Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Jakobus 4 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Jakobus 4

 Wereldsgezindheid
1 Πόθεν πόλεμοι καὶ μάχαι ἐν ὑμῖν; οὐκ ἐντεῦθεν, ἐκ τῶν ἡδονῶν ὑμῶν τῶν στρατευομένων ἐν τοῖς μέλεσιν ὑμῶν; 1 VANWAAR komen krijgen en vechterijen onder u? Komen zij niet hiervan, namelijk uit uw wellusten, adie in uw leden strijd voeren? a Rom. 7:23. 1 Petr. 2:11. verwijsteksten
2 ἐπιθυμεῖτε, καὶ οὐκ ἔχετε· *φθονεῖτε καὶ ζηλοῦτε, καὶ οὐ δύνασθε ἐπιτυχεῖν· μάχεσθε καὶ πολεμεῖτε, οὐκ ἔχετε δέ, διὰ τὸ μὴ αἰτεῖσθαι ὑμᾶς·
* φθονεῖτε B-edd | φονεύετε St, B-edd, Elz, Sc, M (SV-kt)
2 Gij begeert, en hebt niet; gij benijdt en ijvert naar dingen, en kunt ze niet verkrijgen; gij vecht en voert krijg, doch gij hebt niet, omdat gij niet bidt.
3 αἰτεῖτε, καὶ οὐ λαμβάνετε, διότι κακῶς αἰτεῖσθε, ἵνα ἐν ταῖς ἡδοναῖς ὑμῶν δαπανήσητε. 3 Gij bidt, en gij ontvangt niet, bomdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt. b Matth. 20:22. Rom. 8:26. verwijsteksten
4 μοιχοὶ καὶ μοιχαλίδες, οὐκ οἴδατε ὅτι ἡ φιλία τοῦ κόσμου ἔχθρα τοῦ Θεοῦ ἐστίν; ὃς ἂν οὖν βουληθῇ φίλος εἶναι τοῦ κόσμου, ἐχθρὸς τοῦ Θεοῦ καθίσταται. 4 Overspelers en overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? cZo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand Gods gesteld. c Joh. 15:19. Gal. 1:10. 1 Joh. 2:15. verwijsteksten
5 ἢ δοκεῖτε ὅτι κενῶς ἡ γραφὴ λέγει, Πρὸς φθόνον ἐπιποθεῖ τὸ πνεῦμα ὃ κατῴκησεν ἐν ἡμῖν; 5 Of meent gij dat de Schrift tevergeefs zegt: dDe Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid? d Num. 11:29. verwijsteksten
6 μείζονα δὲ δίδωσι χάριν· διὸ λέγει, Ὁ Θεὸς ὑπερηφάνοις ἀντιτάσσεται, ταπεινοῖς δὲ δίδωσι χάριν. 6 Ja, Hij geeft meerdere genade. Daarom zegt de Schrift: eGod wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade. e Spr. 3:34. 1 Petr. 5:5. verwijsteksten
7 ὑποτάγητε οὖν τῷ Θεῷ· ἀντίστητε τῷ διαβόλῳ, καὶ φεύξεται ἀφ’ ὑμῶν. 7 Zo onderwerpt u dan Gode; fwederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden. f Ef. 4:27. 1 Petr. 5:9. verwijsteksten
8 ἐγγίσατε τῷ Θεῷ, καὶ ἐγγιεῖ ὑμῖν· καθαρίσατε χεῖρας, ἁμαρτωλοί, καὶ ἁγνίσατε καρδίας, δίψυχοι. 8 Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. gReinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen. g Jes. 1:15. verwijsteksten
9 ταλαιπωρήσατε καὶ πενθήσατε καὶ κλαύσατε· ὁ γέλως ὑμῶν εἰς πένθος μεταστραφήτω, καὶ ἡ χαρὰ εἰς κατήφειαν. 9 hGedraagt u als ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren, en uw blijdschap in bedroefdheid. h Matth. 5:4. verwijsteksten
10 ταπεινώθητε ἐνώπιον τοῦ Κυρίου, καὶ ὑψώσει ὑμᾶς. 10 iVernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen. i Job 22:29. Spr. 29:23. Matth. 23:12. Luk. 14:11; 18:14. 1 Petr. 5:6. verwijsteksten
11 Μὴ καταλαλεῖτε ἀλλήλων, ἀδελφοί. ὁ καταλαλῶν ἀδελφοῦ, καὶ κρίνων τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ, καταλαλεῖ νόμου, καὶ κρίνει νόμον· εἰ δὲ νόμον κρίνεις, οὐκ εἶ ποιητὴς νόμου, ἀλλὰ κριτής. 11 Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van zijn broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter.
12 εἷς ἐστιν ὁ νομοθέτης, ὁ δυνάμενος σῶσαι καὶ ἀπολέσαι· σὺ τίς εἶ ὃς κρίνεις τὸν ἕτερον; 12 Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. kDoch wie zijt gij, die een ander oordeelt? k Rom. 14:4. verwijsteksten
  
De onzekerheid des levens
13 Ἄγε νῦν οἱ λέγοντες, Σήμερον *ἢ αὔριον **πορευσόμεθα εἰς τήνδε τὴν πόλιν, καὶ ποιήσομεν ἐκεῖ ἐνιαυτὸν ἕνα, καὶ ἐμπορευσόμεθα, καὶ κερδήσομεν·
* ἢ B, Elz, Sc | καὶ St, M
** πορευσόμεθα (...) ποιήσομεν (...) ἐμπορευσόμεθα (...) κερδήσομεν B, Elz, Sc | πορευσώμεθα (...) ποιήσωμεν (...) ἐμπορευσώμεθα (...) κερδήσωμεν St, M
13 Welaan nu gij die daar zegt: lWij zullen heden of morgen naar zulk een stad reizen, en aldaar een jaar overbrengen, en koopmanschap drijven en winst doen; l Luk. 12:18. verwijsteksten
14 οἵτινες οὐκ ἐπίστασθε τὸ τῆς αὔριον. ποία γὰρ ἡ ζωὴ ὑμῶν; ἀτμὶς γάρ ἐστιν ἡ πρὸς ὀλίγον φαινομένη, ἔπειτα δὲ ἀφανιζομένη. 14 Gij die niet weet wat morgen geschieden zal. mWant hoedanig is uw leven? Want het is een damp, die voor een weinig tijds gezien wordt en daarna verdwijnt. m Jes. 40:6. 1 Kor. 7:31. Jak. 1:10. 1 Petr. 1:24. 1 Joh. 2:17. verwijsteksten
15 ἀντὶ τοῦ λέγειν ὑμᾶς, Ἐὰν ὁ Κύριος θελήσῃ, καὶ *ζήσωμεν, καὶ **ποιήσομεν τοῦτο ἢ ἐκεῖνο.
* ζήσωμεν St, B, Elz, M | ζήσομεν Sc
** ποιήσομεν B-edd, Elz, Sc | ποιήσωμεν St, B-edd, M
15 In plaats dat gij zoudt zeggen: nIndien de Heere wil en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen. n Hand. 18:21. 1 Kor. 4:19. Hebr. 6:3. verwijsteksten
16 νῦν δὲ καυχᾶσθε ἐν ταῖς ἀλαζονείαις ὑμῶν· πᾶσα καύχησις τοιαύτη πονηρά ἐστιν. 16 Maar nu roemt gij in uw hoogmoed; alle zodanige roem is boos.
17 εἰδότι οὖν καλὸν ποιεῖν καὶ μὴ ποιοῦντι, ἁμαρτία αὐτῷ ἐστίν. 17 oWie dan weet goed te doen en niet doet, dien is het zonde. o Luk. 12:47. verwijsteksten

Einde Jakobus 4