴν τρίτην σφραγῖδα, ἤκουσα τοῦ τρίτου ζώου λέγοντος, Ἔρχου καὶ βλέπε. καὶ εἶδον, καὶ ἰδού, ἵππος μέλας, καὶ ὁ καθήμενος ἐπ’ αὐτῷ ἔχων ζυγὸν ἐν τῇ χειρὶ αὐτοῦ. 5 En toen Het het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie. En ik zag, en zie, een zwart paard, en die daarop zat, had een weegschaal in zijn hand.
6 καὶ ἤκουσα φωνὴν ἐν μέσῳ τῶν τεσσάρων ζώων λέγουσαν, Χοῖνιξ σίτου δηναρίου, καὶ τρεῖς χοίνικες κριθῆς δηναρίου· καὶ τὸ ἔλαιον καὶ τὸν οἶνον μὴ ἀδικήσῃς. 6 En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en bbeschadig de olie en den wijn niet. b Openb. 9:4. verwijsteksten
7 Καὶ ὅτε ἤνοιξε τὴν σφραγῖδα τὴν τετάρτην, ἤκουσα φωνὴν τοῦ τετάρτου ζώου λέγουσαν, Ἔρχου καὶ βλέπε. 7 En toen Het het vierde zegel geopend had, hoorde ik een stem van het vierde dier, die zeide: Kom en zie.
8 καὶ εἶδον, καὶ ἰδού, ἵππος χλωρός, καὶ ὁ καθήμενος ἐπάνω αὐτοῦ, ὄνομα αὐτῷ ὁ θάνατος, καὶ ὁ ᾅδης ἀκολουθεῖ μετ’ αὐτοῦ. καὶ ἐδόθη αὐτοῖς ἐξουσία ἀποκτεῖναι ἐπὶ τὸ τέταρτον τῆς γῆς ἐν ῥομφαίᾳ καὶ ἐν λιμῷ καὶ ἐν θανάτῳ, καὶ ὑπὸ τῶν θηρίων τῆς γῆς. 8 En ik zag, en zie, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood, en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard en met honger en met den dood en door de wilde beesten der aarde.
  
Het vijfde zegel. De zielen onder het altaar
9 Καὶ ὅτε ἤνοιξε τὴν πέμπτην σφραγῖδα, εἶδον ὑποκάτω τοῦ θυσιαστηρίου τὰς ψυχὰς τῶν ἐσφαγμένων διὰ τὸν λόγον τοῦ Θεοῦ, καὶ διὰ τὴν μαρτυρίαν ἣν εἶχον, 9 En toen Het het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar cde zielen dergenen die gedood waren om het Woord Gods, en dom de getuigenis die zij hadden. c Openb. 20:4. d Openb. 19:10. verwijsteksten
10 καὶ ἔκραζον φωνῇ μεγάλῃ, λέγοντες, Ἕως πότε, ὁ δεσπότης, ὁ ἅγιος καὶ ὁ ἀληθινός, οὐ κρίνεις καὶ ἐκδικεῖς τὸ αἷμα ἡμῶν ἀπὸ τῶν κατοικούντων ἐπὶ τῆς γῆς; 10 En zij riepen met grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen die op de aarde wonen?
11 καὶ ἐδόθησαν ἑκάστοις στολαὶ λευκαί, καὶ ἐρρέθη αὐτοῖς ἵνα ἀναπαύσωνται ἔτι χρόνον μικρόν, ἕως οὗ πληρώσονται καὶ οἱ σύνδουλοι αὐτῶν καὶ οἱ ἀδελφοὶ αὐτῶν, οἱ μέλλοντες ἀποκτείνεσθαι ὡς καὶ αὐτοί. 11 En aan een iegelijk werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd dat zij nog een kleinen tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden gelijk als zij.
  
Het zesde zegel. Hemel en aarde aangetast
12 Καὶ εἶδον ὅτε ἤνοιξε τὴν σφραγῖδα τὴν ἕκτην, καὶ ἰδού, σεισμὸς μέγας ἐγένετο, καὶ ὁ ἥλιος ἐγένετο μέλας ὡς σάκκος τρίχινος, καὶ ἡ *σελήνη ἐγένετο ὡς αἷμα,
* σελήνη St, B-edd, Elz, Sc, M-pt | σελήνη ὅλη B-edd, M-pt
12 En ik zag, toen Het het zesde zegel geopend had, en zie, er werd een grote aardbeving; een de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed. e Hand. 2:20. verwijsteksten
13 καὶ οἱ ἀστέρες τοῦ οὐρανοῦ ἔπεσαν εἰς τὴν γῆν, ὡς συκῆ βάλλει τοὺς ὀλύνθους αὐτῆς, ὑπὸ μεγάλου ἀνέμου σειομένη. 13 En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgenboom zijn onrijpe vijgen afwerpt, als hij van een groten wind geschud wordt.
14 καὶ οὐρανὸς ἀπεχωρίσθη ὡς βιβλίον εἱλισσόμενον, καὶ πᾶν ὄρος καὶ νῆσος ἐκ τῶν τόπων αὐτῶν ἐκινήθησαν. 14 En de hemel is weggeweken, als een boek dat toegerold wordt; en alle bergen en eilanden zijn bewogen uit hun plaatsen.
15 καὶ οἱ βασιλεῖς τῆς γῆς, καὶ οἱ μεγιστᾶνες, καὶ οἱ πλούσιοι, καὶ οἱ χιλίαρχοι, καὶ οἱ δυνατοί, καὶ πᾶς δοῦλος καὶ πᾶς ἐλεύθερος, ἔκρυψαν ἑαυτοὺς εἰς τὰ σπήλαια καὶ εἰς τὰς πέτρας τῶν ὀρέων, 15 En de koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten over duizend, en de machtigen, en alle dienstknechten, en alle vrijen verborgen zichzelven in de spelonken en in de steenrotsen der bergen,
16 καὶ λέγουσι τοῖς ὄρεσι καὶ ταῖς πέτραις, Πέσετε ἐφ’ ἡμᾶς, καὶ κρύψατε ἡμᾶς ἀπὸ προσώπου τοῦ καθημένου ἐπὶ τοῦ θρόνου, καὶ ἀπὸ τῆς ὀργῆς τοῦ ἀρνίου· 16 En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: fValt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen Die op den troon zit, en van den toorn des Lams; f Jes. 2:19. Hos. 10:8. Luk. 23:30. Openb. 9:6. verwijsteksten
17 ὅτι ἦλθεν ἡ ἡμέρα ἡ μεγάλη τῆς ὀργῆς αὐτοῦ, καὶ τίς δύναται σταθῆναι; 17 Want de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan?

Einde Openbaring 6