Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Openbaring 18 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Openbaring 18

 De verkondiging van Babylons val
1 Καὶ μετὰ ταῦτα εἶδον *ἄλλον ἄγγελον καταβαίνοντα ἐκ τοῦ οὐρανοῦ, ἔχοντα ἐξουσίαν μεγάλην· καὶ ἡ γῆ ἐφωτίσθη ἐκ τῆς δόξης αὐτοῦ.
* ἄλλον ἄγγελον B-edd, Sc, M | ἄγγελον St, B-edd, Elz
1 EN na dezen zag ik een anderen engel afkomen uit den hemel, hebbende grote macht, en de aarde is verlicht geworden van zijn heerlijkheid.
2 καὶ ἔκραξεν ἐν ἰσχύϊ, φωνῇ μεγάλῃ, λέγων, Ἔπεσεν ἔπεσε Βαβυλὼν ἡ μεγάλη, καὶ ἐγένετο κατοικητήριον δαιμόνων, καὶ φυλακὴ παντὸς πνεύματος ἀκαθάρτου, καὶ φυλακὴ παντὸς ὀρνέου ἀκαθάρτου καὶ μεμισημένου. 2 En hij riep krachtiglijk met een grote stem, zeggende: aZij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon, en is geworden been woonstede der duivelen, en een bewaarplaats van alle onreine geesten, en een bewaarplaats van alle onrein en hatelijk cgevogelte; a Jes. 21:9. Jer. 51:8. Openb. 14:8. b Jes. 13:21; 34:14. Jer. 50:39. c Jes. 34:11. verwijsteksten
3 ὅτι ἐκ τοῦ οἴνου τοῦ θυμοῦ τῆς πορνείας αὐτῆς πέπωκε πάντα τὰ ἔθνη, καὶ οἱ βασιλεῖς τῆς γῆς μετ’ αὐτῆς ἐπόρνευσαν, καὶ οἱ ἔμποροι τῆς γῆς ἐκ τῆς δυνάμεως τοῦ στρήνους αὐτῆς ἐπλούτησαν. 3 Dewijl uit den dwijn des toorns harer hoererij alle volken gedronken hebben, een de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben, en de kooplieden der aarde rijk zijn geworden uit de kracht harer weelde. d Openb. 14:8. e Openb. 17:2. verwijsteksten
4 Καὶ ἤκουσα ἄλλην φωνὴν ἐκ τοῦ οὐρανοῦ, λέγουσαν, Ἐξέλθετε ἐξ αὐτῆς ὁ λαός μου, ἵνα μὴ συγκοινωνήσητε ταῖς ἁμαρτίαις αὐτῆς, καὶ ἵνα μὴ λάβητε ἐκ τῶν πληγῶν αὐτῆς· 4 En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: fGaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt. f Gen. 19:12. Jes. 48:20; 52:11. Jer. 51:6, 45. 2 Kor. 6:17. verwijsteksten
5 ὅτι *ἠκολούθησαν αὐτῆς αἱ ἁμαρτίαι ἄχρι τοῦ οὐρανοῦ, καὶ ἐμνημόνευσεν ὁ Θεὸς τὰ ἀδικήματα αὐτῆς.
* ἠκολούθησαν St, B, Elz | ἐκολλήθησαν Sc, M
5 Want haar zonden zijn de ene op de andere gevolgd tot den hemel toe, en God is harer ongerechtigheden ggedachtig geworden. g Openb. 16:19. verwijsteksten
6 ἀπόδοτε αὐτῇ ὡς καὶ αὐτὴ ἀπέδωκεν ὑμῖν, καὶ διπλώσατε αὐτῇ διπλᾶ κατὰ τὰ ἔργα αὐτῆς· ἐν τῷ ποτηρίῳ ᾧ ἐκέρασε κεράσατε αὐτῇ διπλοῦν. 6 Vergeldt haar gelijk als zij ulieden vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel naar haar werken; in den drinkbeker hwaarin zij geschonken heeft, schenkt haar dubbel. h Openb. 14:10. verwijsteksten
7 ὅσα ἐδόξασεν ἑαυτὴν καὶ ἐστρηνίασε, τοσοῦτον δότε αὐτῇ βασανισμὸν καὶ πένθος· ὅτι ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτῆς λέγει, Κάθημαι βασίλισσα, καὶ χήρα οὐκ εἰμί, καὶ πένθος οὐ μὴ ἴδω. 7 Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar hart: iIk zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien. i Jes. 47:8. verwijsteksten
8 διὰ τοῦτο ἐν μιᾷ ἡμέρᾳ ἥξουσιν αἱ πληγαὶ αὐτῆς, θάνατος καὶ πένθος καὶ λιμός, καὶ ἐν πυρὶ κατακαυθήσεται, ὅτι ἰσχυρὸς Κύριος ὁ Θεὸς ὁ κρίνων αὐτήν. 8 kDaarom zullen haar plagen op één dag komen, namelijk dood en rouw en honger, en zij zal lmet vuur verbrand worden; want sterk is de Heere God, Die haar oordeelt. k 2 Thess. 2:8. l Openb. 17:16. verwijsteksten
  
De weeklachten over Babylons val
9 καὶ κλαύσονται αὐτήν, καὶ κόψονται ἐπ’ αὐτῇ οἱ βασιλεῖς τῆς γῆς οἱ μετ’ αὐτῆς πορνεύσαντες καὶ στρηνιάσαντες, ὅταν βλέπωσι τὸν καπνὸν τῆς πυρώσεως αὐτῆς, 9 mEn de koningen der aarde, die met haar gehoereerd en weelde gehad hebben, zullen haar bewenen en rouw over haar bedrijven, wanneer zij nden rook van haar brand zullen zien, m vers 3. Openb. 17:2. n vers 18. verwijsteksten
10 ἀπὸ μακρόθεν ἑστηκότες διὰ τὸν φόβον τοῦ βασανισμοῦ αὐτῆς, λέγοντες, Οὐαί, οὐαί, ἡ πόλις ἡ μεγάλη Βαβυλών, ἡ πόλις ἡ ἰσχυρά, ὅτι ἐν μιᾷ ὥρᾳ ἦλθεν ἡ κρίσις σου. 10 Van verre staande uit vrees van haar pijniging, zeggende: oWee, wee de grote stad Babylon, de sterke stad! Want uw oordeel is in één ure gekomen. o Jes. 21:9. Jer. 51:1. Openb. 14:8. verwijsteksten
11 καὶ οἱ ἔμποροι τῆς γῆς κλαίουσι καὶ πενθοῦσιν ἐπ’ αὐτῇ, ὅτι τὸν γόμον αὐτῶν οὐδεὶς ἀγοράζει οὐκέτι· 11 En de kooplieden der aarde zullen wenen en rouw maken over haar, omdat niemand hun waar meer koopt:
12 γόμον χρυσοῦ, καὶ ἀργύρου, καὶ λίθου τιμίου, καὶ μαργαρίτου, καὶ βύσσου, καὶ πορφύρας, καὶ σηρικοῦ, καὶ κοκκίνου· καὶ πᾶν ξύλον θύϊνον, καὶ πᾶν σκεῦος ἐλεφάντινον, καὶ πᾶν σκεῦος ἐκ ξύλου τιμιωτάτου, καὶ χαλκοῦ, καὶ σιδήρου, καὶ μαρμάρου· 12 Waar van goud en van zilver, en van kostelijk gesteente en van parelen, en van fijn lijnwaad en van purper en van zijde en van scharlaken, en allerlei welriekend hout, en allerlei ivoren vaten, en allerlei vaten van het kostelijkste hout, en van koper, en van ijzer en van marmersteen;
13 καὶ κινάμωμον, καὶ θυμιάματα, καὶ μύρον, καὶ λίβανον, καὶ οἶνον, καὶ ἔλαιον, καὶ σεμίδαλιν, καὶ σῖτον, καὶ κτήνη, καὶ πρόβατα· καὶ ἵππων, καὶ ῥεδῶν, καὶ σωμάτων· καὶ ψυχὰς ἀνθρώπων. 13 En kaneel en reukwerk en welriekende zalf en wierook, en wijn en olie, en meelbloem en tarwe, en lastbeesten en schapen; en van paarden en van koetswagens, en van lichamen, en pde zielen der mensen. p Ez. 27:13. verwijsteksten
14 καὶ ἡ ὀπώρα τῆς ἐπιθυμίας τῆς ψυχῆς σου ἀπῆλθεν ἀπὸ σοῦ, καὶ πάντα τὰ λιπαρὰ καὶ τὰ λαμπρὰ ἀπῆλθεν ἀπὸ σοῦ, καὶ οὐκέτι οὐ μὴ εὑρήσῃς αὐτά. 14 En de vrucht der begeerlijkheid uwer ziel is van u weggegaan, en al wat lekker en wat heerlijk was, is van u weggegaan, en gij zult datzelve niet meer vinden.
15 οἱ ἔμποροι τούτων, οἱ πλουτήσαντες ἀπ’ αὐτῆς, ἀπὸ μακρόθεν στήσονται διὰ τὸν φόβον τοῦ βασανισμοῦ αὐτῆς, κλαίοντες καὶ πενθοῦντες, 15 De kooplieden dezer dingen, die rijk geworden waren van haar, zullen van verre staan uit vrees van haar pijniging, wenende en rouw makende,
16 καὶ λέγοντες, Οὐαί, οὐαί, ἡ πόλις ἡ μεγάλη, ἡ περιβεβλημένη βύσσινον καὶ πορφυροῦν καὶ κόκκινον, καὶ *κεχρυσωμένη ἐν χρυσῷ καὶ λίθῳ τιμίῳ καὶ μαργαρίταις· ὅτι μιᾷ ὥρᾳ ἠρημώθη ὁ τοσοῦτος πλοῦτος.
* κεχρυσωμένη St, B-edd, Sc, M | κεχρυσωμένοι B-edd, Elz
16 En zeggende: Wee, wee de grote stad, qdie bekleed was met fijn lijnwaad en purper en scharlaken, en versierd met goud en met kostelijk gesteente en met parelen; want in één ure is zo grote rijkdom verwoest. q Openb. 17:4. verwijsteksten
17 καὶ πᾶς κυβερνήτης, καὶ πᾶς ἐπὶ τῶν πλοίων ὁ ὅμιλος, καὶ ναῦται, καὶ ὅσοι τὴν θάλασσαν ἐργάζονται, ἀπὸ μακρόθεν ἔστησαν, 17 En alle stuurlieden, en al het volk op de schepen, en bootsgezellen, en allen die ter zee handelen, stonden van verre,
18 καὶ ἔκραζον, ὁρῶντες τὸν καπνὸν τῆς πυρώσεως αὐτῆς, λέγοντες, Τίς ὁμοία τῇ πόλει τῇ μεγάλῃ; 18 En riepen, ziende rden rook van haar brand, en zeggende: sWat stad was deze grote stad gelijk? r vers 9. Jes. 34:10. s Openb. 13:4. verwijsteksten
19 καὶ ἔβαλον χοῦν ἐπὶ τὰς κεφαλὰς αὐτῶν, καὶ ἔκραζον κλαίοντες καὶ πενθοῦντες, λέγοντες, Οὐαί, οὐαί, ἡ πόλις ἡ μεγάλη, ἐν ᾗ ἐπλούτησαν πάντες οἱ ἔχοντες πλοῖα ἐν τῇ θαλάσσῃ ἐκ τῆς τιμιότητος αὐτῆς, ὅτι μιᾷ ὥρᾳ ἠρημώθη. 19 En zij wierpen stof op hun hoofden, en riepen, wenende en rouw bedrijvende, zeggende: Wee, wee de grote stad, in dewelke allen die schepen in de zee hadden, van haar kostelijkheid rijk geworden zijn; want zij is in één ure verwoest geworden.
20 εὐφραίνου ἐπ’ αὐτήν, οὐρανέ, καὶ οἱ ἅγιοι ἀπόστολοι, καὶ οἱ προφῆται, ὅτι ἔκρινεν ὁ Θεὸς τὸ κρίμα ὑμῶν ἐξ αὐτῆς. 20 Bedrijf vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen en gij profeten, want God heeft uw oordeel taan haar geoordeeld. t Openb. 19:2. verwijsteksten
  
Babylon zal nimmermeer verrijzen
21 Καὶ ἦρεν εἷς ἄγγελος ἰσχυρὸς λίθον ὡς μύλον μέγαν, καὶ ἔβαλεν εἰς τὴν θάλασσαν, λέγων, Οὕτως ὁρμήματι βληθήσεται Βαβυλὼν ἡ μεγάλη πόλις, καὶ οὐ μὴ εὑρεθῇ ἔτι. 21 En een sterke engel hief een steen op als een groten molensteen, en wierp dien in de zee, zeggende: vAldus zal de grote stad Babylon met geweld geworpen worden, en zal niet meer worden gevonden. v Jer. 51:64. verwijsteksten
22 καὶ φωνὴ κιθαρῳδῶν καὶ μουσικῶν καὶ αὐλητῶν καὶ σαλπιστῶν οὐ μὴ ἀκουσθῇ ἐν σοὶ ἔτι, καὶ πᾶς τεχνίτης πάσης τέχνης οὐ μὴ εὑρεθῇ ἐν σοὶ ἔτι, καὶ φωνὴ μύλου οὐ μὴ ἀκουσθῇ ἐν σοὶ ἔτι, 22 xEn de stem der citerspelers en der zangers en der fluiters en der bazuiners zal niet meer in u gehoord worden; en geen kunstenaar van enige kunst zal meer in u gevonden worden; en ygeen geluid des molens zal in u meer gehoord worden. x Jer. 25:10. Ez. 26:13. y Jer. 25:10. verwijsteksten
23 καὶ φῶς λύχνου οὐ μὴ φανῇ ἐν σοὶ ἔτι, καὶ φωνὴ νυμφίου καὶ νύμφης οὐ μὴ ἀκουσθῇ ἐν σοὶ ἔτι· ὅτι οἱ ἔμποροί σου ἦσαν οἱ μεγιστᾶνες τῆς γῆς· ὅτι ἐν τῇ φαρμακείᾳ σου ἐπλανήθησαν πάντα τὰ ἔθνη. 23 En het licht der kaars zal in u niet meer schijnen; zen de stem eens bruidegoms en ener bruid zal in u niet meer gehoord worden; want uw kooplieden waren de groten der aarde, want door uw toverij zijn alle volken verleid geweest. z Jer. 7:34; 16:9; 25:10. verwijsteksten
24 καὶ ἐν αὐτῇ αἷμα προφητῶν καὶ ἁγίων εὑρέθη, καὶ πάντων τῶν ἐσφαγμένων ἐπὶ τῆς γῆς. 24 En in dezelve is gevonden ahet bloed der profeten en der heiligen en al dergenen die gedood zijn op de aarde. a Openb. 17:6. verwijsteksten

Einde Openbaring 18