Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De Engel met het boeksken |
1 Καὶ εἶδον ἄλλον ἄγγελον ἰσχυρὸν καταβαίνοντα ἐκ τοῦ οὐρανοῦ, περιβεβλημένον νεφέλην, καὶ ἶρις ἐπὶ τῆς κεφαλῆς, καὶ τὸ πρόσωπον αὐτοῦ ὡς ὁ ἥλιος, καὶ οἱ πόδες αὐτοῦ ὡς στύλοι πυρός· | | 1 EN ik zag een anderen sterken Engel afkomende van den hemel, Die bekleed was met een wolk; en een regenboog was boven Zijn hoofd, en Zijn aangezicht was als ade zon, en Zijn voeten waren als bpilaren van vuur. a Matth. 17:2. b Openb. 1:15. a Matth. 17:2 En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen werden wit gelijk het licht. b Openb. 1:15 En Zijn voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven; en Zijn stem als een stem van vele wateren. |
2 καὶ εἶχεν ἐν τῇ χειρὶ αὐτοῦ βιβλαρίδιον ἀνεῳγμένον· καὶ ἔθηκε τὸν πόδα αὐτοῦ τὸν δεξιὸν ἐπὶ τὴν θάλασσαν, τὸν δὲ εὐώνυμον ἐπὶ τὴν γῆν, | | 2 En Hij had in Zijn hand een boeksken dat geopend was; en Hij zette Zijn rechtervoet op de zee, en den linker op de aarde. |
3 καὶ ἔκραξε φωνῇ μεγάλῃ ὥσπερ λέων μυκᾶται· καὶ ὅτε ἔκραξεν, ἐλάλησαν αἱ ἑπτὰ βρονταὶ τὰς ἑαυτῶν φωνάς. | | 3 En Hij riep met een grote stem, gelijkerwijs een leeuw brult; en als Hij geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun stemmen. |
4 καὶ ὅτε ἐλάλησαν αἱ ἑπτὰ βρονταὶ τὰς φωνὰς ἑαυτῶν, ἔμελλον γράφειν· καὶ ἤκουσα φωνὴν ἐκ τοῦ οὐρανοῦ, λέγουσάν μοι, Σφράγισον ἃ ἐλάλησαν αἱ ἑπτὰ βρονταί, καὶ μὴ ταῦτα γράψῃς. | | 4 En toen de zeven donderslagen hun stemmen gesproken hadden, zo zou ik ze geschreven hebben; en ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: cVerzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben, en schrijf dat niet. c Dan. 8:26; 12:4. c Dan. 8:26 Het gezicht nu van avond en morgen, dat er gezegd is, is de waarheid; en gij, sluit dit gezicht toe, want er zijn nog vele dagen toe. Dan. 12:4 En gij, Daniël, sluit deze woorden toe en verzegel dit boek tot den tijd van het einde; velen zullen het naspeuren en de wetenschap zal vermenigvuldigd worden. |
5 καὶ ὁ ἄγγελος ὃν εἶδον ἑστῶτα ἐπὶ τῆς θαλάσσης καὶ ἐπὶ τῆς γῆς ἦρε τὴν χεῖρα αὐτοῦ εἰς τὸν οὐρανόν, | | 5 dEn de Engel Dien ik zag staan op de zee en op de aarde, hief Zijn hand op naar den hemel; d Dan. 12:7. d Dan. 12:7 En ik hoorde dien Man, bekleed met linnen, Die boven op het water van de rivier was, en Hij hief Zijn rechter- en Zijn linkerhand op naar den hemel, en zwoer bij Dien Die eeuwiglijk leeft, dat na een bestemden tijd, bestemde tijden, en een helft, en als Hij zal voleind hebben te verstrooien de hand des heiligen volks, al deze dingen voleind zullen worden. |
6 καὶ ὤμοσεν ἐν τῷ ζῶντι εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων, ὃς ἔκτισε τὸν οὐρανὸν καὶ τὰ ἐν αὐτῷ, καὶ τὴν γῆν καὶ τὰ ἐν αὐτῇ, καὶ τὴν θάλασσαν καὶ τὰ ἐν αὐτῇ, ὅτι χρόνος οὐκ ἔσται ἔτι· | | 6 En Hij zwoer bij Dien Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, edat er geen tijd meer zal zijn; e Openb. 11:15. e Openb. 11:15 En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. |
7 ἀλλὰ ἐν ταῖς ἡμέραις τῆς φωνῆς τοῦ ἑβδόμου ἀγγέλου, ὅταν μέλλῃ σαλπίζειν, *καὶ τελεσθῇ τὸ μυστήριον τοῦ Θεοῦ, ὡς εὐηγγέλισε τοῖς ἑαυτοῦ δούλοις τοῖς προφήταις. * καὶ τελεσθῇ St, B-edd, Elz, Sc, M-pt | τελεσθήσεται B-edd | καὶ ἐτελέσθη M-pt | | 7 Maar in de dagen der stem des zevenden engels, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, den profeten, verkondigd heeft. |
8 καὶ ἡ φωνὴ ἣν ἤκουσα ἐκ τοῦ οὐρανοῦ, πάλιν λαλοῦσα μετ’ ἐμοῦ, καὶ λέγουσα, Ὕπαγε, λάβε τὸ βιβλαρίδιον τὸ ἠνεῳγμένον ἐν τῇ χειρὶ ἀγγέλου τοῦ ἑστῶτος ἐπὶ τῆς θαλάσσης καὶ ἐπὶ τῆς γῆς. | | 8 En de stem die ik gehoord had uit den hemel, sprak wederom met mij en zeide: Ga heen, neem het boeksken dat geopend en in de hand is des Engels Die op de zee en op de aarde staat. |
9 καὶ ἀπῆλθον πρὸς τὸν ἄγγελον, λέγων αὐτῷ, Δός μοι τὸ βιβλαρίδιον. καὶ λέγει μοι, Λάβε καὶ κατάφαγε αὐτό· καὶ πικρανεῖ σου τὴν κοιλίαν, ἀλλ’ ἐν τῷ στόματί σου ἔσται γλυκὺ ὡς μέλι. | | 9 En ik ging heen tot den Engel, zeggende tot Hem: Geef mij dat boeksken. En Hij zeide tot mij: fNeem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing. f Ez. 3:1. f Ez. 3:1 DAARNA zeide Hij tot mij: Mensenkind, eet wat gij vinden zult; eet deze rol en ga, spreek tot het huis Israëls. |
10 καὶ ἔλαβον τὸ βιβλαρίδιον ἐκ τῆς χειρὸς τοῦ ἀγγέλου, καὶ κατέφαγον αὐτό, καὶ ἦν ἐν τῷ στόματί μου ὡς μέλι, γλυκύ· καὶ ὅτε ἔφαγον αὐτό, ἐπικράνθη ἡ κοιλία μου. | | 10 En ik nam dat boeksken uit de hand des Engels, en ik at dat op; en het was in mijn mond zoet als honing, en als ik het gegeten had, werd mijn buik bitter. |
11 καὶ λέγει μοι, Δεῖ σε πάλιν προφητεῦσαι ἐπὶ λαοῖς καὶ ἔθνεσι καὶ γλώσσαις καὶ βασιλεῦσι πολλοῖς. | | 11 En Hij zeide tot mij: Gij moet wederom profeteren voor vele volken en natiën en talen en koningen. |