Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
1 De apostel vermaant hen voorts in het gemeen tot een godzaligen wandel. 3 En in het bijzonder tot kuisheid en eerbaarheid. 6 Tot rechtvaardigheid in hun handel. 9 Tot broederlijke liefde. 11 Tot een stil leven, en doen van hun eigen dingen. 13 Hij vermaant hen ook dat zij hun droefheid zullen matigen over degenen die ontslapen zijn. 14 Dewijl die door Christus weder opgewekt zullen worden. 15 Welke uit den hemel komen zal met een groot geroep en stem des archangels, om die gestorven zijn eerst uit de doden op te wekken. 17 En daarna dezelve met de anderen, die dan nog zullen leven, tot Zich op te nemen. |
| | Opwekking tot heiligen wandel |
1 Τὸ λοιπὸν οὖν, ἀδελφοί, ἐρωτῶμεν ὑμᾶς καὶ παρακαλοῦμεν ἐν Κυρίῳ Ἰησοῦ καθὼς παρελάβετε παρ’ ἡμῶν τὸ πῶς δεῖ ὑμᾶς περιπατεῖν καὶ ἀρέσκειν Θεῷ, ἵνα περισσεύητε μᾶλλον. | | 1 VOORTS1 dan, broeders, wij bidden en vermanen u 2in den Heere Jezus, gelijk gij van ons 3ontvangen hebt ahoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt. |
| 1 Of: Wat overig is, broeders. |
| 2 Dat is, in den Naam van den Heere Jezus, of: om Jezus Christus’ wil. Zie 2 Kor. 5:20. |
| 2 Kor. 5:20 Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen. |
| 3 Dat is, geleerd of onderwezen zijt. |
| a Filipp. 1:27. 1 Thess. 2:12. |
| Filipp. 1:27 Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies; 1 Thess. 2:12 En betuigden dat gij zoudt wandelen waardiglijk Gode, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid. |
| | |
2 οἴδατε γὰρ τίνας παραγγελίας ἐδώκαμεν ὑμῖν διὰ τοῦ Κυρίου Ἰησοῦ. | | 2 Want gij weet 4wat bevelen wij u gegeven hebben 5door den Heere Jezus. |
| 4 Hij spreekt hier niet van enige verholen geheime bevelen, maar van openbare, die hij daarna weder verhaalt. |
| 5 Dat is, vanwege den Heere, of uit last van den Heere Jezus. |
| | |
3 τοῦτο γάρ ἐστι θέλημα τοῦ Θεοῦ, ὁ ἁγιασμὸς ὑμῶν, ἀπέχεσθαι ὑμᾶς ἀπὸ τῆς πορνείας· | | 3 bWant dit is 6de wil Gods, uw 7heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij; |
| b Rom. 12:2. Ef. 5:27. Filipp. 4:8. |
| Rom. 12:2 En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is. Ef. 5:27 Opdat Hij haar Zichzelven zou heerlijk voorstellen, een gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. Filipp. 4:8 Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wél luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve. |
| 6 Dat is, hetgeen God van u eist, of wil gedaan hebben. |
| 7 Dit woord kan in het gemeen genomen worden voor allerlei heiligheid, of in het bijzonder voor de kuisheid of eerbaarheid, gelijk hierna verklaard wordt. |
| | |
4 εἰδέναι ἕκαστον ὑμῶν τὸ ἑαυτοῦ σκεῦος κτᾶσθαι ἐν ἁγιασμῷ καὶ τιμῇ, | | 4 Dat een iegelijk van u wete 8zijn vat te bezitten in heiligmaking en 9ere, |
| 8 Dat is, zijn lichaam, hetwelk naar een Hebreeuwse wijze van spreken alzo genaamd wordt, omdat het een instrument is der ziel. |
| 9 Dat is, eerbaarheid. Want niets onteert het lichaam des mensen meer dan onkuisheid. Zie 1 Kor. 6:16, enz. |
| 1 Kor. 6:16 Of weet gij niet dat die de hoer aanhangt, één lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot één vlees wezen. |
| | |
5 μὴ ἐν πάθει ἐπιθυμίας, καθάπερ καὶ τὰ ἔθνη τὰ μὴ εἰδότα τὸν Θεόν· | | 5 Niet in 10kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, cdie God 11niet kennen. |
| 10 Of: ontuchtige beweging. |
| c 1 Kor. 15:34. Ef. 4:18. |
| 1 Kor. 15:34 Waakt op rechtvaardiglijk, en zondigt niet; want sommigen hebben de kennis Gods niet. Ik zeg het u tot schaamte. Ef. 4:18 Verduisterd in het verstand, vervreemd zijnde van het leven Gods, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding huns harten; |
| 11 Namelijk gelijk het behoort, en Hij in Zijn Woord Zich geopenbaard heeft, 2 Thess. 1:8. Anderszins kennen de heidenen God ook uit de natuur, doch deze kennis was niet krachtig genoeg om hen tot Zijn liefde en gehoorzaamheid behoorlijk te bewegen, Rom. 1:19, enz. |
| 2 Thess. 1:8 Met vlammend vuur wraak doende over degenen die God niet kennen, en over degenen die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn; Rom. 1:19 Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. |
| | |
6 τὸ μὴ ὑπερβαίνειν καὶ πλεονεκτεῖν ἐν τῷ πράγματι τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ· διότι ἔκδικος ὁ Κύριος περὶ πάντων τούτων, καθὼς καὶ προείπαμεν ὑμῖν καὶ διεμαρτυράμεθα. | | 6 Dat niemand zijn broeder 12vertrede noch 13bedriege in zijn handeling; want de Heere is een Wreker over dit alles, gelijk wij u ook tevoren gezegd en betuigd hebben. |
| 12 Gr. overklimme, en betekent iemand door geweld verongelijken, of meer afnemen dan behoorlijk is, gelijk het volgende woord verklaart. |
| 13 Gr. vergierige, hetwelk betekent iemand uit gierigheid bedriegen of verongelijken. Zie 2 Kor. 2:10; 12:17. |
| 2 Kor. 2:10 Dien gij nu iets vergeeft, dien vergeef ik ook; want zo ik ook iets vergeven heb, dien ik vergeven heb, heb ik het vergeven
om uwentwil, voor het aangezicht van Christus, opdat de satan over ons geen voordeel krijge. 2 Kor. 12:17 Heb ik door iemand dergenen die ik tot u gezonden heb, van u mijn voordeel gezocht? |
| | |
7 οὐ γὰρ ἐκάλεσεν ἡμᾶς ὁ Θεὸς ἐπὶ ἀκαθαρσίᾳ, ἀλλ’ ἐν ἁγιασμῷ. | | 7 Want God heeft ons niet geroepen tot 14onreinheid, dmaar tot heiligmaking. |
| 14 Hieronder begrijpt de apostel niet alleen de ontuchtigheid, maar ook de gierigheid en onrechtvaardigheid, waardoor de ziel zelve ook bezoedeld wordt. |
| d Joh. 17:19. 1 Kor. 1:2. |
| Joh. 17:19 En Ik heilig Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. 1 Kor. 1:2 Aan de gemeente Gods die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroepen heiligen, met allen die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere: |
| | |
8 τοιγαροῦν ὁ ἀθετῶν οὐκ ἄνθρωπον ἀθετεῖ, ἀλλὰ τὸν Θεὸν τὸν καὶ δόντα τὸ Πνεῦμα αὐτοῦ τὸ Ἅγιον εἰς ἡμᾶς. | | 8 eZo dan, die 15dit verwerpt, die verwerpt 16geen mens, maar God, fDie ook Zijn Heiligen Geest 17in ons heeft gegeven. |
| e Luk. 10:16. |
| Luk. 10:16 Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene Die Mij gezonden heeft. |
| 15 Dat is, deze voorgemelde bevelen, gelijk hij die in het tweede vers heeft genoemd. |
| 16 Namelijk alleen, maar voornamelijk God, Die Zelf deze bevelen, door Zijn profeten en apostelen, heeft gegeven. |
| f 1 Kor. 7:40. |
| 1 Kor. 7:40 Maar zij is gelukkiger indien zij alzo blijft, naar mijn gevoelen. En ik meen ook den Geest Gods te hebben. |
| 17 Dit kan óf van de apostelen verstaan worden, die door Gods Geest gedreven zijnde, deze bevelen hebben gegeven; óf ook van alle Christenen, die door Gods Geest zijn geheiligd, opdat zij niet meer de begeerten des vleses, maar des Geestes zouden volgen, Gal. 5:24, 25. |
| Gal. 5:24 Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden. Gal. 5:25 Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen. |
| | Opwekking tot broederlijke liefde |
9 Περὶ δὲ τῆς φιλαδελφίας οὐ χρείαν ἔχετε γράφειν ὑμῖν· αὐτοὶ γὰρ ὑμεῖς θεοδίδακτοί ἐστε εἰς τὸ ἀγαπᾷν ἀλλήλους· | | 9 gVan de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node dat ik u schrijf; want gij zelven zijt 18van God geleerd om elkander lief te hebben. |
| g Lev. 19:18. Matth. 22:39. Joh. 13:34; 15:12. Ef. 5:2. 1 Petr. 4:8. 1 Joh. 3:23; 4:21. |
| Lev. 19:18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE. Matth. 22:39 En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Joh. 13:34 Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt. Joh. 15:12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. Ef. 5:2 En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer Gode, tot een welriekenden reuk. 1 Petr. 4:8 Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken. 1 Joh. 3:23 En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. 1 Joh. 4:21 En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe. |
| 18 Gr. godgeleerden; waarvan zie Joh. 6:45. |
| Joh. 6:45 Er is geschreven in de Profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij. |
| | |
10 καὶ γὰρ ποιεῖτε αὐτὸ εἰς πάντας τοὺς ἀδελφοὺς τοὺς ἐν ὅλῃ τῇ Μακεδονίᾳ. παρακαλοῦμεν δὲ ὑμᾶς, ἀδελφοί, περισσεύειν μᾶλλον, | | 10 Want 19gij doet ook hetzelve aan al de broederen die in geheel Macedónië zijn. Maar wij vermanen u, broeders, dat gij meer overvloedig wordt, |
| 19 Dat is, gij bewijst ook metterdaad, dat gij de broederen liefhebt. |
| | |
11 καὶ φιλοτιμεῖσθαι ἡσυχάζειν, καὶ πράσσειν τὰ ἴδια, καὶ ἐργάζεσθαι ταῖς ἰδίαις χερσὶν ὑμῶν, καθὼς ὑμῖν παρηγγείλαμεν· | | 11 hEn dat gij 20u benaarstigt stil te zijn en uw eigen dingen te doen, ien te werken 21met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; |
| h 2 Thess. 3:7, 12. |
| 2 Thess. 3:7 Want gij zelven weet hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u, 2 Thess. 3:12 Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten. |
| 20 Namelijk als die doen die naar eer staan, of eer ergens in stellen, gelijk het Griekse woord medebrengt. Dit zegt de apostel, omdat de wereldse mensen gemeenlijk eer stellen en naarstig zijn, om zich met vele dingen te bemoeien die henzelven niet aangaan, tegen welk gebrek hij de gelovigen hier waarschuwt, en vermaant hen liever eer te zoeken en zich te benaarstigen om in stilte hun eigen dingen waar te nemen. |
| i Hand. 20:34. Ef. 4:28. |
| Hand. 20:34 En gij zelven weet dat deze handen tot mijn nooddruft, en dengenen die met mij waren, gediend hebben. Ef. 4:28 Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene die nood heeft. |
| 21 Namelijk om u en de uwen van behoorlijke nooddruft te verzorgen. Hetwelk de apostel spreekt tot degenen die, onder het deksel van zich met gemene zaken buiten hun beroep te bemoeien, op de arbeid van andere lieden zochten te leven, waarvan breder gesproken wordt 2 Thess. 3:10, enz. |
| 2 Thess. 3:10 Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete. |
| | |
12 ἵνα περιπατῆτε εὐσχημόνως πρὸς τοὺς ἔξω, καὶ μηδενὸς χρείαν ἔχητε. | | 12 Opdat gij 22eerlijk wandelt bij degenen 23die buiten zijn, en 24geen ding van node hebt. |
| 22 Dat is, buiten opspraak. Want de heidenen zelven misprijzen ook zulk doen. Het Griekse woord betekent hetgeen wel voegt of wel staat. |
| 23 Dat is, die nog van het geloof vreemd zijn, gelijk 1 Kor. 5:12. |
| 1 Kor. 5:12 Want wat heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen zijn? |
| 24 Of: geen, of: niemand, namelijk dergenen die buiten zijn; want het Griekse woord kan beide lijden. |
| | De zekerheid der opstanding |
13 Οὐ θέλω δὲ ὑμᾶς ἀγνοεῖν, ἀδελφοί, περὶ τῶν κεκοιμημένων, ἵνα μὴ λυπῆσθε, καθὼς καὶ οἱ λοιποὶ οἱ μὴ ἔχοντες ἐλπίδα. | | 13 Doch, broeders, ik wil niet dat gij onwetende zijt van degenen 25die ontslapen zijn, kopdat gij niet bedroefd zijt 26gelijk als de anderen, 27die geen hoop hebben. |
| 25 Dat is, gestorven of in ruste zijn, gelijk Joh. 11:11, enz. |
| Joh. 11:11 Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lázarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen om hem uit den slaap op te wekken. |
| k Lev. 19:28. Deut. 14:1. 2 Sam. 12:20. |
| Lev. 19:28 Gij zult om een dood lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch schrift van een ingedrukt teken in u maken; Ik ben de HEERE. Deut. 14:1 GIJLIEDEN zijt kinderen des HEEREN uws Gods; gij zult uzelven niet snijden, noch kaalheid maken tussen uw ogen over een dode. 2 Sam. 12:20 Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich en veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN en bad aan. Daarna kwam hij in zijn huis en eiste brood; en zij zetten hem brood voor en hij at. |
| 26 Hiermede toont de apostel dat hij niet alle droefheid over de verstorvenen verbiedt, die ook Christus Zelf over Lazarus, Joh. 11:35, de gemeente over Stefanus, Hand. 8:2, en Paulus over Epafroditus, als hij dodelijk krank was, Filipp. 2:27, bewezen hebben; maar hij spreekt hier alleen van de onmatige en heidense droefheid. |
| Joh. 11:35 Jezus weende. Hand. 8:2 En enige godvruchtige mannen droegen Stéfanus tezamen ten grave, en maakten groten rouw over hem. Filipp. 2:27 En hij is ook krank geweest tot nabij den dood; maar God heeft Zich zijner ontfermd, en niet alleen zijner, maar ook mijner, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. |
| 27 Namelijk der zalige opstanding, waarvan hij in de volgende verzen spreekt. Want hoewel de heidenen aan de onsterfelijkheid der zielen geloofden, nochtans hebben zij nooit de opstanding der lichamen en wedervereniging met hun zielen kunnen begrijpen of geloven. Zie Hand. 17:32; 26:23, enz. |
| Hand. 17:32 Als zij nu van de opstanding der doden hoorden, spotten sommigen daarmede; en sommigen zeiden: Wij zullen u wederom hiervan horen. Hand. 26:23 Namelijk dat de Christus lijden moest, en dat Hij, de Eerste uit de opstanding der doden zijnde, een licht zou verkondigen dezen volke en den heidenen. |
| | |
14 εἰ γὰρ πιστεύομεν ὅτι Ἰησοῦς ἀπέθανε καὶ ἀνέστη, οὕτω καὶ ὁ Θεὸς τοὺς κοιμηθέντας διὰ τοῦ Ἰησοῦ ἄξει σὺν αὐτῷ. | | 14 Want indien wij geloven dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen die ontslapen zijn 28in Jezus, 29wederbrengen 30met Hem. |
| 28 Of: door Jezus, dat is, door de kracht van Jezus, den Rechter der levenden en doden, Joh. 5:21, enz. |
| Joh. 5:21 Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend die Hij wil. |
| 29 Namelijk in het leven en in heerlijkheid, wanneer Hij hen uit de graven zal opgewekt en met hun zielen zal verenigd hebben. |
| 30 Namelijk als Hij zal verschijnen uit den hemel ten laatsten dage, in het oordeel. |
| | |
15 τοῦτο γὰρ ὑμῖν λέγομεν ἐν λόγῳ Κυρίου, ὅτι ἡμεῖς οἱ ζῶντες οἱ περιλειπόμενοι εἰς τὴν παρουσίαν τοῦ Κυρίου, οὐ μὴ φθάσωμεν τοὺς κοιμηθέντας. | | 15 Want dat zeggen wij u 31door het woord des Heeren, ldat 32wij die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen 33vóórkomen degenen die ontslapen zijn. |
| 31 Gr. in het woord des Heeren, waardoor sommigen verstaan de beloften van Christus, Matth. 24:31. Joh. 5:28, waar bijna diergelijke woorden staan; anderen een bijzondere en nadere openbaring van Christus hiervan aan Paulus geschied, gelijk hij betuigt 1 Kor. 15:51. |
| Matth. 24:31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve. Joh. 5:28 Verwondert u daar niet over; want de ure komt in welke allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, 1 Kor. 15:51 Zie, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, |
| l 1 Kor. 15:22, 51. |
| 1 Kor. 15:22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. 1 Kor. 15:51 Zie, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, |
| 32 Namelijk gelovige mensen, stellende zichzelven ook daaronder, om de onzekerheid van den dag van Christus’ toekomst. Zie hiervan verder 1 Kor. 15:51. |
| 1 Kor. 15:51 Zie, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, |
| 33 Namelijk om van Christus verheerlijkt te worden. |
| | |
16 ὅτι αὐτὸς ὁ Κύριος ἐν κελεύσματι, ἐν φωνῇ ἀρχαγγέλου, καὶ ἐν σάλπιγγι Θεοῦ καταβήσεται ἀπ’ οὐρανοῦ, καὶ οἱ νεκροὶ ἐν Χριστῷ ἀναστήσονται πρῶτον· | | 16 mWant de Heere Zelf zal met 34een geroep, met 35de stem 36des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die 37in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; |
| m Matth. 24:31. 1 Kor. 15:52. 2 Thess. 1:7. |
| Matth. 24:31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve. 1 Kor. 15:52 In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. 2 Thess. 1:7 En u die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht, |
| 34 Het Griekse woord keleusma betekent eigenlijk een geroep dat met een bevel gevoegd is, gelijk aan degenen placht te geschieden die enig werk gelijkelijk moeten doen, of een schip gelijkelijk voortroeien, of een strijd beginnen. |
| 35 Wat dit voor een stem of bazuin zal zijn, verklaart de Schrift niet breder, dan wordt daardoor de grote macht en heerlijkheid van Christus in Zijn tweede komst voor ogen gesteld, Die met Zijn engelen, als een overste van zijn leger, met trompetgeluid en groot geschal zal komen; hetwelk schrikkelijk zal zijn voor Zijn vijanden, en moed en troost geven aan Zijn vrienden. Zie dergelijke beschrijving Matth. 25:31. Joh. 5:28. 1 Kor. 15:52. 2 Thess. 1:7, 8. Jud. vs. 14. Openb. 11:15, enz. |
| Matth. 25:31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. Joh. 5:28 Verwondert u daar niet over; want de ure komt in welke allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen, 1 Kor. 15:52 In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. 2 Thess. 1:7 En u die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht, 2 Thess. 1:8 Met vlammend vuur wraak doende over degenen die God niet kennen, en over degenen die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn; Jud. vs. 14 En van dezen heeft ook Henoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, Openb. 11:15 En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. |
| 36 Dat is, des oversten engels, die hier uitdrukkelijk wordt onderscheiden van Christus. Zie hiervan nader Jud. vs. 9. |
| Jud. vs. 9 Maar Michaël, de archangel, toen hij met den duivel twistte, en handelde van het lichaam van Mozes, durfde geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen, maar zeide: De Heere bestraffe u. |
| 37 Dat is, in het geloof van Christus, gelijk Openb. 14:13. |
| Openb. 14:13 En ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen. |
| | |
17 ἔπειτα ἡμεῖς οἱ ζῶντες, οἱ περιλειπόμενοι, ἅμα σὺν αὐτοῖς ἁρπαγησόμεθα ἐν νεφέλαις εἰς ἀπάντησιν τοῦ Κυρίου εἰς ἀέρα· καὶ οὕτω πάντοτε σὺν Κυρίῳ ἐσόμεθα. | | 17 Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen 38opgenomen worden 39in de wolken, den Heere tegemoet, 40in de lucht; en alzo zullen wij altijd 41met den Heere wezen. |
| 38 Gr. gerukt, getrokken, namelijk nadat zij zullen veranderd en Zijn verheerlijkt lichaam in een ogenblik tijds gelijkvormig gemaakt zijn, 1 Kor. 15:51. Filipp. 3:20, 21. |
| 1 Kor. 15:51 Zie, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, Filipp. 3:20 Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus, Filipp. 3:21 Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen. |
| 39 Die namelijk als een wagen zullen zijn, waardoor zij tot Christus in de lucht opgevoerd zullen worden, gelijk van Elia gezegd wordt, 2 Kon. 2:11, en van Christus Zelven, Hand. 1:9. |
| 2 Kon. 2:11 En het gebeurde als zij voortgingen, gaande en sprekende, zie, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elía met een onweder ten hemel. Hand. 1:9 En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen. |
| 40 Namelijk waar Hij Zijn gericht zal houden, voor de ogen aller mensen, die door de engelen bijeen zullen gebracht zijn tot Zijn rechter- en tot Zijn linkerhand. Zie Matth. 25:31, enz. Openb. 1:7. |
| Matth. 25:31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. Openb. 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. |
| 41 Namelijk Christus Jezus in den hemel, Joh. 14:2, 3. |
| Joh. 14:2 In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. Joh. 14:3 En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt waar Ik ben. |
| | |
18 ὥστε παρακαλεῖτε ἀλλήλους ἐν τοῖς λόγοις τούτοις. | | 18 Zo dan, vertroost elkander 42met deze woorden. |
| 42 Gr. in deze woorden, dat is, redenen of bedenkingen. |