Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De twee getuigen |
1 Καὶ ἐδόθη μοι κάλαμος ὅμοιος ῥάβδῳ, *καὶ ὁ ἄγγελος εἱστήκει, λέγων, Ἔγειραι, καὶ μέτρησον τὸν ναὸν τοῦ Θεοῦ, καὶ τὸ θυσιαστήριον, καὶ τοὺς προσκυνοῦντας ἐν αὐτῷ. * καὶ ὁ ἄγγελος εἱστήκει, λέγων B, Elz, Sc | λέγων St, M-pt | καὶ εἱστήκει ὁ ἄγγελος, λέγων M-pt | | 1 ENa mij werd een rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de Engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods en het altaar, en degenen die daarin aanbidden. a Ez. 40:3, enz.; 41; 42; 43. a Ez. 40:3 Als Hij mij daarheen gebracht had, zie, zo was er een Man, Wiens gedaante was als de gedaante van koper; en in Zijn hand was een linnen snoer en een meetriet; en Hij stond in de poort. Ezechiël 41 VOORTS bracht Hij mij tot den tempel; en Hij mat de posten, zes ellen de breedte van deze en zes ellen de breedte van gene zijde, de breedte der tent; Ezechiël 42 DAARNA bracht Hij mij uit tot het buitenste voorhof, den weg naar den weg van het noorden; en Hij bracht mij tot de kamers die tegenover de afgesneden plaats en die tegenover het gebouw tegen het noorden waren: Ezechiël 43 TOEN leidde Hij mij tot de poort, de poort die den weg naar het oosten zag. |
2 καὶ τὴν αὐλὴν τὴν *ἔξωθεν τοῦ ναοῦ ἔκβαλε ἔξω, καὶ μὴ αὐτὴν μετρήσῃς, ὅτι ἐδόθη τοῖς ἔθνεσι· καὶ τὴν πόλιν τὴν ἁγίαν πατήσουσι μῆνας τεσσαράκοντα δύο. * ἔξωθεν B, Elz, Sc, M-pt | ἔσωθεν St, M-pt (SV-kt) | | 2 En laat het voorhof dat van buiten den tempel is, uit, en meet dat niet, want het is den heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden btwee en veertig maanden. b Openb. 13:5. b Openb. 13:5 En hetzelve werd een mond gegeven om grote dingen en godslasteringen te spreken; en hetzelve werd macht gegeven om zulks te doen twee en veertig maanden. |
3 καὶ δώσω τοῖς δυσὶ μάρτυσί μου, καὶ προφητεύσουσιν ἡμέρας χιλίας διακοσίας ἑξήκοντα περιβεβλημένοι σάκκους. | | 3 En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed. |
4 οὗτοί εἰσιν αἱ δύο ἐλαῖαι, καὶ *δύο λυχνίαι αἱ ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ τῆς γῆς ἑστῶσαι. * δύο St, B, Elz, M-pt | αἱ δύο Sc, M-pt | | 4 cDezen zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor den God der aarde staan. c Zach. 4:3, 14. c Zach. 4:3 En twee olijfbomen daarnevens, een ter rechterzijde van het oliekruikje, en een tot deszelfs linkerzijde. Zach. 4:14 Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der ganse aarde staan. |
5 καὶ εἴ τις αὐτοὺς θέλῃ ἀδικῆσαι, πῦρ ἐκπορεύεται ἐκ τοῦ στόματος αὐτῶν, καὶ κατεσθίει τοὺς ἐχθροὺς αὐτῶν· καὶ εἴ τις αὐτοὺς θέλῃ ἀδικῆσαι, οὕτω δεῖ αὐτὸν ἀποκτανθῆναι. | | 5 En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan en zal hun vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood worden. |
6 οὗτοι ἔχουσιν ἐξουσίαν κλεῖσαι τὸν οὐρανόν, ἵνα μὴ βρέχῃ ὑετὸς ἐν ἡμέραις αὐτῶν τῆς προφητείας· καὶ ἐξουσίαν ἔχουσιν ἐπὶ τῶν ὑδάτων, στρέφειν αὐτὰ εἰς αἷμα, καὶ πατάξαι τὴν γῆν πάσῃ πληγῇ, ὁσάκις ἐὰν θελήσωσι. | | 6 dDezen hebben macht den hemel te sluiten, opdat geen regen regene in de dagen hunner profetering; en zij hebben macht over de wateren, eom die in bloed te verkeren, en de aarde te slaan met allerlei plaag, zo menigmaal als zij zullen willen. d 1 Kon. 17:1. e Exodus 7; 8; 9; 10; 12. d 1 Kon. 17:1 EN Elía, de Tisbiet, van de inwoners van Gilead, zeide tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israëls, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord. e Exodus 7 TOEN zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over Farao; en Aäron, uw broeder, zal uw profeet zijn. Exodus 8 DAARNA zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen. Exodus 9 DAARNA zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en spreek tot hem: Alzo zegt de HEERE, de God der Hebreeën: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene. Exodus 10 DAARNA zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao; want Ik heb zijn hart verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat Ik deze Mijn tekenen in het midden van hem zette; Exodus 12 DE HEERE nu had tot Mozes en tot Aäron in Egypteland gesproken, zeggende: |
7 καὶ ὅταν τελέσωσι τὴν μαρτυρίαν αὐτῶν, τὸ θηρίον τὸ ἀναβαῖνον ἐκ τῆς ἀβύσσου ποιήσει πόλεμον μετ’ αὐτῶν, καὶ νικήσει αὐτούς, καὶ ἀποκτενεῖ αὐτούς. | | 7 fEn als zij hun getuigenis zullen geëindigd hebben, zal het beest dat guit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen en zal hen doden. f Dan. 7:21. Openb. 13:7. g Openb. 13:11. f Dan. 7:21 Ik had gezien dat dezelve hoorn krijg voerde tegen de heiligen, en dat hij die overmocht, Openb. 13:7 En hetzelve werd macht gegeven om den heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen; en hetzelve werd macht gegeven over alle geslacht en taal en volk. g Openb. 13:11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. |
8 καὶ τὰ πτώματα αὐτῶν ἐπὶ τῆς πλατείας πόλεως τῆς μεγάλης, ἥτις καλεῖται πνευματικῶς Σόδομα καὶ Αἴγυπτος, ὅπου καὶ ὁ Κύριος ἡμῶν ἐσταυρώθη. | | 8 En hun dode lichamen zullen liggen
op de straat hder grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sódom en Egypte, alwaar ook onze Heere gekruist is. h Openb. 17:2, 5; 18:10. h Openb. 17:2 Met welke de koningen der aarde gehoereerd hebben, en die de aarde bewonen zijn dronken geworden van den wijn harer hoererij. Openb. 17:5 En op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelijk
Verborgenheid, het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde. Openb. 18:10 Van verre staande uit vrees van haar pijniging, zeggende: Wee, wee de grote stad Babylon, de sterke stad! Want uw oordeel is in één ure gekomen. |
9 καὶ βλέψουσιν ἐκ τῶν λαῶν καὶ φυλῶν καὶ γλωσσῶν καὶ ἐθνῶν τὰ πτώματα αὐτῶν ἡμέρας τρεῖς καὶ ἥμισυ, καὶ τὰ πτώματα αὐτῶν οὐκ ἀφήσουσι τεθῆναι εἰς μνήματα. | | 9 En de mensen uit de volken en geslachten en talen en natiën zullen hun dode lichamen zien drie dagen en een halven, en zullen niet toelaten dat hun dode lichamen in graven gelegd worden. |
10 καὶ οἱ κατοικοῦντες ἐπὶ τῆς γῆς χαροῦσιν ἐπ’ αὐτοῖς, καὶ εὐφρανθήσονται, καὶ δῶρα πέμψουσιν ἀλλήλοις, ὅτι οὗτοι οἱ δύο προφῆται ἐβασάνισαν τοὺς κατοικοῦντας ἐπὶ τῆς γῆς. | | 10 En die op de aarde wonen, die zullen verblijd zijn over hen, en zullen vreugde bedrijven, en zullen elkander geschenken zenden; omdat deze twee profeten degenen die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. |
11 καὶ μετὰ τὰς τρεῖς ἡμέρας καὶ ἥμισυ, πνεῦμα ζωῆς ἐκ τοῦ Θεοῦ εἰσῆλθεν ἐπ’ αὐτούς, καὶ ἔστησαν ἐπὶ τοὺς πόδας αὐτῶν, καὶ φόβος μέγας ἔπεσεν ἐπὶ τοὺς θεωροῦντας αὐτούς. | | 11 En na die drie dagen en een halven is een geest des levens uit God in hen gegaan, en zij stonden op hun voeten; en er is grote vrees gevallen op degenen die hen aanschouwden. |
12 καὶ ἤκουσαν φωνὴν μεγάλην ἐκ τοῦ οὐρανοῦ, λέγουσαν αὐτοῖς, Ἀνάβητε ὧδε. καὶ ἀνέβησαν εἰς τὸν οὐρανὸν ἐν τῇ νεφέλῃ, καὶ ἐθεώρησαν αὐτοὺς οἱ ἐχθροὶ αὐτῶν. | | 12 En zij hoorden een grote stem uit den hemel, die tot hen zeide: Komt herwaarts op. En zij voeren op naar den hemel in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. |
13 καὶ ἐν ἐκείνῃ τῇ ὥρᾳ ἐγένετο σεισμὸς μέγας, καὶ τὸ δέκατον τῆς πόλεως ἔπεσε, καὶ ἀπεκτάνθησαν ἐν τῷ σεισμῷ ὀνόματα ἀνθρώπων, χιλιάδες ἑπτά· καὶ οἱ λοιποὶ ἔμφοβοι ἐγένοντο, καὶ ἔδωκαν δόξαν τῷ Θεῷ τοῦ οὐρανοῦ. | | 13 En in diezelve ure geschiedde een grote aardbeving, en het tiende deel der stad is gevallen, en er zijn in de aardbeving gedood zevenduizend namen van mensen; en de overigen zijn zeer bevreesd geworden en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven. |
14 Ἡ οὐαὶ ἡ δευτέρα ἀπῆλθεν· *ἰδού, ἡ οὐαὶ ἡ τρίτη ἔρχεται ταχύ. * ἰδού St, B-edd, Elz, M | καὶ ἰδού B-edd, Sc | | 14 Het tweede wee is weggegaan; zie, ihet derde wee komt haast. i Openb. 8:13; 9:12; 15:1. i Openb. 8:13 En ik zag, en ik hoorde een engel vliegen in het midden des hemels, zeggende met grote stem: Wee, wee, wee dengenen die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen der bazuin der drie engelen die nog bazuinen zullen. Openb. 9:12 Het ene wee is weggegaan; zie, er komen nog twee weeën na dezen. Openb. 15:1 EN ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel, namelijk
zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geëindigd. |
| | De zevende bazuin. Grote stemmen in den hemel |
15 Καὶ ὁ ἕβδομος ἄγγελος ἐσάλπισε, καὶ ἐγένοντο φωναὶ μεγάλαι ἐν τῷ οὐρανῷ, λέγουσαι, Ἐγένοντο αἱ βασιλεῖαι τοῦ κόσμου, τοῦ Κυρίου ἡμῶν, καὶ τοῦ Χριστοῦ αὐτοῦ, καὶ βασιλεύσει εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων. | | 15 En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. |
16 καὶ οἱ εἴκοσι καὶ τέσσαρες πρεσβύτεροι οἱ ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ καθήμενοι ἐπὶ τοὺς θρόνους αὐτῶν, ἔπεσαν ἐπὶ τὰ πρόσωπα αὐτῶν, καὶ προσεκύνησαν τῷ Θεῷ, | | 16 En de vier en twintig ouderlingen, die voor God zitten op hun tronen, vielen neder op hun aangezichten en aanbaden God, |
17 λέγοντες, Εὐχαριστοῦμέν σοι, Κύριε ὁ Θεὸς ὁ παντοκράτωρ, ὁ ὢν καὶ ὁ ἦν καὶ ὁ ἐρχόμενος, ὅτι εἴληφας τὴν δύναμίν σου τὴν μεγάλην, καὶ ἐβασίλευσας. | | 17 Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, kDie is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen en als Koning hebt geheerst; k Openb. 1:4, 8; 4:8; 16:5. k Openb. 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: Genade zij u en vrede van Hem Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn; Openb. 1:8 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige. Openb. 4:8 En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelf zes vleugelen rondom, en waren vanbinnen vol ogen; en hebben geen rust dag en nacht, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, en Die is, en Die komen zal. Openb. 16:5 En ik hoorde den engel der wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig, Heere, Die is, en Die was, en Die zijn zal, dat Gij dit geoordeeld hebt; |
18 καὶ τὰ ἔθνη ὠργίσθησαν, καὶ ἦλθεν ἡ ὀργή σου, καὶ ὁ καιρὸς τῶν νεκρῶν κριθῆναι, καὶ δοῦναι τὸν μισθὸν τοῖς δούλοις σου τοῖς προφήταις καὶ τοῖς ἁγίοις καὶ τοῖς φοβουμένοις τὸ ὄνομά σου, τοῖς μικροῖς καὶ τοῖς μεγάλοις, καὶ διαφθεῖραι τοὺς διαφθείροντας τὴν γῆν. | | 18 En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden om geoordeeld te worden, en om het loon te geven Uw dienstknechten, den profeten en den heiligen en dengenen die Uw Naam vrezen, den kleinen en den groten; en om te verderven degenen die de aarde verdierven. |
19 Καὶ ἠνοίγη ὁ ναὸς τοῦ Θεοῦ ἐν τῷ οὐρανῷ, καὶ ὤφθη ἡ κιβωτὸς τῆς διαθήκης αὐτοῦ ἐν τῷ ναῷ αὐτοῦ· καὶ ἐγένοντο ἀστραπαὶ καὶ φωναὶ καὶ βρονταὶ καὶ σεισμὸς καὶ χάλαζα μεγάλη. | | 19 En de tempel Gods in den hemel is lgeopend geworden, en de Ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen en stemmen en donderslagen en aardbeving en grote hagel. l Openb. 15:5. l Openb. 15:5 En na dezen zag ik, en zie, de tempel van den tabernakel der getuigenis in den hemel werd geopend. |