Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Het gericht over Babylon |
1 Καὶ ἦλθεν εἷς ἐκ τῶν ἑπτὰ ἀγγέλων τῶν ἐχόντων τὰς ἑπτὰ φιάλας, καὶ ἐλάλησε μετ’ ἐμοῦ, λέγων μοι, Δεῦρο, δείξω σοι τὸ κρίμα τῆς πόρνης τῆς μεγάλης, τῆς καθημένης ἐπὶ τῶν ὑδάτων τῶν πολλῶν· | | 1 EN een uit de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, kwam en sprak met mij, en zeide tot mij: Kom herwaarts, ik zal u tonen het oordeel der grote hoer, die daar zit op vele wateren; |
2 μεθ’ ἧς ἐπόρνευσαν οἱ βασιλεῖς τῆς γῆς, καὶ ἐμεθύσθησαν ἐκ τοῦ οἴνου τῆς πορνείας αὐτῆς οἱ κατοικοῦντες τὴν γῆν. | | 2 aMet welke de koningen der aarde gehoereerd hebben, en die de aarde bewonen zijn dronken geworden van den wijn harer hoererij. a Openb. 18:3. a Openb. 18:3 Dewijl uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken gedronken hebben, en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben, en de kooplieden der aarde rijk zijn geworden uit de kracht harer weelde. |
3 καὶ ἀπήνεγκέ με εἰς ἔρημον ἐν πνεύματι· καὶ εἶδον γυναῖκα καθημένην ἐπὶ θηρίον κόκκινον, γέμον ὀνομάτων βλασφημίας, ἔχον κεφαλὰς ἑπτὰ καὶ κέρατα δέκα. | | 3 En hij bracht mij weg in een woestijn, in den geest; en ik zag een vrouw, zittende op een scharlakenrood bbeest, dat vol was van namen der godslastering, en had zeven hoofden en tien hoornen. b vers 8. Openb. 13:1. b vers 8 Het beest dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest dat was en niet is, hoewel het is. Openb. 13:1 EN ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van godslastering. |
4 καὶ ἡ γυνὴ *ἦν περιβεβλημένη πορφύρᾳ καὶ κοκκίνῳ, καὶ κεχρυσωμένη χρυσῷ καὶ λίθῳ τιμίῳ καὶ μαργαρίταις, ἔχουσα χρυσοῦν ποτήριον ἐν τῇ χειρὶ αὐτῆς, γέμον βδελυγμάτων καὶ ἀκαθάρτητος πορνείας αὐτῆς, * ἦν B-edd, Sc, M | ἡ St, B-edd, Elz | | 4 En de vrouw was cbekleed met purper en scharlaken, en versierd met goud en kostelijk gesteente en parelen, en had in haar hand een gouden drinkbeker, vol van gruwelen en van onreinheid harer hoererij. c Openb. 18:16. c Openb. 18:16 En zeggende: Wee, wee de grote stad, die bekleed was met fijn lijnwaad en purper en scharlaken, en versierd met goud en met kostelijk gesteente en met parelen; want in één ure is zo grote rijkdom verwoest. |
5 καὶ ἐπὶ τὸ μέτωπον αὐτῆς ὄνομα γεγραμμένον, Μυστήριον, Βαβυλὼν ἡ μεγάλη, ἡ μήτηρ τῶν πορνῶν καὶ τῶν βδελυγμάτων τῆς γῆς. | | 5 En op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelijk
dVerborgenheid, het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde. d 2 Thess. 2:7. d 2 Thess. 2:7 Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden. |
6 καὶ εἶδον τὴν γυναῖκα μεθύουσαν ἐκ τοῦ αἵματος τῶν ἁγίων, καὶ ἐκ τοῦ αἵματος τῶν μαρτύρων Ἰησοῦ. καὶ ἐθαύμασα, ἰδὼν αὐτήν, θαῦμα μέγα. | | 6 En ik zag dat de vrouw dronken was van ehet bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus. En ik verwonderde mij, als ik haar zag, met grote verwondering. e Openb. 18:24. e Openb. 18:24 En in dezelve is gevonden het bloed der profeten en der heiligen en al dergenen die gedood zijn op de aarde. |
7 καὶ εἶπέ μοι ὁ ἄγγελος, Διατί ἐθαύμασας; ἐγώ σοι ἐρῶ τὸ μυστήριον τῆς γυναικός, καὶ τοῦ θηρίου τοῦ βαστάζοντος αὐτήν, τοῦ ἔχοντος τὰς ἑπτὰ κεφαλὰς καὶ τὰ δέκα κέρατα. | | 7 En de engel zeide tot mij: Waarom verwondert gij u? Ik zal u zeggen de verborgenheid van de vrouw en van het beest dat haar draagt, hetwelk de zeven hoofden heeft en de tien hoornen. |
8 *θηρίον, ὃ εἶδες, ἦν, καὶ οὐκ ἔστι, καὶ μέλλει ἀναβαίνειν ἐκ τῆς ἀβύσσου, καὶ εἰς ἀπώλειαν ὑπάγειν. καὶ θαυμάσονται οἱ κατοικοῦντες ἐπὶ τῆς γῆς (ὧν οὐ γέγραπται τὰ ὀνόματα ἐπὶ τὸ βιβλίον τῆς ζωῆς ἀπὸ καταβολῆς κόσμου), βλέποντες τὸ θηρίον ὅ, τι ἦν, καὶ οὐκ ἔστι, καίπερ ἔστιν. * θηρίον St, B, Elz | τὸ θηρίον Sc, M | | 8 Het beest dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (fwelker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest dat was en niet is, hoewel het is. f Ex. 32:32. Filipp. 4:3. Openb. 13:8. f Ex. 32:32 Nu dan, indien Gij hun zonde vergeven zult! Doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt. Filipp. 4:3 En ik bid ook u, gij mijn oprechte metgezel, zijt dezen vrouwen
behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evangelie, ook met Clemens en de andere mijn medearbeiders, welker namen zijn in het boek des levens. Openb. 13:8 En allen die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld. |
9 ὧδε ὁ νοῦς ὁ ἔχων σοφίαν. αἱ ἑπτὰ κεφαλαὶ ὄρη εἰσὶν ἑπτά, ὅπου ἡ γυνὴ κάθηται ἐπ’ αὐτῶν. | | 9 Hier is het verstand gdat wijsheid heeft. hDe zeven hoofden zijn zeven bergen, op welke de vrouw zit, g Openb. 13:18. h Openb. 13:1. g Openb. 13:18 Hier is de wijsheid: die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig. h Openb. 13:1 EN ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van godslastering. |
10 καὶ βασιλεῖς ἑπτά εἰσιν· οἱ πέντε ἔπεσαν, καὶ ὁ εἷς ἔστιν, ὁ ἄλλος οὔπω ἦλθε· καί, ὅταν ἔλθῃ, ὀλίγον αὐτὸν δεῖ μεῖναι. | | 10 En zijn ook zeven koningen: de vijf zijn gevallen, en de een is; de ander is nog niet gekomen, en wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij een weinig tijds blijven. |
11 καὶ τὸ θηρίον ὃ ἦν, καὶ οὐκ ἔστι, καὶ αὐτὸς ὄγδοός ἐστι, καὶ ἐκ τῶν ἑπτά ἐστι, καὶ εἰς ἀπώλειαν ὑπάγει. | | 11 En het beest, dat was en niet is, die is ook de achtste koning, en is uit de zeven, en gaat ten verderve. |
12 καὶ τὰ δέκα κέρατα, ἃ εἶδες, δέκα βασιλεῖς εἰσίν, οἵτινες βασιλείαν οὔπω ἔλαβον, ἀλλ’ ἐξουσίαν ὡς βασιλεῖς μίαν ὥραν λαμβάνουσι μετὰ τοῦ θηρίου. | | 12 En ide tien hoornen die gij gezien hebt, zijn tien koningen, die het koninkrijk nog niet hebben ontvangen, maar als koningen macht ontvangen op één ure met het beest. i Dan. 7:20. Openb. 13:1. i Dan. 7:20 En aangaande de tien hoornen die op zijn hoofd waren, en den anderen die opkwam, en voor denwelken drie afgevallen waren, namelijk dien hoorn die ogen had en een mond die grote dingen sprak, en welks aanzien groter was dan van zijn metgezellen; Openb. 13:1 EN ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van godslastering. |
13 οὗτοι μίαν γνώμην ἔχουσι, καὶ τὴν δύναμιν καὶ τὴν ἐξουσίαν ἑαυτῶν τῷ θηρίῳ διαδιδώσουσιν. | | 13 Dezen hebben enerlei mening, en zullen hun kracht en macht het beest overgeven. |
14 οὗτοι μετὰ τοῦ ἀρνίου πολεμήσουσι, καὶ τὸ ἀρνίον νικήσει αὐτούς (ὅτι Κύριος κυρίων ἐστὶ καὶ Βασιλεὺς βασιλέων), καὶ οἱ μετ’ αὐτοῦ, κλητοὶ καὶ ἐκλεκτοὶ καὶ πιστοί. | | 14 Dezen kzullen tegen het Lam krijgen, en het Lam zal hen overwinnen (lwant Het is een Heere der heren en een Koning der koningen), en die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen. k Openb. 16:14. l 1 Tim. 6:15. Openb. 19:16. k Openb. 16:14 Want het zijn geesten der duivelen, en zij doen tekenen, welke uitgaan tot de koningen der aarde en der gehele wereld, om die te vergaderen tot den krijg van dien groten dag des almachtigen Gods. l 1 Tim. 6:15 Welke te zijner tijd vertonen zal de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heren, Openb. 19:16 En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij dezen Naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren. |
15 καὶ λέγει μοι, Τὰ ὕδατα, ἃ εἶδες, οὗ ἡ πόρνη κάθηται, λαοὶ καὶ ὄχλοι εἰσί, καὶ ἔθνη καὶ γλῶσσαι. | | 15 En hij zeide tot mij: mDe wateren die gij gezien hebt, waar de hoer zit, zijn volken en scharen en natiën en tongen. m Jes. 8:7. m Jes. 8:7 Daarom, zie, zo zal de Heere over hen doen opkomen die sterke en geweldige wateren der rivier, den koning van Assyrië en al zijn heerlijkheid; en hij zal opkomen over al zijn stromen en gaan over al
zijn oevers, |
16 καὶ τὰ δέκα κέρατα, ἃ εἶδες, ἐπὶ τὸ θηρίον, οὗτοι μισήσουσι τὴν πόρνην, καὶ ἠρημωμένην ποιήσουσιν αὐτὴν καὶ γυμνήν, καὶ τὰς σάρκας αὐτῆς φάγονται, καὶ αὐτὴν κατακαύσουσιν ἐν πυρί. | | 16 En de tien hoornen die gij gezien hebt op het beest, die zullen de hoer haten, en zullen haar woest maken en naakt, en zij zullen haar vlees eten, en zullen haar nmet vuur verbranden. n Openb. 18:8. n Openb. 18:8 Daarom zullen haar plagen op één dag komen, namelijk dood en rouw en honger, en zij zal met vuur verbrand worden; want sterk is de Heere God, Die haar oordeelt. |
17 ὁ γὰρ Θεὸς ἔδωκεν εἰς τὰς καρδίας αὐτῶν ποιῆσαι τὴν γνώμην αὐτοῦ, καὶ ποιῆσαι μίαν γνώμην, καὶ δοῦναι τὴν βασιλείαν αὐτῶν τῷ θηρίῳ, ἄχρι τελεσθῇ τὰ ῥήματα τοῦ Θεοῦ. | | 17 Want God heeft hun in hun harten gegeven, dat zij Zijn mening doen, en dat zij enerlei mening doen, en dat zij hun koninkrijk het beest geven, totdat de woorden Gods voleindigd zullen zijn. |
18 καὶ ἡ γυνή, ἣν εἶδες, ἐστὶν ἡ πόλις ἡ μεγάλη, ἡ ἔχουσα βασιλείαν ἐπὶ τῶν βασιλέων τῆς γῆς. | | 18 En de vrouw die gij gezien hebt, is ode grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde. o Openb. 16:19. o Openb. 16:19 En de grote stad is in drie delen gescheurd, en de steden der heidenen zijn gevallen. En het grote Babylon is gedacht geworden voor God, om haar te geven den drinkbeker van den wijn des toorns Zijner gramschap. |