Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De kudde Gods |
1 Πρεσβυτέρους τοὺς ἐν ὑμῖν παρακαλῶ ὁ συμπρεσβύτερος καὶ μάρτυς τῶν τοῦ Χριστοῦ παθημάτων, ὁ καὶ τῆς μελλούσης ἀποκαλύπτεσθαι δόξης κοινωνός· | | 1 DE ouderlingen die onder u zijn, vermaan ik, die een medeouderling en getuige van het lijden van Christus ben, en deelachtig der heerlijkheid die geopenbaard zal worden: |
2 ποιμάνατε τὸ ἐν ὑμῖν ποίμνιον τοῦ Θεοῦ, ἐπισκοποῦντες μὴ ἀναγκαστῶς, ἀλλ’ ἑκουσίως· μηδὲ αἰσχροκερδῶς, ἀλλὰ προθύμως· | | 2 aWeidt de kudde Gods die onder u is, hebbende opzicht daarover, niet uit bedwang, maar gewilliglijk, bnoch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed; a Hand. 20:28. b 1 Tim. 3:3. Tit. 1:7. a Hand. 20:28 Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. b 1 Tim. 3:3 Niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuilgewinzoeker, maar bescheiden, geen vechter, niet geldgierig; Tit. 1:7 Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuilgewinzoeker; |
3 μηδ’ ὡς κατακυριεύοντες τῶν κλήρων, ἀλλὰ τύποι γινόμενοι τοῦ ποιμνίου. | | 3 cNoch als heerschappij voerende over het erfdeel des Heeren, dmaar als
voorbeelden der kudde geworden zijnde. c 2 Kor. 1:24. d Filipp. 3:17. 1 Tim. 4:12. Tit. 2:7. c 2 Kor. 1:24 Niet dat wij heerschappij voeren over uw geloof, maar wij zijn medewerkers uwer blijdschap; want gij staat door het geloof. d Filipp. 3:17 Weest mede mijn navolgers, broeders, en merkt op degenen die alzo wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld hebt. 1 Tim. 4:12 Niemand verachte uw jonkheid; maar zijt een voorbeeld der gelovigen in het woord, in wandel, in liefde, in den geest, in geloof, in reinheid. Tit. 2:7 Betoon uzelven in alles een voorbeeld van goede werken; betoon
in de leer onvervalstheid, deftigheid, oprechtheid, |
4 καὶ φανερωθέντος τοῦ ἀρχιποίμενος, κομιεῖσθε τὸν ἀμαράντινον τῆς δόξης στέφανον. | | 4 En als ede overste Herder verschenen zal zijn, fzo zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid behalen. e Jes. 40:11. Ez. 34:23. Joh. 10:11. Hebr. 13:20. 1 Petr. 2:25. f 1 Kor. 9:25. 2 Tim. 4:8. Jak. 1:12. 1 Petr. 1:4. e Jes. 40:11 Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammekens in Zijn armen vergaderen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden. Ez. 34:23 En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn Knecht David; Die zal hen weiden en Die zal hun tot een Herder zijn. Joh. 10:11 Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen. Hebr. 13:20 De God nu des vredes, Die den groten Herder der schapen door het bloed des eeuwigen testaments uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onzen Heere Jezus Christus, 1 Petr. 2:25 Want gij waart als dwalende schapen, maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen. f 1 Kor. 9:25 En een iegelijk die om prijs strijdt, onthoudt zich in alles. Dezen dan doen wel dit, opdat zij een verderfelijke kroon zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke. 2 Tim. 4:8 Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben. Jak. 1:12 Zalig is de man die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen die Hem liefhebben. 1 Petr. 1:4 Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, |
5 ὁμοίως, νεώτεροι, ὑποτάγητε πρεσβυτέροις· πάντες δὲ ἀλλήλοις ὑποτασσόμενοι, τὴν ταπεινοφροσύνην ἐγκομβώσασθε· ὅτι ὁ Θεὸς ὑπερηφάνοις ἀντιτάσσεται, ταπεινοῖς δὲ δίδωσι χάριν. | | 5 Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; gen zijt allen elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed; hwant God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade. g Rom. 12:10. Filipp. 2:3. h Spr. 3:34. Jak. 4:6. g Rom. 12:10 Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde, met eer de een den ander voorgaande. Filipp. 2:3 Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven. h Spr. 3:34 Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven. Jak. 4:6 Ja, Hij geeft meerdere genade. Daarom zegt de Schrift: God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade. |
6 ταπεινώθητε οὖν ὑπὸ τὴν κραταιὰν χεῖρα τοῦ Θεοῦ, ἵνα ὑμᾶς ὑψώσῃ ἐν καιρῷ, | | 6 iVernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. i Job 22:29. Spr. 29:23. Matth. 23:12. Luk. 14:11. Jak. 4:10. i Job 22:29 Als men iemand vernederen zal en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God
den nederige van ogen behouden. Spr. 29:23 De hoogmoed des mensen zal hem vernederen, maar de nederige van geest zal de eer vasthouden. Matth. 23:12 En wie zichzelven verhogen zal, die zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd worden. Luk. 14:11 Want een iegelijk die zichzelven verhoogt, zal vernederd worden; en die zichzelven vernedert, zal verhoogd worden. Jak. 4:10 Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen. |
7 πᾶσαν τὴν μέριμναν ὑμῶν ἐπιρρίψαντες ἐπ’ αὐτόν, ὅτι αὐτῷ μέλει περὶ ὑμῶν. | | 7 kWerpt al uw bekommernis op Hem, lwant Hij zorgt voor u. k Ps. 55:23. Matth. 6:25. Luk. 12:22. Filipp. 4:6. 1 Tim. 6:8. l 1 Kor. 9:9. Hebr. 13:5. k Ps. 55:23 Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten dat de rechtvaardige wankele. Matth. 6:25 Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten en wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? Luk. 12:22 En Hij zeide tot Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult. Filipp. 4:6 Weest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging, bekend worden bij God. 1 Tim. 6:8 Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn. l 1 Kor. 9:9 Want in de wet van Mozes is geschreven: Gij zult een dorsenden os niet muilbanden. Zorgt ook God voor de ossen? Hebr. 13:5 Uw wandel zij zonder geldgierigheid; en zijt vergenoegd met het tegenwoordige; want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. |
8 νήψατε, γρηγορήσατε, ὅτι ὁ ἀντίδικος ὑμῶν διάβολος, ὡς λέων ὠρυόμενος, περιπατεῖ ζητῶν τίνα καταπίῃ· | | 8 mZijt nuchter en waakt; nwant uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden; m 1 Thess. 5:6. 1 Petr. 1:13; 4:7. n Job 1:7. Luk. 22:31. m 1 Thess. 5:6 Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken en nuchter zijn. 1 Petr. 1:13 Daarom, opschortende de lendenen uws verstands, en
nuchter zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. 1 Petr. 4:7 En het einde aller dingen is nabij; zijt dan nuchter, en waakt in de gebeden. n Job 1:7 Toen zeide de HEERE tot den satan: Vanwaar komt gij? En de satan antwoordde den HEERE en zeide: Van om te trekken op de aarde en van die te doorwandelen. Luk. 22:31 En de Heere zeide: Simon, Simon, zie, de satan heeft ulieden zeer begeerd, om te ziften als de tarwe; |
9 ᾧ ἀντίστητε στερεοὶ τῇ πίστει, εἰδότες τὰ αὐτὰ τῶν παθημάτων τῇ ἐν κόσμῳ ὑμῶν ἀδελφότητι ἐπιτελεῖσθαι. | | 9 oDenwelken wederstaat, vast zijnde in het geloof, wetende dat hetzelfde lijden aan uw broederschap die in de wereld is, volbracht wordt. o Ef. 4:27. Jak. 4:7. o Ef. 4:27 En geeft den duivel geen plaats. Jak. 4:7 Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden. |
| | Groeten en zegenbede |
10 ὁ δὲ Θεὸς πάσης χάριτος, ὁ καλέσας *ἡμᾶς εἰς τὴν αἰώνιον αὐτοῦ δόξαν ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, ὀλίγον παθόντας αὐτὸς καταρτίσαι ὑμᾶς, στηρίξαι, σθενώσαι, θεμελιώσαι. * ἡμᾶς St, B-edd, Elz, Sc | ὑμᾶς B-edd, M | | 10 De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij peen weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke en fundere ulieden. p Hebr. 10:37. 1 Petr. 1:6. p Hebr. 10:37 Want: Nog een zeer weinig tijds, en
Hij Die te komen staat, zal komen en niet vertoeven; 1 Petr. 1:6 In Welken gij u verheugt, nu een weinig tijds (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen; |
11 αὐτῷ ἡ δόξα καὶ τὸ κράτος εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων. ἀμήν. | | 11 Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. |
12 Διὰ Σιλουανοῦ ὑμῖν τοῦ πιστοῦ ἀδελφοῦ, ὡς λογίζομαι, δι’ ὀλίγων ἔγραψα, παρακαλῶν καὶ ἐπιμαρτυρῶν ταύτην εἶναι ἀληθῆ χάριν τοῦ Θεοῦ εἰς ἣν ἑστήκατε. | | 12 Door Silvánus, die u een getrouw broeder is, zo ik acht, heb ik met weinige woorden geschreven, vermanende en betuigende, dat deze is de waarachtige genade Gods, in welke gij staat. |
13 ἀσπάζεται ὑμᾶς ἡ ἐν Βαβυλῶνι συνεκλεκτή, καὶ Μάρκος ὁ υἱός μου. | | 13 U groet de medeuitverkoren gemeente die in Babylon is, en Markus, mijn zoon. |
14 ἀσπάσασθε ἀλλήλους ἐν φιλήματι ἀγάπης. Εἰρήνη ὑμῖν πᾶσι τοῖς ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. ἀμήν. | | 14 Groet elkander qmet een kus der liefde. Vrede zij u allen die in Christus Jezus zijt. Amen. q Rom. 16:16. 1 Kor. 16:20. 2 Kor. 13:12. 1 Thess. 5:26. q Rom. 16:16 Groet elkander met een heiligen kus. De gemeenten van Christus groeten ulieden. 1 Kor. 16:20 U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus. 2 Kor. 13:12 Groet elkander met een heiligen kus. U groeten al de heiligen. 1 Thess. 5:26 Groet al de broeders met een heiligen kus. |