Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Vereisten voor de opzieners en voor de diakenen |
1 Πιστὸς ὁ λόγος· Εἴ τις ἐπισκοπῆς ὀρέγεται, καλοῦ ἔργου ἐπιθυμεῖ. | | 1 DIT is een getrouw woord: zo iemand tot eens opzieners ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk. |
2 δεῖ οὖν τὸν ἐπίσκοπον ἀνεπίληπτον εἶναι, μιᾶς γυναικὸς ἄνδρα, νηφάλιον, σώφρονα, κόσμιον, φιλόξενον, διδακτικόν· | | 2 aEen opziener dan moet onberispelijk zijn, éner vrouwe man, wakker, matig, eerbaar, gaarne herbergende, bbekwaam om te leren; a Tit. 1:6. b 2 Tim. 2:24. a Tit. 1:6 Indien iemand onberispelijk is, éner vrouwe man, gelovige kinderen hebbende, die niet te beschuldigen zijn van overdadigheid, of ongehoorzaam zijn. b 2 Tim. 2:24 En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren, en
die de kwaden kan verdragen; |
3 μὴ πάροινον, μὴ πλήκτην, μὴ αἰσχροκερδῆ, ἀλλ’ ἐπιεικῆ, ἄμαχον, ἀφιλάργυρον· | | 3 Niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuilgewinzoeker, maar bescheiden, geen vechter, niet geldgierig; |
4 τοῦ ἰδίου οἴκου καλῶς προϊστάμενον, τέκνα ἔχοντα ἐν ὑποταγῇ μετὰ πάσης σεμνότητος· | | 4 Die zijn eigen huis wel regeert, zijn kinderen in onderdanigheid houdende met alle stemmigheid; |
5 (εἰ δέ τις τοῦ ἰδίου οἴκου προστῆναι οὐκ οἶδε, πῶς ἐκκλησίας Θεοῦ ἐπιμελήσεται;) | | 5 (Want zo iemand zijn eigen huis niet weet te regeren, hoe zal hij voor de gemeente Gods zorg dragen?) |
6 μὴ νεόφυτον, ἵνα μὴ τυφωθεὶς εἰς κρίμα ἐμπέσῃ τοῦ διαβόλου. | | 6 Geen nieuweling, opdat hij niet opgeblazen worde en in het oordeel des duivels valle. |
7 δεῖ δὲ αὐτὸν καὶ μαρτυρίαν καλὴν ἔχειν ἀπὸ τῶν ἔξωθεν, ἵνα μὴ εἰς ὀνειδισμὸν ἐμπέσῃ καὶ παγίδα τοῦ διαβόλου. | | 7 En hij moet ook een goede getuigenis hebben van degenen die buiten zijn, opdat hij niet valle in smaadheid en in den strik des duivels. |
8 διακόνους ὡσαύτως σεμνούς, μὴ διλόγους, μὴ οἴνῳ πολλῷ προσέχοντας, μὴ αἰσχροκερδεῖς, | | 8 cDe diakenen insgelijks moeten
eerbaar zijn, niet tweetongig, niet die zich tot veel wijn begeven, geen vuilgewinzoekers; c Hand. 6:3. c Hand. 6:3 Ziet dan om, broeders, naar zeven mannen uit u, die goede getuigenis hebben, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid, welke wij mogen stellen over deze nodige zaak. |
9 ἔχοντας τὸ μυστήριον τῆς πίστεως ἐν καθαρᾷ συνειδήσει. | | 9 dHoudende de verborgenheid des geloofs in een reine consciëntie. d 1 Tim. 1:19. d 1 Tim. 1:19 Houdende het geloof, en een goede consciëntie, welke sommigen verstoten hebbende, van het geloof schipbreuk geleden hebben; |
10 καὶ οὗτοι δὲ δοκιμαζέσθωσαν πρῶτον, εἶτα διακονείτωσαν, ἀνέγκλητοι ὄντες. | | 10 En dat dezen ook eerst beproefd worden, en dat zij daarna dienen, zo zij onbestraffelijk zijn. |
11 γυναῖκας ὡσαύτως σεμνάς, μὴ διαβόλους, νηφαλίους, πιστὰς ἐν πᾶσι. | | 11 De vrouwen insgelijks moeten eerbaar zijn, geen lasteraarsters, wakker, getrouw in alles. |
12 διάκονοι ἔστωσαν μιᾶς γυναικὸς ἄνδρες, τέκνων καλῶς προϊστάμενοι καὶ τῶν ἰδίων οἴκων. | | 12 Dat de diakenen éner vrouwe mannen zijn, die hun kinderen en hun eigen huizen wel regeren. |
13 οἱ γὰρ καλῶς διακονήσαντες βαθμὸν ἑαυτοῖς καλὸν περιποιοῦνται, καὶ πολλὴν παρρησίαν ἐν πίστει τῇ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. | | 13 eWant die wel gediend hebben, verkrijgen zichzelven een goeden opgang en veel vrijmoedigheid in het geloof, hetwelk is in Christus Jezus. e Matth. 25:21. e Matth. 25:21 En zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heren. |
14 Ταῦτά σοι γράφω, ἐλπίζων ἐλθεῖν πρός σε τάχιον· | | 14 Deze dingen schrijf ik u, hopende zeer haast tot u te komen; |
15 ἐὰν δὲ βραδύνω, ἵνα εἰδῇς πῶς δεῖ ἐν οἴκῳ Θεοῦ ἀναστρέφεσθαι, ἥτις ἐστὶν ἐκκλησία Θεοῦ ζῶντος, στύλος καὶ ἑδραίωμα τῆς ἀληθείας. | | 15 Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten hoe men fin het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid. f 2 Tim. 2:20. f 2 Tim. 2:20 Doch in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden vaten; en sommige ter ere, maar sommige ter onere. |
16 καὶ ὁμολογουμένως μέγα ἐστὶ τὸ τῆς εὐσεβείας μυστήριον· Θεὸς ἐφανερώθη ἐν σαρκί, ἐδικαιώθη ἐν Πνεύματι, ὤφθη ἀγγέλοις, ἐκηρύχθη ἐν ἔθνεσιν, ἐπιστεύθη ἐν κόσμῳ, ἀνελήφθη ἐν δόξῃ. | | 16 En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: gGod is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, his gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, iis opgenomen in heerlijkheid. g Joh. 1:14. h Ef. 3:5, 6. i Mark. 16:19. Luk. 9:51. Hand. 1:2. g Joh. 1:14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. h Ef. 3:5 Welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekendgemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten door den Geest; Ef. 3:6 Namelijk dat de heidenen zijn mede-erfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus door het Evangelie; i Mark. 16:19 De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel en is gezeten aan de rechterhand Gods. Luk. 9:51 En het geschiedde als de dagen Zijner opneming vervuld werden, zo richtte Hij Zijn aangezicht om naar Jeruzalem te reizen. Hand. 1:2 Tot op den dag in welken Hij opgenomen is, nadat Hij door den Heiligen Geest aan de apostelen, die Hij uitverkoren had, bevelen had gegeven; |