Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

2 Timotheüs 2 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

2 Timotheüs 2

1 De apostel vermaant voorts Timotheüs, dat hij het Evangelie door getrouwe lieden wil voortplanten. 3 En om hetzelve verdrukkingen lijden. 4 Tegen dewelke hij hem troost met de gelijkenissen van een krijgsman, kampvechter en landman. 7 Vermaant hem dat hij zijn vermaningen wil ter harte nemen, en vlijtiglijk inscherpen het artikel van Christus’ verrijzenis. 9 Stelt hem ook tot troost zijn eigen voorbeeld voor, en de zekere vergelding die van Christus na het lijden zal gegeven worden. 14 Vermaant hem dat hij het Woord Gods recht snijde, en zich stelle tegen woordenstrijd, ijdel roepen en leringen van de afvalligen, en met name van Hymeneüs en Filetus, die de verrijzenis loochenden. 19 Dat hoewel sommigen afvallen, evenwel het fundament der eeuwige verkiezing vaststaat, en wijst aan waaruit men kennen kan dat men uitverkoren is. 22 Eindelijk vermaant hij hem te vlieden de begeerten der jonkheid, dwaze vragen en twistingen, en te trachten naar verscheidene christelijke deugden, die in een leraar nodig zijn.
  
Strijd en lijden
1 Σὺ οὖν, τέκνον μου, ἐνδυναμοῦ ἐν τῇ χάριτι τῇ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. 1 GIJ dan, 1mijn zoon, word 2gesterkt 3in de genade 4die in Christus Jezus is;
1 Zie van deze benaming 1 Kor. 4:17. 1 Tim. 1:2. 2 Tim. 1:2. verwijsteksten
2 Of: sterk, dat is, met sterkte en kracht aangedaan, namelijk om den arbeid van den dienst te verdragen, en te lijden allerlei verdrukkingen met standvastigheid.
3 Of: door de genade.
4 Dat is, die God ons bewezen en betuigd heeft door Jezus Christus.
   
2 καὶ ἃ ἤκουσας παρ’ ἐμοῦ διὰ πολλῶν μαρτύρων, ταῦτα παράθου πιστοῖς ἀνθρώποις, οἵτινες ἱκανοὶ ἔσονται καὶ ἑτέρους διδάξαι. 2 En hetgeen gij van mij gehoord hebt 5onder vele getuigen, a6betrouw dat aan 7getrouwe mensen, welke 8bekwaam zullen zijn om ook anderen te leren.
5 Gr. door vele getuigen, gelijk 2 Kor. 2:4; 3:11. Dat is, dat gij openbaarlijk hebt gehoord in tegenwoordigheid van zovele mijne toehoorders, die allen getuigen kunnen dat hetgeen gij leert, gij hetzelve van mij gehoord en ontvangen hebt. verwijsteksten
a Tit. 1:5. verwijsteksten
6 Of: leg het weg bij getrouwe, enz.
7 Namelijk in het bewaren en voorstellen van de zuivere leer en in het bedienen van hun ambt.
8 Dat is, die niet alleen in de leer wel zijn geoefend, maar ook bekwaamheid hebben om dezelve stichtelijk voor te dragen.
   
3 σὺ οὖν κακοπάθησον ὡς καλὸς στρατιώτης Ἰησοῦ Χριστοῦ. 3 Gij dan, 9lijd verdrukkingen, als 10een goed krijgsknecht van Jezus Christus.
9 Gr. lijd kwaad, gelijk ook vers 9. 2 Tim. 4:5. verwijsteksten
10 Dat is, dien den Heere Christus, en onder Christus, in een geestelijken oorlog tegen Zijn en Zijner uitverkorenen vijanden. Zie 2 Kor. 10:3, 4, enz. 1 Tim. 1:18. Want een recht krijgsman moet zich geen arbeid, moeite, ongemak, noch gevaren ontzien. verwijsteksten
   
4 οὐδεὶς στρατευόμενος ἐμπλέκεται ταῖς τοῦ βίου πραγματείαις, ἵνα τῷ στρατολογήσαντι ἀρέσῃ. 4 b11Niemand die in den krijg dient, wordt ingewikkeld in de handelingen des leeftochts, opdat hij dien moge behagen 12die hem tot den krijg aangenomen heeft.
b 1 Kor. 9:25. verwijsteksten
11 Dat is, gelijk de krijgslieden zich niet kunnen bemoeien met koopmanschap, ambachten of landbouwerij, waardoor de leeftocht of kost gemeenlijk gewonnen wordt, maar altijd moeten passen op hun wachten, tochten en andere diensten den krijg aangaande, naar het bevel van hun oversten, zo moet ook een getrouwe leraar des Evangelies desgelijks doen, en zich met geen andere wereldlijke dingen bemoeien, om zijn ambt getrouwelijk te bedienen, opdat hij Gode aangenaam mag zijn, 2 Kor. 5:9. verwijsteksten
12 Dat is, zijn overste of kapitein.
   
5 ἐὰν δὲ καὶ ἀθλῇ τις, οὐ στεφανοῦται ἐὰν μὴ νομίμως ἀθλήσῃ. 5 En indien ook iemand 13strijdt, die 14wordt niet gekroond, zo hij niet 15wettelijk heeft gestreden.
13 Namelijk met worstelen, lopen, of dergelijke strijden, die om prijs werden ingesteld. Zie 1 Kor. 9:24. verwijsteksten
14 Dat is, ontvangt niet den prijs, welke gemeenlijk een gevlochten kroon was.
15 Dat is, volgens de keuren op zodanige strijden gesteld, zo hij die niet behoorlijk voldaan heeft.
   
6 τὸν κοπιῶντα γεωργὸν δεῖ πρῶτον τῶν καρπῶν μεταλαμβάνειν. 6 c16De landman als hij arbeidt, moet alzo eerst de vruchten genieten.
c 1 Kor. 9:10. verwijsteksten
16 Dat is, gelijk een landbouwer eerst moet ploegen, eggen, zaaien, wieden, maaien, planten, natmaken, enz., eer hij vruchten kan genieten, alzo moet ook een leraar des Evangelies eerst vlijtigen arbeid aanwenden, eer hij enige vrucht kan genieten óf voor de gemeente, óf voor zichzelven, Ps. 126:6. Jes. 65:23. Matth. 13:3, enz. 1 Kor. 9:10. verwijsteksten
   
7 νόει ἃ λέγω· δῴη γάρ σοι ὁ Κύριος σύνεσιν ἐν πᾶσι. 7 Merk hetgeen 17ik zeg; 18doch de Heere geve u verstand in alle dingen.
17 Dat is, wil zeggen met deze gelijkenissen, om u dezelve toe te passen in uw dienst.
18 Doch alzo wij van nature niet kunnen begrijpen die dingen die des Geestes Gods zijn en geestelijk onderscheiden worden, 1 Kor. 2:14, zo bid ik God, dat Hij u, zo in deze als in alle andere dingen de zaligheid en uw ambt aangaande, uw verstand wil verlichten, om alles volkomenlijk en recht te begrijpen. verwijsteksten
   
8 μνημόνευε Ἰησοῦν Χριστὸν ἐγηγερμένον ἐκ νεκρῶν, ἐκ σπέρματος Δαβίδ, κατὰ τὸ εὐαγγέλιόν μου· 8 19Houd in gedachtenis 20dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, dWelke is uit den zade Davids, 21naar mijn Evangelie,
19 Dat is, wees altijd gedachtig om dit artikel des geloofs dikwijls te overdenken en naarstiglijk in te scherpen, zo tot uw en der gemeente troost, als tot wederlegging der valse leraars, die de opstanding loochenen. Zie vers 18. 1 Kor. 15:12, 13, enz. verwijsteksten
20 Of: dat Jezus Christus, Die uit de doden opgewekt is, uit den zade Davids is.
d 2 Sam. 7:12. Ps. 132:11. Jes. 11:1. Matth. 1:1. Hand. 2:30; 13:23. Rom. 1:3. verwijsteksten
21 Dat is, naar de leer des Evangelies, die ik altijd en standvastelijk heb geleerd, waarvan dit artikel een van de voornaamste is.
   
9 ἐν ᾧ κακοπαθῶ μέχρι δεσμῶν, ὡς κακοῦργος· ἀλλ’ ὁ λόγος τοῦ Θεοῦ οὐ δέδεται. 9 e22Om hetwelk ik verdrukkingen lijd f23tot de banden toe, 24als een kwaaddoener; maar 25het Woord Gods is niet gebonden.
e Ef. 3:13. Kol. 1:24. verwijsteksten
22 Gr. In hetwelk. Een Hebreeuwse wijze van spreken.
f Ef. 3:1; 4:1. Filipp. 1:7. Kol. 4:3, 18. 2 Tim. 1:8. verwijsteksten
23 Dat is, zo veel en zo ver, dat ik daarom hier te Rome ben gevangen gebracht en met een keten gebonden en bewaard word, om van den keizer gericht te worden.
24 Dat is, word alzo behandeld, alsof ik enige boze daden bedreven had.
25 Dat is, de predicatie des Evangelies gaat evenwel voort, niettegenstaande mijn gevangenis. Zie Filipp. 1:12, 13. verwijsteksten
   
10 διὰ τοῦτο πάντα ὑπομένω διὰ τοὺς ἐκλεκτούς, ἵνα καὶ αὐτοὶ σωτηρίας τύχωσι τῆς ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, μετὰ δόξης αἰωνίου. 10 Daarom verdraag ik alles 26om de uitverkorenen, 27opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, 28die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid.
26 Dat is, ten beste en dienste der uitverkorenen, niet om daarmede voor hen te voldoen tot hun verzoening met God; want dat heeft Christus alleen en volkomenlijk gedaan, Jes. 63:3. Hand. 4:12. 1 Tim. 2:5, maar tot derzelver stichting en versterking in het geloof. Zie Kol. 1:24. verwijsteksten
27 Namelijk in het geloof gesterkt zijnde door mijn standvastigheid in het lijden om des Evangelies wil.
28 Dat is, die Christus ons verdiend en verkregen heeft, en die den uitverkorenen om Christus’ wil geschonken wordt.
   
11 πιστὸς ὁ λόγος· Εἰ γὰρ συναπεθάνομεν, καὶ συζήσομεν· 11 29Dit is een getrouw woord; gwant indien wij 30met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem 31leven;
29 Zie 1 Tim. 1:15; 3:1; 4:9. Tit. 3:8. verwijsteksten
g Rom. 6:8. verwijsteksten
30 Dat is, om Zijnentwil onschuldiglijk zullen verdrukt of gedood worden, Rom. 8:36. 2 Kor. 4:10, gelijk in het volgende vers nader verklaard wordt. verwijsteksten
31 Namelijk hiernamaals eeuwiglijk.
   
12 εἰ ὑπομένομεν, καὶ συμβασιλεύσομεν· εἰ ἀρνούμεθα, κἀκεῖνος ἀρνήσεται ἡμᾶς· 12 hIndien wij 32verdragen, wij zullen ook met Hem 33heersen; iindien wij 34Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen;
h Rom. 8:17. 2 Kor. 4:10. Filipp. 3:10. 1 Petr. 4:13. verwijsteksten
32 Namelijk allerlei verdrukkingen, met lijdzaamheid en standvastigheid in het geloof.
33 Gr. als koningen heersen of regeren.
i Matth. 10:33. Mark. 8:38. Luk. 9:26; 12:9. verwijsteksten
34 Namelijk Christus, of Zijn leer. Zie Matth. 10:33. verwijsteksten
   
13 εἰ ἀπιστοῦμεν, ἐκεῖνος πιστὸς μένει· ἀρνήσασθαι ἑαυτὸν οὐ δύναται. 13 kIndien wij 35ontrouw zijn, 36Hij blijft getrouw; Hij kan 37Zichzelven niet verloochenen.
k Num. 23:19. Rom. 3:3; 9:6. verwijsteksten
35 Namelijk in Hem standvastelijk aan te hangen en te belijden, of in Hem getrouwelijk te dienen. Of: ongelovig zijn, dat is, niet geloven of betrouwen op Zijn beloften.
36 Namelijk evenwel, in al Zijn woorden, dreigementen en beloften, Rom. 3:3, 4. verwijsteksten
37 Dat is, iets doen dat tegen de volmaaktheid Zijner natuur strijdt; gelijk het zou zijn, indien Hij iets zou zeggen of beloven of dreigen, en datzelve niet zou volbrengen, Num. 23:19. verwijsteksten
  
De houding jegens de dwaalleraars
14 Ταῦτα ὑπομίμνησκε, διαμαρτυρόμενος ἐνώπιον τοῦ Κυρίου μὴ λογομαχεῖν εἰς οὐδὲν χρήσιμον, ἐπὶ καταστροφῇ τῶν ἀκουόντων. 14 38Breng deze dingen in gedachtenis, en betuig 39voor den Heere, dat zij geen 40woordenstrijd voeren, hetwelk 41tot geen ding nut is dan tot 42verkering der toehoorders.
38 Of: Doe hen deze dingen gedenken, namelijk dezelve bij alle gelegenheden de gemeente inscherpende.
39 Dat is, uit naam van den Heere Jezus Christus, en als in Zijn tegenwoordigheid, zo lief als zij den Heere hebben.
40 Zie daarvan 1 Tim. 6:4. verwijsteksten
41 Dat is, tot geen stichting der gemeente in het geloof of de godzaligheid.
42 Dat is, verwarring, ontstichting, verzwakking des geloofs, of ook afkering van de gezonde leer.
   
15 σπούδασον σεαυτὸν δόκιμον παραστῆσαι τῷ Θεῷ, ἐργάτην ἀνεπαίσχυντον, ὀρθοτομοῦντα τὸν λόγον τῆς ἀληθείας. 15 Benaarstig u om uzelven Gode 43beproefd voor te stellen, 44een arbeider 45die niet beschaamd wordt, die 46het Woord der waarheid 47recht snijdt.
43 Dat is, na lange beproeving door arbeid en verdrukkingen getrouw en oprecht bevonden.
44 Namelijk in het werk des Heeren, in het prediken van Gods Woord, in alle naarstigheid en getrouwheid.
45 Dat is, die vanwege enige nalatigheid, onzuiverheid, of ontrouwigheid zich niet behoeft te schamen.
46 Dat is, de zuivere en waarachtige leer des Evangelies. Zie 2 Kor. 6:7. Kol. 1:5. Jak. 1:18. verwijsteksten
47 Dat is, ordentelijk al deszelfs hoofdstukken en leden voorstelt en toepast, naar het begrip en de gelegenheid der toehoorders. Een gelijkenis genomen óf van de priesters des Ouden Testaments, die de beesten tot offerande geslacht, bekwamelijk ontleedden en verdeelden, óf van de huishouders, die den huisgenoten hun spijze voorsnijden en uitdelen, een iegelijk naar zijn gelegenheid. Zie 1 Kor. 3:2. Hebr. 5:12, enz. verwijsteksten
   
16 τὰς δὲ βεβήλους κενοφωνίας περιΐστασο· ἐπὶ πλεῖον γὰρ προκόψουσιν ἀσεβείας, 16 l48Maar stel u tegen 49het ongoddelijk 50ijdel roepen; want zij zullen in meerdere goddeloosheid 51toenemen;
l 1 Tim. 1:4; 4:7; 6:20. Tit. 1:14; 3:9. verwijsteksten
48 Gr. sta om, dat is, wacht u niet alleen daarvan, maar bestraf en belet het ook in anderen.
49 Dat is, dat voor de godzaligheid niet bevorderlijk, maar veelmeer hinderlijk is; en derhalve godzaligen leraars niet betaamt.
50 Waarvan zie 1 Tim. 6:20. verwijsteksten
51 Namelijk indien dat in hen eens plaatsgrijpt, en men hen niet terstond tegengaat.
   
17 καὶ ὁ λόγος αὐτῶν ὡς γάγγραινα νομὴν ἕξει· ὧν ἐστὶν Ὑμέναιος καὶ Φιλητός· 17 En 52hun 53woord zal 54voorteten gelijk 55de kanker; onder welke is 56Hymenéüs en Filétus,
52 Namelijk der ijdelroepers.
53 Dat is, valse leer, die zij met zulk ijdel roepen en menselijke welsprekendheid oppronken en instampen.
54 Dat is, verspreid worden door het lichaam van de gemeente en hetzelve verderven. Een gelijkenis genomen van inetende gezwellen of kwalen, die het vlees des lichaams verteren en altijd voortkruipen, gelijk het volgende woord verklaart.
55 Gr. gangraina, welke kwaal eigenlijk niet is hetgeen men kanker noemt, hoewel hetzelve ook altijd als kanker voortkruipt en het vlees verteert, maar hetgeen men gemeenlijk noemt het vuur of koudvuur, hetwelk zeer haastelijk voortspruit en het vlees het leven en gevoel beneemt, tenzij dat men hetzelve terstond zoekt weg te nemen.
56 Van dezen zie 1 Tim. 1:20. Hij noemt hier de voornaamste ijdelroepers, opdat zij bekend zijnde te beter mogen gemeden worden. verwijsteksten
   
18 οἵτινες περὶ τὴν ἀλήθειαν ἠστόχησαν, λέγοντες τὴν ἀνάστασιν ἤδη γεγονέναι, καὶ ἀνατρέπουσι τήν τινων πίστιν. 18 Die 57van de waarheid zijn afgeweken, zeggende dat de opstanding 58alrede geschied is, en verkeren sommiger 59geloof.
57 Dat is, van de rechtzinnige leer des Evangelies, die zij tevoren beleden hadden.
58 Dat is, dat er dan geen opstanding des vleses zal wezen; en dat al wat de Schrift zegt van de opstanding, verstaan moet worden van de geestelijke opstanding der zielen uit den dood der zonden.
59 Dat is, hun historische kennis en toestemming, die zij gehad hebben van de rechte leer. Zie van zulk geloof Matth. 13:21. Jak. 2:19. verwijsteksten
   
19 ὁ μέντοι στερεὸς θεμέλιος τοῦ Θεοῦ ἕστηκεν, ἔχων τὴν σφραγῖδα ταύτην, Ἔγνω Κύριος τοὺς ὄντας αὐτοῦ, καί, Ἀποστήτω ἀπὸ ἀδικίας πᾶς ὁ ὀνομάζων τὸ ὄνομα Χριστοῦ. 19 60Evenwel 61het vaste fundament Gods 62staat, hebbende 63dit zegel: mDe Heere 64kent degenen die Zijne zijn; en: Een iegelijk 65die den Naam van Christus noemt, sta af 66van ongerechtigheid.
60 Namelijk hoewel sommigen van de waarheid afwijken, en sommiger geloof verkeerd wordt, zo moeten wij ons daaraan niet stoten, alsof der uitverkorenen zaligheid in het onzekere stond, alzo daaruit blijkt, dat de zodanigen niet zijn geweest uit het getal der uitverkorenen, die niet kunnen verleid worden, Matth. 24:24. verwijsteksten
61 Dat is, het voornemen Gods der eeuwige verkiezing, hetwelk vast en onveranderlijk is, Jes. 14:27; 46:10. Mal. 3:6. Jak. 1:17, en gelijk een wel gelegd fundament van een gebouw onbeweeglijk is; op welk voornemen als op een vast fundament de zaligheid der uitverkorenen steunt; dit fundament wordt gesteld tegen hetgeen tevoren gezegd is dat sommiger geloof verkeerd of omgekeerd wordt, gelijk een huis dat geen vast fundament heeft. Zie Matth. 7:24, enz. Luk. 10:20. verwijsteksten
62 Dat is, is bestendig, vast en zeker, 1 Kor. 16:13. 2 Kor. 1:24. Filipp. 1:27; 4:1. verwijsteksten
63 Dat is, dit teken, waarmede het boek des levens, in hetwelk de namen der uitverkorenen zijn geschreven, als met een zegel bevestigd is; en waarmede het getal der uitverkorenen in de voorwetenschap Gods, als in een toegesloten boek, verzegeld is, Openb. 22:10. Of: waardoor bekendgemaakt wordt of iemand van God is uitverkoren of niet, Openb. 7:3, 4. verwijsteksten
m Joh. 10:14. verwijsteksten
64 Dat is, weet wie Hij voor de Zijnen houdt, uitverkoren heeft en liefheeft, Ps. 1:6. Matth. 7:23. Joh. 13:18; en maakt ook dikwijls, dat sommigen die van de mensen voor uitverkorenen aangezien waren, door hun afwijking van de gezonde leer en tot goddeloosheid vervallende, bekend worden zodanigen nooit geweest te zijn. Zie Num. 16:5. 1 Joh. 2:19. verwijsteksten
65 Dat is, die zich uitgeeft voor een gelovig Christen en dienvolgens uitverkoren van God.
66 Dat is, van allerlei zonde, welke is ongerechtigheid, 1 Joh. 3:4, en in het bijzonder van valse leer, gelijk daar was de ketterij van Hymeneüs en Filetus. Dit is dan een kenteken van onze verkiezing, als wij van zonde en valse leer afwijken, de ware godzaligheid betrachten, en bij de zuivere leer volstandiglijk blijven. En die zulks niet doet, kan niet verzekerd zijn dat hij verkoren is. verwijsteksten
   
20 ἐν μεγάλῃ δὲ οἰκίᾳ οὐκ ἔστι μόνον σκεύη χρυσᾶ καὶ ἀργυρᾶ, ἀλλὰ καὶ ξύλινα καὶ ὀστράκινα, καὶ ἃ μὲν εἰς τιμήν, ἃ δὲ εἰς ἀτιμίαν. 20 nDoch 67in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden vaten; en sommige 68ter ere, maar sommige 69ter onere.
n Rom. 9:21. verwijsteksten
67 Dat is, gelijk in een groot huis of paleis, dat van een rijk of machtig man bewoond wordt, allerlei vaten zijn van verscheiden stof, waardij en gebruik, alzo worden ook in de uiterlijke en zienlijke gemeente, welke het huis Gods is, 1 Tim. 3:15, gevonden niet alleen oprechte gelovigen, van God uitverkoren tot Zijn eer, maar ook huichelaars, die nooit van God voor de Zijnen gekend zijn, en te zijner tijd ontdekt worden. Zie Matth. 3:12; 13:26, 47; 22:11, 14; 25:1. verwijsteksten
68 Dat is, die gebruikt worden tot eerlijke of treffelijke diensten. Daarbij worden de uitverkorenen vergeleken.
69 Dat is, die gebruikt worden tot slechte en vuile diensten. Bij deze worden vergeleken de huichelaars en verworpenen. Zie dergelijke Rom. 9:21. verwijsteksten
   
21 ἐὰν οὖν τις ἐκκαθάρῃ ἑαυτὸν ἀπὸ τούτων, ἔσται σκεῦος εἰς τιμήν, ἡγιασμένον, καὶ εὔχρηστον τῷ δεσπότῃ, εἰς πᾶν ἔργον ἀγαθὸν ἡτοιμασμένον. 21 Indien dan iemand 70zichzelven 71van deze 72reinigt, die 73zal een vat zijn ter ere, 74geheiligd en 75bekwaam tot gebruik des Heeren, 76tot alle goed werk 77toebereid.
70 Daarmede wordt niet te kennen gegeven dat iemand door zijn eigen kracht zich zou kunnen reinigen; want dat moet geschieden door de genade des Heiligen Geestes, die als rein water ons reinigt, Ez. 36:25. 1 Kor. 6:11; maar dat wij niet moeten zien op anderen die afvallen, om ons daaraan te stoten, maar dat elkeen zichzelven zo moet gedragen in reinheid, dat hij hierdoor van zijn verkiezing mag verzekerd zijn. verwijsteksten
71 Namelijk lieden die vaten zijn ter onere, dat is, van de goddeloze en verworpen huichelaars, en van deze verleiders, als daar Hymeneüs en Filetus waren. Of: van deze dingen, die bij deze lieden gevonden worden, dat is, van deze hun dwalingen, ijdel roepen, en goddeloosheid.
72 Dat is, daarvan afstand doet, of zich wacht om daarmede niet besmet te worden.
73 Dat is, zal daarmede betonen dat hij waarlijk zulk een vat, dat is, uitverkoren is, en zal daarvoor erkend worden. Zie dergelijke wijze van spreken Joh. 15:8. verwijsteksten
74 Dat is, gereinigd van de vuiligheid der zonden, en ten dienste des Heeren toegeëigend.
75 Dat is, dat tot eerlijke en treffelijke diensten van den heer des huizes kan gebruikt worden.
76 Dat is, tot een heiligen en godzaligen wandel, en tot oefening van allerlei goede werken.
77 Namelijk van God, door Zijn genade, 1 Kor. 4:7. Ef. 2:10. verwijsteksten
   
22 τὰς δὲ νεωτερικὰς ἐπιθυμίας φεῦγε· δίωκε δὲ δικαιοσύνην, πίστιν, ἀγάπην, εἰρήνην, μετὰ τῶν ἐπικαλουμένων τὸν *Κύριον ἐκ καθαρᾶς καρδίας.
* Κύριον St, B-edd, Elz, Sc, M | Χριστὸν B-edd
22 oMaar vlied 78de begeerlijkheden der jonkheid, en 79jaag na rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede 80met degenen die den Heere aanroepen uit een rein hart.
o 1 Tim. 6:11. verwijsteksten
78 Dat is, aan welke de jongelieden meest onderworpen zijn, als daar zijn eergierigheid, moedigheid, ongestadigheid, ijdele eer, wellustigheid en dergelijke.
79 Of: vervolg.
80 Dat is, met de oprechte gelovigen, namelijk voornamelijk; want anderszins moeten wij ook met alle mensen in vrede leven, Rom. 12:18. verwijsteksten
   
23 τὰς δὲ μωρὰς καὶ ἀπαιδεύτους ζητήσεις παραιτοῦ, εἰδὼς ὅτι γεννῶσι μάχας. 23 pEn verwerp 81de vragen die dwaas en 82zonder lering zijn, wetende dat zij 83twistingen voortbrengen.
p 1 Tim. 1:4; 6:4. Tit. 3:9. verwijsteksten
81 Dat is, de kwesties waarover men disputeert.
82 Gr. ongeleerd, dat is, die ons niet kunnen leren wat tot onze stichting dient of nodig is.
83 Gr. gevecht, namelijk met woorden.
   
24 δοῦλον δὲ Κυρίου οὐ δεῖ μάχεσθαι, ἀλλ’ ἤπιον εἶναι πρὸς πάντας, διδακτικόν, ἀνεξίκακον, 24 En 84een dienstknecht des Heeren moet niet 85twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, qbekwaam om te leren, en 86die de kwaden kan verdragen;
84 Dat is, die den Heere dient in het leerambt.
85 Gr. vechten, gelijk in het voorgaande vers, dat is, om ijdele dingen veel krakeel maken, of de waarheid met twistig kibbelen voorstaan.
q 1 Tim. 3:2. verwijsteksten
86 Of: het kwaad, namelijk van lastering en vervolging.
   
25 ἐν πρᾳότητι παιδεύοντα τοὺς ἀντιδιατιθεμένους· μήποτε δῷ αὐτοῖς ὁ Θεὸς μετάνοιαν εἰς ἐπίγνωσιν ἀληθείας, 25 rMet zachtmoedigheid onderwijzende degenen 87die tegenstaan; 88of God hun te eniger tijd 89bekering gave tot erkentenis der waarheid,
r Gal. 6:1. verwijsteksten
87 Namelijk de gezonde leer des Evangelies. Of: die van een tegenstrijdig gevoelen zijn.
88 Hiermede wordt aangewezen hoe zwaarlijk iemand van dwalingen tot de kennis der waarheid kan gebracht worden.
89 Namelijk van hun dwalingen.
   
26 καὶ ἀνανήψωσιν ἐκ τῆς τοῦ διαβόλου παγίδος, ἐζωγρημένοι ὑπ’ αὐτοῦ εἰς τὸ ἐκείνου θέλημα. 26 En zij 90wederom ontwaken mochten uit 91den strik des duivels, onder welken zij 92gevangen waren 93tot zijn wil.
90 Het Griekse woord betekent eigenlijk wederom nuchter te worden uit de dronkenschap. Een gelijkenis van het lichaam genomen, om op de ziel toe te passen.
91 Dat is, uit de onwetendheid, dwalingen of ketterijen, waarmede de satan hen verstrikt houdt.
92 Het Griekse woord betekent levend gevangen te worden, gelijk de wilde beesten van de jagers in de strikken of netten gevangen worden.
93 Dat is, om den wil des satans te doen, waartoe zij van God door een rechtvaardig oordeel zijn overgegeven, Joh. 8:44. Ef. 2:2. verwijsteksten

Einde 2 Timotheüs 2