Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Judas – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Ἰούδα τοῦ ἀποστόλου ἐπιστολὴ καθολική

De algemene zendbrief van den apostel Judas

 Opschrift en zegengroet
1 Ἰούδας Ἰησοῦ Χριστοῦ δοῦλος, ἀδελφὸς δὲ Ἰακώβου, τοῖς ἐν Θεῷ Πατρὶ ἡγιασμένοις, καὶ Ἰησοῦ Χριστῷ τετηρημένοις, κλητοῖς· 1 JUDAS, een dienstknecht van JEZUS CHRISTUS, en broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die door God den Vader geheiligd zijn, en door Jezus Christus bewaard:
2 ἔλεος ὑμῖν καὶ εἰρήνη καὶ ἀγάπη πληθυνθείη. 2 Barmhartigheid, en vrede, en liefde zij u vermenigvuldigd.
  
Strijdt voor het geloof
3 Ἀγαπητοί, πᾶσαν σπουδὴν ποιούμενος γράφειν ὑμῖν περὶ τῆς κοινῆς σωτηρίας, ἀνάγκην ἔσχον γράψαι ὑμῖν, παρακαλῶν ἐπαγωνίζεσθαι τῇ ἅπαξ παραδοθείσῃ τοῖς ἁγίοις πίστει. 3 Geliefden, alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven van de gemene zaligheid, zo heb ik noodzaak gehad aan u te schrijven, en u te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is.
4 παρεισέδυσαν γάρ τινες ἄνθρωποι, οἱ πάλαι προγεγραμμένοι εἰς τοῦτο τὸ κρίμα, ἀσεβεῖς, τὴν τοῦ Θεοῦ ἡμῶν χάριν μετατιθέντες εἰς ἀσέλγειαν, καὶ τὸν μόνον δεσπότην Θεόν, καὶ Κύριον ἡμῶν Ἰησοῦν Χριστὸν ἀρνούμενοι. 4 aWant er zijn sommige mensen ingeslopen, bdie eertijds tot ditzelve oordeel tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade onzes Gods veranderen in ontuchtigheid, en den enigen Heerser, God, en onzen Heere Jezus Christus verloochenen. a 2 Petr. 2:1. b 1 Petr. 2:8. 2 Petr. 2:3. verwijsteksten
5 Ὑπομνῆσαι δὲ ὑμᾶς βούλομαι, εἰδότας ὑμᾶς ἅπαξ τοῦτο, ὅτι ὁ Κύριος, λαὸν ἐκ γῆς Αἰγύπτου σώσας, τὸ δεύτερον τοὺς μὴ πιστεύσαντας ἀπώλεσεν. 5 Maar ik wil u indachtig maken, als die dit eenmaal weet, dat de Heere het volk uit Egypteland verlost hebbende, cwederom degenen die niet geloofden, verdorven heeft. c Num. 14:29; 26:64, 65. Ps. 106:26. 1 Kor. 10:5. Hebr. 3:17. verwijsteksten
6 ἀγγέλους τε τοὺς μὴ τηρήσαντας τὴν ἑαυτῶν ἀρχήν, ἀλλὰ ἀπολιπόντας τὸ ἴδιον οἰκητήριον, εἰς κρίσιν μεγάλης ἡμέρας δεσμοῖς ἀϊδίοις ὑπὸ ζόφον τετήρηκεν. 6 dEn de engelen die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, eheeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard; d 2 Petr. 2:4. e 2 Petr. 2:4. verwijsteksten
7 ὡς Σόδομα καὶ Γόμορρα, καὶ αἱ περὶ αὐτὰς πόλεις, τὸν ὅμοιον τούτοις τρόπον ἐκπορνεύσασαι, καὶ ἀπελθοῦσαι ὀπίσω σαρκὸς ἑτέρας, πρόκεινται δεῖγμα, πυρὸς αἰωνίου δίκην ὑπέχουσαι. 7 fGelijk Sódom en Gomórra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. f Gen. 19:24. Deut. 29:23. Jes. 13:19. Jer. 50:40. Ez. 16:49. Hos. 11:8. Amos 4:11. Luk. 17:29. 2 Petr. 2:6. verwijsteksten
  
Wee over de dwaalleraars
8 ὁμοίως μέντοι καὶ οὗτοι ἐνυπνιαζόμενοι σάρκα μὲν μιαίνουσι, κυριότητα δὲ ἀθετοῦσι, δόξας δὲ βλασφημοῦσιν. 8 Desgelijks evenwel ook dezen, in slaap gebracht zijnde, verontreinigen het vlees, en verwerpen de heerschappij, en lasteren de heerlijkheden.
9 ὁ δὲ Μιχαὴλ ὁ ἀρχάγγελος, ὅτε τῷ διαβόλῳ διακρινόμενος διελέγετο περὶ τοῦ Μωσέως σώματος, οὐκ ἐτόλμησε κρίσιν ἐπενεγκεῖν βλασφημίας, ἀλλ’ εἶπεν, Ἐπιτιμήσαι σοι Κύριος. 9 Maar gMichaël, de archangel, toen hij met den duivel twistte, en handelde van het lichaam van Mozes, hdurfde geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen, maar zeide: iDe Heere bestraffe u. g Dan. 10:13; 12:1. Openb. 12:7. h 2 Petr. 2:11. i Zach. 3:2. verwijsteksten
10 οὗτοι δὲ ὅσα μὲν οὐκ οἴδασι βλασφημοῦσιν· ὅσα δὲ φυσικῶς, ὡς τὰ ἄλογα ζῶα, ἐπίστανται, ἐν τούτοις φθείρονται. 10 kMaar dezen, hetgeen zij niet weten, dat lasteren zij; en hetgeen zij natuurlijk, als de onredelijke dieren, weten, in hetzelve verderven zij zich. k 2 Petr. 2:12. verwijsteksten
11 οὐαὶ αὐτοῖς· ὅτι τῇ ὁδῷ τοῦ Κάϊν ἐπορεύθησαν, καὶ τῇ πλάνῃ τοῦ Βαλαὰμ μισθοῦ ἐξεχύθησαν, καὶ τῇ ἀντιλογίᾳ τοῦ Κορὲ ἀπώλοντο. 11 Wee hun, want zij zijn den weg van lKaïn ingegaan, en door mde verleiding van het loon van Bíleam zijn zij heengestort, nen zijn door de tegenspreking van Korach vergaan. l Gen. 4:8. 1 Joh. 3:12. m Num. 22:7, 21. 2 Petr. 2:15. n Num. 16:1. verwijsteksten
12 οὗτοί εἰσιν ἐν ταῖς ἀγάπαις ὑμῶν σπιλάδες, *συνευωχούμενοι ὑμῖν, ἀφόβως ἑαυτοὺς ποιμαίνοντες· νεφέλαι ἄνυδροι, ὑπὸ ἀνέμων περιφερόμεναι· δένδρα φθινοπωρινά, ἄκαρπα, δὶς ἀποθανόντα, ἐκριζωθέντα·
* συνευωχούμενοι ὑμῖν B-edd, Sc | συνευωχούμενοι St, B-edd, Elz, M
12 Dezen zijn ovlekken in uw liefdemaaltijden, en als zij met u ter maaltijd zijn, weiden zij zichzelven zonder vrees; zij zijn pwaterloze wolken, die van de winden omgedreven worden; zij zijn als bomen in het afgaan van den herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven, en ontworteld; o 2 Petr. 2:13. p 2 Petr. 2:17. verwijsteksten
13 κύματα ἄγρια θαλάσσης, ἐπαφρίζοντα τὰς ἑαυτῶν αἰσχύνας· ἀστέρες πλανῆται, οἷς ὁ ζόφος τοῦ σκότους εἰς τὸν αἰῶνα τετήρηται. 13 qWilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. q Jes. 57:20. verwijsteksten
14 προεφήτευσε δὲ καὶ τούτοις ἕβδομος ἀπὸ Ἀδὰμ Ἐνώχ, λέγων, Ἰδού, ἦλθε Κύριος ἐν μυριάσιν ἁγίαις αὐτοῦ, 14 En van dezen heeft ook rHenoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: sZie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, r Gen. 5:18. s Dan. 7:10. Hand. 1:11. 1 Thess. 1:10. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. verwijsteksten
15 ποιῆσαι κρίσιν κατὰ πάντων, καὶ ἐξελέγξαι πάντας τοὺς ἀσεβεῖς αὐτῶν περὶ πάντων τῶν ἔργων ἀσεβείας αὐτῶν ὧν ἠσέβησαν, καὶ περὶ πάντων τῶν σκληρῶν ὧν ἐλάλησαν κατ’ αὐτοῦ ἁμαρτωλοὶ ἀσεβεῖς. 15 Om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en tvanwege al de harde woorden die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben. t Matth. 12:36. verwijsteksten
16 οὗτοί εἰσι γογγυσταί, μεμψίμοιροι, κατὰ τὰς ἐπιθυμίας αὐτῶν πορευόμενοι, καὶ τὸ στόμα αὐτῶν λαλεῖ ὑπέρογκα, θαυμάζοντες πρόσωπα ὠφελείας χάριν. 16 Dezen zijn murmureerders, klagers over hun staat, wandelende naar hun begeerlijkheden; ven hun mond spreekt zeer opgeblazen dingen, verwonderende zich over de personen om des voordeels wil. v 2 Petr. 2:18. verwijsteksten
  
De roeping der lezers
17 Ὑμεῖς δέ, ἀγαπητοί, μνήσθητε τῶν ῥημάτων τῶν προειρημένων ὑπὸ τῶν ἀποστόλων τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ· 17 Maar geliefden, gedenkt gij de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onzen Heere Jezus Christus;
18 ὅτι ἔλεγον ὑμῖν, ὅτι ἐν ἐσχάτῳ χρόνῳ ἔσονται ἐμπαῖκται, κατὰ τὰς ἑαυτῶν ἐπιθυμίας πορευόμενοι τῶν ἀσεβειῶν. 18 Dat zij u gezegd hebben xdat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die naar hun goddeloze begeerlijkheden wandelen zullen. x Hand. 20:29. 1 Tim. 4:1. 2 Tim. 3:1; 4:3. 2 Petr. 2:1; 3:3. verwijsteksten
19 οὗτοί εἰσιν οἱ *ἀποδιορίζοντες ἑαυτούς, ψυχικοί, Πνεῦμα μὴ ἔχοντες.
* ἀποδιορίζοντες ἑαυτούς B, Elz, Sc | ἀποδιορίζοντες St, M
19 Dezen zijn het die zichzelven afscheiden, natuurlijke mensen, den Geest niet hebbende.
20 ὑμεῖς δέ, ἀγαπητοί, τῇ ἁγιωτάτῃ ὑμῶν πίστει ἐποικοδομοῦντες ἑαυτούς, ἐν Πνεύματι Ἁγίῳ προσευχόμενοι, 20 Maar geliefden, bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof, biddende in den Heiligen Geest;
21 ἑαυτοὺς ἐν ἀγάπῃ Θεοῦ τηρήσατε, προσδεχόμενοι τὸ ἔλεος τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ εἰς ζωὴν αἰώνιον. 21 Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven.
22 καὶ οὓς μὲν ἐλεεῖτε διακρινόμενοι· 22 En ontfermt u wel over enigen, onderscheid makende;
23 οὓς δὲ ἐν φόβῳ σώζετε, ἐκ τοῦ πυρὸς ἁρπάζοντες, μισοῦντες καὶ τὸν ἀπὸ τῆς σαρκὸς ἐσπιλωμένον χιτῶνα. 23 Maar behoudt anderen door vreze, en grijpt hen uit het vuur; en haat ook den rok die van het vlees bevlekt is.
  
Lofprijzing
24 Τῷ δὲ δυναμένῳ φυλάξαι *ὑμᾶς ἀπταίστους, καὶ στῆσαι κατενώπιον τῆς δόξης αὐτοῦ ἀμώμους ἐν ἀγαλλιάσει,
* ὑμᾶς B, Elz, Sc | αὐτοὺς St, M
24 Hem nu, Die machtig is u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijn heerlijkheid in vreugde,
25 μόνῳ σοφῷ Θεῷ σωτῆρι ἡμῶν, δόξα καὶ μεγαλωσύνη, κράτος καὶ ἐξουσία, καὶ νῦν καὶ εἰς πάντας τοὺς αἰῶνας. ἀμήν. 25 yDen alleen wijzen God onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. y Rom. 16:27. 1 Tim. 1:17. verwijsteksten

Einde Judas