Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Opschrift |
1 Ἀποκάλυψις Ἰησοῦ Χριστοῦ, ἣν ἔδωκεν αὐτῷ ὁ Θεὸς δεῖξαι τοῖς δούλοις αὐτοῦ, ἃ δεῖ γενέσθαι ἐν τάχει, καὶ ἐσήμανεν ἀποστείλας διὰ τοῦ ἀγγέλου αὐτοῦ τῷ δούλῳ αὐτοῦ Ἰωάννῃ, | | 1 DE openbaring van JEZUS CHRISTUS, die God Hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen die haast geschieden moeten, en die Hij door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; |
2 ὃς ἐμαρτύρησε τὸν λόγον τοῦ Θεοῦ καὶ τὴν μαρτυρίαν Ἰησοῦ Χριστοῦ, ὅσα τε εἶδε. | | 2 Dewelke het Woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. |
3 μακάριος ὁ ἀναγινώσκων, καὶ οἱ ἀκούοντες τοὺς λόγους τῆς προφητείας καὶ τηροῦντες τὰ ἐν αὐτῇ γεγραμμένα· ὁ γὰρ καιρὸς ἐγγύς. | | 3 aZalig is hij die leest en zijn zij die horen de woorden dezer profetie, en die bewaren hetgeen in dezelve geschreven is; bwant de tijd is nabij. a Openb. 22:7. b Openb. 22:10. a Openb. 22:7 Zie, Ik kom haastelijk; zalig is hij die de woorden der profetie dezes boeks bewaart. b Openb. 22:10 En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden der profetie dezes boeks niet; want de tijd is nabij. |
| | Zegengroet aan de zeven gemeenten |
4 Ἰωάννης ταῖς ἑπτὰ ἐκκλησίαις ταῖς ἐν τῇ Ἀσίᾳ· χάρις ὑμῖν καὶ εἰρήνη ἀπὸ τοῦ ὁ ὢν καὶ ὁ ἦν καὶ ὁ ἐρχόμενος· καὶ ἀπὸ τῶν ἑπτὰ πνευμάτων ἅ ἐστιν ἐνώπιον τοῦ θρόνου αὐτοῦ· | | 4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: Genade zij u en vrede van Hem cDie is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn; c vers 8. Ex. 3:14. Openb. 4:8; 11:17; 16:5. c vers 8 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige. Ex. 3:14 En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL. Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden. Openb. 4:8 En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelf zes vleugelen rondom, en waren vanbinnen vol ogen; en hebben geen rust dag en nacht, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, en Die is, en Die komen zal. Openb. 11:17 Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen en als Koning hebt geheerst; Openb. 16:5 En ik hoorde den engel der wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig, Heere, Die is, en Die was, en Die zijn zal, dat Gij dit geoordeeld hebt; |
5 καὶ ἀπὸ Ἰησοῦ Χριστοῦ, ὁ μάρτυς ὁ πιστός, ὁ πρωτότοκος ἐκ τῶν νεκρῶν, καὶ ὁ ἄρχων τῶν βασιλέων τῆς γῆς. τῷ ἀγαπήσαντι ἡμᾶς, καὶ λούσαντι ἡμᾶς ἀπὸ τῶν ἁμαρτιῶν ἡμῶν ἐν τῷ αἵματι αὐτοῦ· | | 5 En van Jezus Christus, dDie de getrouwe Getuige is, ede Eerstgeborene uit de doden, en de Overste van de koningen der aarde. Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft fin Zijn bloed, d Jes. 55:4. Openb. 3:14. e 1 Kor. 15:20. Kol. 1:18. f Hand. 20:28. Hebr. 9:12, 14. 1 Petr. 1:19. 1 Joh. 1:7. Openb. 5:9. d Jes. 55:4 Zie, Ik heb Hem tot een Getuige der volken gegeven, een Vorst en Gebieder der volken. Openb. 3:14 En schrijf aan den engel van de gemeente der Laodicenzen: Dit zegt de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: e 1 Kor. 15:20 Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en
is de Eersteling geworden dergenen die ontslapen zijn. Kol. 1:18 En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente, Hij Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn. f Hand. 20:28 Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. Hebr. 9:12 Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. Hebr. 9:14 Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw consciëntie reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen! 1 Petr. 1:19 Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam; 1 Joh. 1:7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Openb. 5:9 En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en taal en volk en natie; |
6 καὶ ἐποίησεν ἡμᾶς βασιλεῖς καὶ ἱερεῖς τῷ Θεῷ καὶ Πατρὶ αὐτοῦ· αὐτῷ ἡ δόξα καὶ τὸ κράτος εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων. ἀμήν. | | 6 En Die ons gemaakt heeft gtot koningen en hpriesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. g 1 Petr. 2:9. Openb. 5:10. h Rom. 12:1. 1 Petr. 2:5. g 1 Petr. 2:9 Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; Openb. 5:10 En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen heersen op de aarde. h Rom. 12:1 IK bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en
Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. 1 Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot
een geestelijk huis, tot
een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. |
7 ἰδού, ἔρχεται μετὰ τῶν νεφελῶν, καὶ ὄψεται αὐτὸν πᾶς ὀφθαλμός, καὶ οἵτινες αὐτὸν ἐξεκέντησαν· καὶ κόψονται ἐπ’ αὐτὸν πᾶσαι αἱ φυλαὶ τῆς γῆς. ναί, ἀμήν. | | 7 Zie, iHij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen kdie Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. i Dan. 7:13. Matth. 24:30; 25:31. Hand. 1:11. 1 Thess. 1:10. 2 Thess. 1:10. Jud. vs. 14. k Zach. 12:10. Joh. 19:37. i Dan. 7:13 Verder
zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen. Matth. 24:30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. Matth. 25:31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. Hand. 1:11 Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. 1 Thess. 1:10 En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, namelijk Jezus, Die ons verlost van den toekomenden toorn. 2 Thess. 1:10 Wanneer Hij zal gekomen zijn om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag. Jud. vs. 14 En van dezen heeft ook Henoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, k Zach. 12:10 Doch over het huis Davids en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden, en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben; en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. Joh. 19:37 En wederom zegt een andere Schrift: Zij zullen zien in Welken zij gestoken hebben. |
8 Ἐγώ εἰμι τὸ Α καὶ τὸ Ω, ἀρχὴ καὶ τέλος, λέγει ὁ Κύριος, ὁ ὢν καὶ ὁ ἦν καὶ ὁ ἐρχόμενος, ὁ παντοκράτωρ. | | 8 lIk ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige. l Jes. 41:4; 44:6. Openb. 21:6; 22:13. l Jes. 41:4 Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met de laatsten ben Ik Dezelfde. Jes. 44:6 Zo zegt de HEERE, de Koning Israëls, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God. Openb. 21:6 En Hij sprak tot mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet. Openb. 22:13 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste. |
| | Christus verschijnt aan Johannes |
9 Ἐγὼ Ἰωάννης, ὁ καὶ ἀδελφὸς ὑμῶν καὶ συγκοινωνὸς ἐν τῇ θλίψει καὶ ἐν τῇ βασιλείᾳ καὶ ὑπομονῇ Ἰησοῦ Χριστοῦ, ἐγενόμην ἐν τῇ νήσῳ τῇ καλουμένῃ Πάτμῳ, διὰ τὸν λόγον τοῦ Θεοῦ καὶ διὰ τὴν μαρτυρίαν Ἰησοῦ Χριστοῦ. | | 9 Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en medegenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was in het eiland genaamd Patmos, om het Woord Gods en om de getuigenis van Jezus Christus. |
10 ἐγενόμην ἐν πνεύματι ἐν τῇ Κυριακῇ ἡμέρᾳ· καὶ ἤκουσα ὀπίσω μου φωνὴν μεγάλην ὡς σάλπιγγος, | | 10 En ik was min den geest op den dag des Heeren, en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin, m Openb. 4:2. m Openb. 4:2 En terstond werd ik in den geest; en zie, er was een troon gezet in den hemel, en er zat Een op den troon. |
11 λεγούσης, Ἐγώ εἰμι τὸ Α καὶ τὸ Ω, ὁ πρῶτος καὶ ὁ ἔσχατος· καί, Ὃ βλέπεις γράψον εἰς βιβλίον, καὶ πέμψον ταῖς *ἑπτὰ ἐκκλησίαις ταῖς ἐν Ἀσίᾳ, εἰς Ἔφεσον, καὶ εἰς Σμύρναν, καὶ εἰς Πέργαμον, καὶ εἰς Θυάτειρα, καὶ εἰς Σάρδεις, καὶ εἰς Φιλαδέλφειαν, καὶ εἰς Λαοδίκειαν. * ἑπτὰ ἐκκλησίαις B-edd, Sc, M | ἐκκλησίαις St, B-edd, Elz | | 11 Zeggende: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste; en: Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek, en zend het aan de zeven gemeenten die in Azië zijn, namelijk tot Éfeze, en tot Smyrna, en tot Pérgamum, en tot Thyatíra, en tot Sardis, en tot Filadélfia, en tot Laodicéa. |
12 καὶ ἐπέστρεψα βλέπειν τὴν φωνὴν ἥτις ἐλάλησε μετ’ ἐμοῦ. καὶ ἐπιστρέψας εἶδον ἑπτὰ λυχνίας χρυσᾶς, | | 12 En ik keerde mij om, om te zien de stem die met mij gesproken had; en mij omgekeerd hebbende, zag ik zeven gouden kandelaren; |
13 καὶ ἐν μέσῳ τῶν ἑπτὰ λυχνιῶν ὅμοιον Υἱῷ ἀνθρώπου, ἐνδεδυμένον ποδήρη, καὶ περιεζωσμένον πρὸς τοῖς μαστοῖς ζώνην χρυσῆν. | | 13 En in het midden van de zeven kandelaren Een, nden Zoon des mensen gelijk zijnde, bekleed met een lang kleed tot de voeten, en oomgord aan de borsten met een gouden gordel; n Ez. 1:26. Dan. 7:13. Openb. 14:14. o Openb. 15:6. n Ez. 1:26 En boven het uitspansel hetwelk was boven hun hoofden, was de gelijkenis eens troons, als de gedaante van een saffiersteen; en op de gelijkenis des troons was de gelijkenis als de gedaante eens mensen, daar bovenop zijnde. Dan. 7:13 Verder
zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen. Openb. 14:14 En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon, en in Zijn hand een scherpe sikkel. o Openb. 15:6 En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend lijnwaad, en omgord om de borst met gouden gordels. |
14 ἡ δὲ κεφαλὴ αὐτοῦ καὶ αἱ τρίχες λευκαὶ ὡσεὶ ἔριον λευκόν, ὡς χιών· καὶ οἱ ὀφθαλμοὶ αὐτοῦ ὡς φλὸξ πυρός· | | 14 En Zijn hoofd en haar was wit gelijk als pwitte wol, gelijk sneeuw; qen Zijn ogen gelijk een vlam vuurs; p Dan. 7:9. q Openb. 19:12. p Dan. 7:9 Dit zag ik, totdat er tronen gezet werden, en de Oude van dagen Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds als zuivere wol; Zijn troon was vuurvonken, deszelfs raderen een brandend vuur. q Openb. 19:12 En Zijn ogen waren als een vlam vuurs en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een Naam geschreven, dien niemand wist dan Hij Zelf. |
15 καὶ οἱ πόδες αὐτοῦ ὅμοιοι χαλκολιβάνῳ, ὡς ἐν καμίνῳ πεπυρωμένοι· καὶ ἡ φωνὴ αὐτοῦ ὡς φωνὴ ὑδάτων πολλῶν. | | 15 En Zijn voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven; en Zijn stem rals een stem van vele wateren. r Openb. 14:2. r Openb. 14:2 En ik hoorde een stem uit den hemel, als een stem veler wateren en als een stem van een groten donderslag. En ik hoorde een stem van citerspelers, spelende op hun citers; |
16 καὶ ἔχων ἐν τῇ δεξιᾷ αὐτοῦ χειρὶ ἀστέρας ἑπτά· καὶ ἐκ τοῦ στόματος αὐτοῦ ῥομφαία δίστομος ὀξεῖα ἐκπορευομένη· καὶ ἡ ὄψις αὐτοῦ, ὡς ὁ ἥλιος φαίνει ἐν τῇ δυνάμει αὐτοῦ. | | 16 En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging seen tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in haar kracht. s Jes. 49:2. Ef. 6:17. Hebr. 4:12. Openb. 2:16; 19:15. s Jes. 49:2 En Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp zwaard, onder de schaduw Zijner hand heeft Hij Mij bedekt; en Hij heeft Mij tot een zuiveren Pijl gesteld, in Zijn pijlkoker heeft Hij Mij verborgen. Ef. 6:17 En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord; Hebr. 4:12 Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel en des geestes, en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten; Openb. 2:16 Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bijkomen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds. Openb. 19:15 En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods. |
17 καὶ ὅτε εἶδον αὐτόν, ἔπεσα πρὸς τοὺς πόδας αὐτοῦ ὡς νεκρός· καὶ ἐπέθηκε τὴν δεξιὰν αὐτοῦ χεῖρα ἐπ’ ἐμέ, λέγων μοι, Μὴ φοβοῦ· ἐγώ εἰμι ὁ πρῶτος καὶ ὁ ἔσχατος, | | 17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; tIk ben de Eerste en de Laatste; t Jes. 41:4; 44:6; 48:12. t Jes. 41:4 Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met de laatsten ben Ik Dezelfde. Jes. 44:6 Zo zegt de HEERE, de Koning Israëls, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God. Jes. 48:12 Hoor naar Mij, o Jakob, en gij Israël, Mijn geroepene: Ik ben Dezelfde; Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste. |
18 καὶ ὁ ζῶν, καὶ ἐγενόμην νεκρός, καὶ ἰδού, ζῶν εἰμὶ εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων, ἀμήν· καὶ ἔχω τὰς κλεῖς τοῦ ᾅδου καὶ τοῦ θανάτου. | | 18 vEn Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. xEn Ik heb de sleutels der hel en des doods. v Rom. 6:9. x Job 12:14. Jes. 22:22. Openb. 3:7; 20:1. v Rom. 6:9 Wetende dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem. x Job 12:14 Zie, Hij breekt af en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand en er zal niet opengedaan worden. Jes. 22:22 En Ik zal den sleutel van Davids huis op zijn schouder leggen; en hij zal opendoen en niemand zal sluiten, en hij zal sluiten en niemand zal opendoen. Openb. 3:7 En schrijf aan den engel der gemeente die in Filadélfia is: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die den sleutel Davids heeft; Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent: Openb. 20:1 EN ik zag een Engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds en een grote keten in Zijn hand. |
19 γράψον ἃ εἶδες, καὶ ἅ εἰσι, καὶ ἃ μέλλει γίνεσθαι μετὰ ταῦτα· | | 19 Schrijf hetgeen gij gezien hebt, en hetgeen is, en hetgeen geschieden zal na dezen; |
20 τὸ μυστήριον τῶν ἑπτὰ ἀστέρων ὧν εἶδες ἐπὶ τῆς δεξιᾶς μου, καὶ τὰς ἑπτὰ λυχνίας τὰς χρυσᾶς. οἱ ἑπτὰ ἀστέρες ἄγγελοι τῶν ἑπτὰ ἐκκλησιῶν εἰσί· καὶ αἱ ἑπτὰ λυχνίαι ἃς εἶδες ἑπτὰ ἐκκλησίαι εἰσί. | | 20 De verborgenheid der zeven sterren, die gij gezien hebt in Mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren. De zeven sterren zijn yde engelen der zeven gemeenten; en de zeven kandelaren die gij gezien hebt, zijn de zeven gemeenten. y Mal. 2:7. y Mal. 2:7 Want de lippen des priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij is een engel des HEEREN der heirscharen. |