Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Hebreeën 10 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Hebreeën 10

1 Σκιὰν γὰρ ἔχων ὁ νόμος τῶν μελλόντων ἀγαθῶν, οὐκ αὐτὴν τὴν εἰκόνα τῶν πραγμάτων, κατ’ ἐνιαυτὸν ταῖς αὐταῖς θυσίαις ἃς προσφέρουσιν εἰς τὸ διηνεκές, οὐδέποτε δύναται τοὺς προσερχομένους τελειῶσαι. 1 WANTa de wet, hebbende een schaduw der toekomende goederen, niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden die zij alle jaar geduriglijk opofferen, nimmermeer heiligen degenen die daar toegaan. a Kol. 2:17. Hebr. 8:5. verwijsteksten
2 ἐπεὶ *ἂν ἐπαύσαντο προσφερόμεναι, διὰ τὸ μηδεμίαν ἔχειν ἔτι συνείδησιν ἁμαρτιῶν τοὺς λατρεύοντας, ἅπαξ κεκαθαρμένους·
* ἂν (geen vraag) B-edd, Elz | οὐκ ἂν (als een vraag) St, B-edd, Sc, M (SV-kt)
2 Anderszins zouden zij opgehouden hebben geofferd te worden, omdat degenen die den dienst pleegden, geen consciëntie meer zouden hebben der zonden, eenmaal gereinigd geweest zijnde;
3 ἀλλ’ ἐν αὐταῖς ἀνάμνησις ἁμαρτιῶν κατ’ ἐνιαυτόν· 3 Maar nu geschiedt in dezelve alle jaar weder gedachtenis der zonden.
4 ἀδύνατον γὰρ αἷμα ταύρων καὶ τράγων ἀφαιρεῖν ἁμαρτίας. 4 bWant het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme. b Lev. 16:14. Num. 19:4. Hebr. 9:13. verwijsteksten
5 διὸ εἰσερχόμενος εἰς τὸν κόσμον λέγει, Θυσίαν καὶ προσφορὰν οὐκ ἠθέλησας, σῶμα δὲ κατηρτίσω μοι· 5 Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: cSlachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid; c Ps. 40:7. Jes. 1:11. Jer. 6:20. Amos 5:21. verwijsteksten
6 ὁλοκαυτώματα καὶ περὶ ἁμαρτίας οὐκ εὐδόκησας· 6 Brandoffers en offer voor de zonde hebben U niet behaagd;
7 τότε εἶπον, Ἰδού, ἥκω (ἐν κεφαλίδι βιβλίου γέγραπται περὶ ἐμοῦ) τοῦ ποιῆσαι, ὁ Θεός, τὸ θέλημά σου. 7 Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God.
8 ἀνώτερον λέγων ὅτι Θυσίαν καὶ προσφορὰν καὶ ὁλοκαυτώματα καὶ περὶ ἁμαρτίας οὐκ ἠθέλησας, οὐδὲ εὐδόκησας (αἵτινες κατὰ τὸν νόμον προσφέρονται), 8 Als Hij tevoren gezegd had: Slachtoffer en offerande en brandoffers en offer voor de zonde hebt Gij niet gewild, noch hebben U behaagd (dewelke naar de wet geofferd worden),
9 τότε εἴρηκεν, Ἰδού, ἥκω τοῦ ποιῆσαι, ὁ Θεός, τὸ θέλημά σου. ἀναιρεῖ τὸ πρῶτον, ἵνα τὸ δεύτερον στήσῃ. 9 Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen.
10 ἐν ᾧ θελήματι ἡγιασμένοι ἐσμὲν *διὰ τῆς προσφορᾶς τοῦ σώματος τοῦ Ἰησοῦ Χριστοῦ ἐφάπαξ.
* διὰ B, Elz, Sc | οἱ διὰ St, M
10 In welken wil wij geheiligd zijn ddoor de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied. d Hebr. 9:12. verwijsteksten
11 καὶ πᾶς μὲν ἱερεὺς ἕστηκε καθ’ ἡμέραν λειτουργῶν, καὶ τὰς αὐτὰς πολλάκις προσφέρων θυσίας, αἵτινες οὐδέποτε δύνανται περιελεῖν ἁμαρτίας· 11 En een iegelijk priester stond wel allen dag dienende, en dezelfde slachtoffers dikmaals offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen;
12 αὐτὸς δὲ μίαν ὑπὲρ ἁμαρτιῶν προσενέγκας θυσίαν εἰς τὸ διηνεκές, ἐκάθισεν ἐν δεξιᾷ τοῦ Θεοῦ, 12 Maar Deze, één slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende, eis in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand Gods, e Ps. 110:1. Hand. 2:34. 1 Kor. 15:25. Ef. 1:20. Kol. 3:1. Hebr. 1:13. verwijsteksten
13 τὸ λοιπὸν ἐκδεχόμενος ἕως τεθῶσιν οἱ ἐχθροὶ αὐτοῦ ὑποπόδιον τῶν ποδῶν αὐτοῦ. 13 Voorts verwachtende totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten.
14 μιᾷ γὰρ προσφορᾷ τετελείωκεν εἰς τὸ διηνεκὲς τοὺς ἁγιαζομένους. 14 Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden.
15 μαρτυρεῖ δὲ ἡμῖν καὶ τὸ Πνεῦμα τὸ Ἅγιον· μετὰ γὰρ τὸ προειρηκέναι, 15 En de Heilige Geest getuigt het ons ook.
16 Αὕτη ἡ διαθήκη ἣν διαθήσομαι πρὸς αὐτοὺς μετὰ τὰς ἡμέρας ἐκείνας, λέγει Κύριος, διδοὺς νόμους μου ἐπὶ καρδίας αὐτῶν, καὶ ἐπὶ τῶν διανοιῶν αὐτῶν ἐπιγράψω αὐτούς· 16 Want nadat Hij tevoren gezegd had: fDit is het verbond dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven in hun verstanden; f Jer. 31:31, 32, 33, 34. Rom. 11:27. Hebr. 8:8. verwijsteksten
17 καὶ τῶν ἁμαρτιῶν αὐτῶν καὶ τῶν ἀνομιῶν αὐτῶν οὐ μὴ μνησθῶ ἔτι. 17 En hun zonden en hun ongerechtigheden zal Ik geenszins meer gedenken.
18 ὅπου δὲ ἄφεσις τούτων, οὐκέτι προσφορὰ περὶ ἁμαρτίας. 18 Waar nu vergeving derzelve is, daar is geen offerande meer voor de zonde.
  
Opwekking tot standvastigheid
19 Ἔχοντες οὖν, ἀδελφοί, παρρησίαν εἰς τὴν εἴσοδον τῶν ἁγίων ἐν τῷ αἵματι Ἰησοῦ, 19 Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben gom in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, g Joh. 10:9; 14:6. Rom. 5:2. Ef. 2:13; 3:12. verwijsteksten
20 ἣν ἐνεκαίνισεν ἡμῖν ὁδὸν πρόσφατον καὶ ζῶσαν, διὰ τοῦ καταπετάσματος, τοῦτ’ ἔστι, τῆς σαρκὸς αὐτοῦ, 20 Op een versen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees,
21 καὶ ἱερέα μέγαν ἐπὶ τὸν οἶκον τοῦ Θεοῦ, 21 En dewijl wij hebben een groten Priester over het huis Gods,
22 προσερχώμεθα μετὰ ἀληθινῆς καρδίας ἐν πληροφορίᾳ πίστεως, ἐρραντισμένοι τὰς καρδίας ἀπὸ συνειδήσεως πονηρᾶς, καὶ λελουμένοι τὸ σῶμα ὕδατι καθαρῷ· 22 Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van de kwade consciëntie, en het lichaam gewassen zijnde hmet rein water. h Ez. 36:25. verwijsteksten
23 κατέχωμεν τὴν ὁμολογίαν τῆς ἐλπίδος ἀκλινῆ (πιστὸς γὰρ ὁ ἐπαγγειλάμενος)· 23 Laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop vasthouden (want Die het beloofd heeft, is getrouw);
24 καὶ κατανοῶμεν ἀλλήλους εἰς παροξυσμὸν ἀγάπης καὶ καλῶν ἔργων, 24 En laat ons op elkander acht nemen, tot opscherping der liefde en der goede werken;
25 μὴ ἐγκαταλείποντες τὴν ἐπισυναγωγὴν ἑαυτῶν, καθὼς ἔθος τισίν, ἀλλὰ παρακαλοῦντες, καὶ τοσούτῳ μᾶλλον, ὅσῳ βλέπετε ἐγγίζουσαν τὴν ἡμέραν. 25 En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet dat de dag nadert.
26 Ἑκουσίως γὰρ ἁμαρτανόντων ἡμῶν μετὰ τὸ λαβεῖν τὴν ἐπίγνωσιν τῆς ἀληθείας, οὐκέτι περὶ ἁμαρτιῶν ἀπολείπεται θυσία, 26 iWant zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden, i Num. 15:30. Matth. 12:31. Hebr. 6:4. 2 Petr. 2:20. 1 Joh. 5:16. verwijsteksten
27 φοβερὰ δέ τις ἐκδοχὴ κρίσεως, καὶ πυρὸς ζῆλος ἐσθίειν μέλλοντος τοὺς ὑπεναντίους. 27 Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden.
28 ἀθετήσας τις νόμον Μωσέως χωρὶς οἰκτιρμῶν ἐπὶ δυσὶν ἢ τρισὶ μάρτυσιν ἀποθνήσκει· 28 Als iemand de wet van Mozes heeft tenietgedaan, die sterft zonder barmhartigheid konder twee of drie getuigen; k Num. 35:30. Deut. 17:6; 19:15. Matth. 18:16. Joh. 8:17. 2 Kor. 13:1. verwijsteksten
29 πόσῳ, δοκεῖτε, χείρονος ἀξιωθήσεται τιμωρίας ὁ τὸν Υἱὸν τοῦ Θεοῦ καταπατήσας, καὶ τὸ αἷμα τῆς διαθήκης κοινὸν ἡγησάμενος ἐν ᾧ ἡγιάσθη, καὶ τὸ Πνεῦμα τῆς χάριτος ἐνυβρίσας; 29 Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zone Gods vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?
30 οἴδαμεν γὰρ τὸν εἰπόντα, Ἐμοὶ ἐκδίκησις, ἐγὼ ἀνταποδώσω, λέγει Κύριος· καὶ πάλιν, Κύριος κρινεῖ τὸν λαὸν αὐτοῦ. 30 Want wij kennen Hem Die gezegd heeft: lMijne is de wrake, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En wederom: mDe Heere zal Zijn volk oordelen. l Deut. 32:35. Rom. 12:19. m Deut. 32:36. verwijsteksten
31 φοβερὸν τὸ ἐμπεσεῖν εἰς χεῖρας Θεοῦ ζῶντος. 31 Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods.
32 Ἀναμιμνήσκεσθε δὲ τὰς πρότερον ἡμέρας, ἐν αἷς φωτισθέντες πολλὴν ἄθλησιν ὑπεμείνατε παθημάτων· 32 Doch gedenkt de vorige dagen, in dewelke, nadat gij verlicht zijt geweest, gij veel strijd des lijdens hebt verdragen;
33 τοῦτο μέν, ὀνειδισμοῖς τε καὶ θλίψεσι θεατριζόμενοι· τοῦτο δέ, κοινωνοὶ τῶν οὕτως ἀναστρεφομένων γενηθέντες. 33 Ten dele, als gij door smaadheden en verdrukkingen een schouwspel geworden zijt, en ten dele, als gij gemeenschap gehad hebt met degenen die alzo behandeld werden.
34 καὶ γὰρ τοῖς δεσμοῖς μου συνεπαθήσατε, καὶ τὴν ἁρπαγὴν τῶν ὑπαρχόντων ὑμῶν μετὰ χαρᾶς προσεδέξασθε, γινώσκοντες ἔχειν ἐν ἑαυτοῖς κρείττονα ὕπαρξιν ἐν οὐρανοῖς καὶ μένουσαν. 34 Want gij hebt ook over nmijn banden medelijden gehad, en de roving uwer goederen met blijdschap aangenomen, wetende dat gij hebt in uzelven oeen beter en blijvend goed in de hemelen. n Hand. 21:33. o Matth. 5:12. verwijsteksten
35 μὴ ἀποβάλητε οὖν τὴν παρρησίαν ὑμῶν, ἥτις ἔχει μισθαποδοσίαν μεγάλην. 35 Werpt dan uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding des loons heeft.
36 ὑπομονῆς γὰρ ἔχετε χρείαν, ἵνα τὸ θέλημα τοῦ Θεοῦ ποιήσαντες κομίσησθε τὴν ἐπαγγελίαν. 36 pWant gij hebt lijdzaamheid van node, opdat gij, den wil Gods gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen. p Luk. 21:19. verwijsteksten
37 ἔτι γὰρ μικρὸν ὅσον ὅσον, Ὁ ἐρχόμενος ἥξει, καὶ οὐ χρονιεῖ. 37 qWant: Nog een zeer weinig tijds, en Hij Die te komen staat, zal komen en niet vertoeven; q Hab. 2:3. Hagg. 2:7. 1 Petr. 1:6; 5:10. verwijsteksten
38 ὁ δὲ δίκαιος ἐκ πίστεως ζήσεται· καὶ ἐὰν ὑποστείληται, οὐκ εὐδοκεῖ ἡ ψυχή μου ἐν αὐτῷ. 38 rMaar de rechtvaardige zal uit het geloof leven; en zo iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen. r Hab. 2:4. Rom. 1:17. Gal. 3:11. verwijsteksten
39 ἡμεῖς δὲ οὐκ ἐσμὲν ὑποστολῆς εἰς ἀπώλειαν, ἀλλὰ πίστεως εἰς περιποίησιν ψυχῆς. 39 Maar wij zijn niet van degenen die zich onttrekken ten verderve, maar van degenen die geloven tot behoudenis der ziel.

Einde Hebreeën 10