Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Hebreeën 11 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Hebreeën 11

 De wolk der getuigen
1 Ἔστι δὲ πίστις ἐλπιζομένων ὑπόστασις, πραγμάτων ἔλεγχος οὐ βλεπομένων. 1 HET geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet.
2 ἐν ταύτῃ γὰρ ἐμαρτυρήθησαν οἱ πρεσβύτεροι. 2 Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen.
3 πίστει νοοῦμεν κατηρτίσθαι τοὺς αἰῶνας ῥήματι Θεοῦ, εἰς τὸ μὴ ἐκ φαινομένων τὰ βλεπόμενα γεγονέναι. 3 Door het geloof verstaan wij adat de wereld door het woord Gods is toebereid, balzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden. a Gen. 1:1. Ps. 33:6. Joh. 1:10. Ef. 3:9. Kol. 1:16. b Rom. 4:17. Kol. 1:16. verwijsteksten
4 πίστει πλείονα θυσίαν Ἄβελ παρὰ Κάϊν προσήνεγκε τῷ Θεῷ, δι’ ἧς ἐμαρτυρήθη εἶναι δίκαιος, μαρτυροῦντος ἐπὶ τοῖς δώροις αὐτοῦ τοῦ Θεοῦ· καὶ δι’ αὐτῆς ἀποθανὼν ἔτι *λαλεῖται.
* λαλεῖται St, B, Elz, M | λαλεῖ Sc
4 Door het geloof cheeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn, door hetwelk hij dgetuigenis bekomen heeft dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gaven getuigenis gaf; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. c Gen. 4:4. d Matth. 23:35. verwijsteksten
5 πίστει Ἐνὼχ μετετέθη τοῦ μὴ ἰδεῖν θάνατον, καὶ οὐχ εὑρίσκετο, διότι μετέθηκεν αὐτὸν ὁ Θεός· πρὸ γὰρ τῆς μεταθέσεως αὐτοῦ μεμαρτύρηται εὐηρεστηκέναι τῷ Θεῷ· 5 Door het geloof is eHenoch weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd niet gevonden, daarom dat hem God weggenomen had; want vóór zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad dat hij Gode behaagde. e Gen. 5:24. verwijsteksten
6 χωρὶς δὲ πίστεως ἀδύνατον εὐαρεστῆσαι· πιστεῦσαι γὰρ δεῖ τὸν προσερχόμενον τῷ Θεῷ, ὅτι ἔστι, καὶ τοῖς ἐκζητοῦσιν αὐτὸν μισθαποδότης γίνεται. 6 Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken.
7 πίστει χρηματισθεὶς Νῶε περὶ τῶν μηδέπω βλεπομένων, εὐλαβηθεὶς κατεσκεύασε κιβωτὸν εἰς σωτηρίαν τοῦ οἴκου αὐτοῦ· δι’ ἧς κατέκρινε τὸν κόσμον, καὶ τῆς κατὰ πίστιν δικαιοσύνης ἐγένετο κληρονόμος. 7 Door het geloof heeft fNoach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid die naar het geloof is. f Gen. 6:13. verwijsteksten
8 πίστει καλούμενος Ἀβραὰμ ὑπήκουσεν ἐξελθεῖν εἰς τὸν τόπον ὃν ἤμελλε λαμβάνειν εἰς κληρονομίαν, καὶ ἐξῆλθε μὴ ἐπιστάμενος ποῦ ἔρχεται. 8 Door het geloof is gAbraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest om uit te gaan naar de plaats die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende waar hij komen zou. g Gen. 12:4. verwijsteksten
9 πίστει παρῴκησεν εἰς τὴν γῆν τῆς ἐπαγγελίας, ὡς ἀλλοτρίαν, ἐν σκηναῖς κατοικήσας μετὰ Ἰσαὰκ καὶ Ἰακώβ, τῶν συγκληρονόμων τῆς ἐπαγγελίας τῆς αὐτῆς· 9 Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelve belofte.
10 ἐξεδέχετο γὰρ τὴν τοὺς θεμελίους ἔχουσαν πόλιν, ἧς τεχνίτης καὶ δημιουργὸς ὁ Θεός. 10 Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.
11 πίστει καὶ αὐτὴ Σάρρα δύναμιν εἰς καταβολὴν σπέρματος ἔλαβε, καὶ παρὰ καιρὸν ἡλικίας ἔτεκεν, ἐπεὶ πιστὸν ἡγήσατο τὸν ἐπαγγειλάμενον. 11 Door het geloof heeft ook hSara zelve kracht ontvangen om zaad te geven, en iboven den tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht Die het beloofd had. h Gen. 17:19; 21:2. i Luk. 1:36. verwijsteksten
12 διὸ καὶ ἀφ’ ἑνὸς ἐγεννήθησαν, καὶ ταῦτα νενεκρωμένου, καθὼς τὰ ἄστρα τοῦ οὐρανοῦ τῷ πλήθει, καὶ ὡσεὶ ἄμμος ἡ παρὰ τὸ χεῖλος τῆς θαλάσσης ἡ ἀναρίθμητος. 12 Daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren kals de sterren des hemels, en als het zand dat aan den oever der zee is, hetwelk ontelbaar is. k Gen. 15:5; 22:17. Rom. 4:18. verwijsteksten
13 Κατὰ πίστιν ἀπέθανον οὗτοι πάντες, μὴ λαβόντες τὰς ἐπαγγελίας, ἀλλὰ πόρρωθεν αὐτὰς ἰδόντες, καὶ πεισθέντες, καὶ ἀσπασάμενοι, καὶ ὁμολογήσαντες ὅτι ξένοι καὶ παρεπίδημοί εἰσιν ἐπὶ τῆς γῆς. 13 lDeze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien en geloofd en omhelsd, en hebben beleden mdat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. l Joh. 8:53. m Gen. 23:4; 47:9. verwijsteksten
14 οἱ γὰρ τοιαῦτα λέγοντες ἐμφανίζουσιν ὅτι πατρίδα ἐπιζητοῦσι. 14 Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk dat zij een vaderland zoeken.
15 καὶ εἰ μὲν ἐκείνης ἐμνημόνευον ἀφ’ ἧς ἐξῆλθον, εἶχον ἂν καιρὸν ἀνακάμψαι. 15 En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben om weder te keren;
16 νυνὶ δὲ κρείττονος ὀρέγονται, τοῦτ’ ἔστιν, ἐπουρανίου· διὸ οὐκ ἐπαισχύνεται αὐτοὺς ὁ Θεός, Θεὸς ἐπικαλεῖσθαι αὐτῶν· ἡτοίμασε γὰρ αὐτοῖς πόλιν. 16 Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God hunner niet, nom hun God genaamd te worden; want Hij had hun een stad bereid. n Ex. 3:6. Matth. 22:32. Hand. 7:32. verwijsteksten
17 Πίστει προσενήνοχεν Ἀβραὰμ τὸν Ἰσαὰκ πειραζόμενος, καὶ τὸν μονογενῆ προσέφερεν ὁ τὰς ἐπαγγελίας ἀναδεξάμενος 17 oDoor het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, Izak geofferd, en hij die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd o Gen. 22:10. verwijsteksten
18 (πρὸς ὃν ἐλαλήθη ὅτι Ἐν Ἰσαὰκ κληθήσεταί σοι σπέρμα), λογισάμενος ὅτι καὶ ἐκ νεκρῶν ἐγείρειν δυνατὸς ὁ Θεός· 18 (Tot denwelken gezegd was: pIn Izak zal u het zaad genaamd worden), overleggende dat God machtig was hem ook uit de doden te verwekken; p Gen. 21:12. Rom. 9:7. Gal. 3:29. verwijsteksten
19 ὅθεν αὐτὸν καὶ ἐν παραβολῇ ἐκομίσατο. 19 Waaruit hij hem ook bij gelijkenis wedergekregen heeft.
20 πίστει περὶ μελλόντων εὐλόγησεν Ἰσαὰκ τὸν Ἰακὼβ καὶ τὸν Ἠσαῦ. 20 qDoor het geloof heeft Izak zijn zonen Jakob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen. q Gen. 27:28, 39. verwijsteksten
21 πίστει Ἰακὼβ ἀποθνήσκων ἕκαστον τῶν υἱῶν Ἰωσὴφ εὐλόγησε, καὶ προσεκύνησεν ἐπὶ τὸ ἄκρον τῆς ῥάβδου αὐτοῦ. 21 rDoor het geloof heeft Jakob stervende een iegelijk der zonen van Jozef gezegend, sen heeft aangebeden, leunende op het opperste van zijn staf. r Gen. 48:15. s Gen. 47:31. verwijsteksten
22 πίστει Ἰωσὴφ τελευτῶν περὶ τῆς ἐξόδου τῶν υἱῶν Ἰσραὴλ ἐμνημόνευσε, καὶ περὶ τῶν ὀστέων αὐτοῦ ἐνετείλατο. 22 tDoor het geloof heeft Jozef stervende gemeld van den uitgang der kinderen Israëls, en heeft bevel gegeven van zijn gebeenten. t Gen. 50:24. verwijsteksten
23 πίστει Μωσῆς γεννηθεὶς ἐκρύβη τρίμηνον ὑπὸ τῶν πατέρων αὐτοῦ, διότι εἶδον ἀστεῖον τὸ παιδίον· καὶ οὐκ ἐφοβήθησαν τὸ διάταγμα τοῦ βασιλέως. 23 vDoor het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang van zijn ouders verborgen, overmits zij zagen dat het kindeken schoon was; en zij vreesden het gebod des konings niet. v Ex. 2:2. Hand. 7:20. verwijsteksten
24 πίστει Μωσῆς μέγας γενόμενος ἠρνήσατο λέγεσθαι υἱὸς θυγατρὸς Φαραώ, 24 Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao’s dochter genaamd te worden;
25 μᾶλλον ἑλόμενος συγκακουχεῖσθαι τῷ λαῷ τοῦ Θεοῦ ἢ πρόσκαιρον ἔχειν ἁμαρτίας ἀπόλαυσιν· 25 xVerkiezende liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; x Ps. 84:11. verwijsteksten
26 μείζονα πλοῦτον ἡγησάμενος τῶν ἐν Αἰγύπτῳ θησαυρῶν τὸν ὀνειδισμὸν τοῦ Χριστοῦ· ἀπέβλεπε γὰρ εἰς τὴν μισθαποδοσίαν. 26 Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.
27 πίστει κατέλιπεν Αἴγυπτον, μὴ φοβηθεὶς τὸν θυμὸν τοῦ βασιλέως· τὸν γὰρ ἀόρατον ὡς ὁρῶν ἐκαρτέρησε. 27 Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke.
28 πίστει πεποίηκε τὸ πάσχα καὶ τὴν πρόσχυσιν τοῦ αἵματος, ἵνα μὴ ὁ ὀλοθρεύων τὰ πρωτότοκα θίγῃ αὐτῶν. 28 yDoor het geloof heeft hij het pascha uitgericht en de besprenging des bloeds, opdat de verderver der eerstgeborenen hen niet raken zou. y Ex. 12:21. verwijsteksten
29 πίστει διέβησαν τὴν ἐρυθρὰν θάλασσαν ὡς διὰ ξηρᾶς· ἧς πεῖραν λαβόντες οἱ Αἰγύπτιοι κατεπόθησαν. 29 zDoor het geloof zijn zij de Rode Zee doorgegaan als door het droge; hetwelk de Egyptenaars ook verzoekende, zijn verdronken. z Ex. 14:22. verwijsteksten
30 πίστει τὰ τείχη Ἰεριχὼ ἔπεσε, κυκλωθέντα ἐπὶ ἑπτὰ ἡμέρας. 30 aDoor het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, als zij tot zeven dagen toe omringd waren geweest. a Joz. 6:20. verwijsteksten
31 πίστει Ῥαὰβ ἡ πόρνη οὐ συναπώλετο τοῖς ἀπειθήσασι, δεξαμένη τοὺς κατασκόπους μετ’ εἰρήνης. 31 bDoor het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, cals zij de verspieders met vrede had ontvangen. b Joz. 6:23. Jak. 2:25. c Joz. 2:1. verwijsteksten
32 καὶ τί ἔτι λέγω; ἐπιλείψει γάρ με διηγούμενον ὁ χρόνος περὶ Γεδεών, Βαράκ τε καὶ Σαμψὼν καὶ Ἰεφθάε, Δαβίδ τε καὶ Σαμουὴλ καὶ τῶν προφητῶν· 32 En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik verhalen dvan Gideon, een Barak, en fSimson, en gJefta, en hDavid, en iSamuël, en de profeten; d Richt. 6:11. e Richt. 4:6. f Richt. 13:24. g Richt. 11:1; 12:7. h 1 Sam. 17:45. i 1 Sam. 12:20. verwijsteksten
33 οἳ διὰ πίστεως κατηγωνίσαντο βασιλείας, εἰργάσαντο δικαιοσύνην, ἐπέτυχον ἐπαγγελιῶν, ἔφραξαν στόματα λεόντων, 33 Welke door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, kde muilen der leeuwen toegestopt, k Richt. 14:6. 1 Sam. 17:34. Dan. 6:23. verwijsteksten
34 ἔσβεσαν δύναμιν πυρός, ἔφυγον στόματα μαχαίρας, ἐνεδυναμώθησαν ἀπὸ ἀσθενείας, ἐγενήθησαν ἰσχυροὶ ἐν πολέμῳ, παρεμβολὰς ἔκλιναν ἀλλοτρίων. 34 lDe kracht des vuurs hebben uitgeblust, mde scherpte des zwaards zijn ontvloden, nuit zwakheid krachten hebben gekregen, in den krijg sterk geworden zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht. l Dan. 3:25. m 1 Sam. 20:1. 1 Kon. 19:3. 2 Kon. 6:16. n Job 42:10. Ps. 6:9. Jes. 38:21. verwijsteksten
35 ἔλαβον γυναῖκες ἐξ ἀναστάσεως τοὺς νεκροὺς αὐτῶν· ἄλλοι δὲ ἐτυμπανίσθησαν, οὐ προσδεξάμενοι τὴν ἀπολύτρωσιν, ἵνα κρείττονος ἀναστάσεως τύχωσιν· 35 oDe vrouwen hebben haar doden uit de opstanding wedergekregen; pen anderen zijn uitgerekt geworden, de aangeboden verlossing niet aannemende, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden. o 1 Kon. 17:23. 2 Kon. 4:36. p Hand. 22:25. verwijsteksten
36 ἕτεροι δὲ ἐμπαιγμῶν καὶ μαστίγων πεῖραν ἔλαβον, ἔτι δὲ δεσμῶν καὶ φυλακῆς· 36 En anderen hebben bespottingen en geselen geproefd, en ook qbanden en gevangenis; q Jer. 20:2. verwijsteksten
37 ἐλιθάσθησαν, ἐπρίσθησαν, ἐπειράσθησαν, ἐν φόνῳ μαχαίρας ἀπέθανον· περιῆλθον ἐν μηλωταῖς, ἐν αἰγείοις δέρμασιν, ὑστερούμενοι, θλιβόμενοι, κακουχούμενοι 37 rZijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht, hebben gewandeld sin schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld zijnde r 1 Kon. 21:13. s 2 Kon. 1:8. Matth. 3:4. verwijsteksten
38 (ὧν οὐκ ἦν ἄξιος ὁ κόσμος), ἐν ἐρημίαις πλανώμενοι καὶ ὄρεσι καὶ σπηλαίοις καὶ ταῖς ὀπαῖς τῆς γῆς. 38 (Welker de wereld niet waardig was), hebben in woestijnen gedoold en op bergen, en in spelonken en in de holen der aarde.
39 καὶ οὗτοι πάντες, μαρτυρηθέντες διὰ τῆς πίστεως, οὐκ ἐκομίσαντο τὴν ἐπαγγελίαν, 39 En deze allen, hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen,
40 τοῦ Θεοῦ περὶ ἡμῶν κρεῖττόν τι προβλεψαμένου, ἵνα μὴ χωρὶς ἡμῶν τελειωθῶσι. 40 Alzo God wat beters over ons voorzien had, opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden.

Einde Hebreeën 11