Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Opwekking tot heiligen wandel |
1 Τὸ λοιπὸν οὖν, ἀδελφοί, ἐρωτῶμεν ὑμᾶς καὶ παρακαλοῦμεν ἐν Κυρίῳ Ἰησοῦ καθὼς παρελάβετε παρ’ ἡμῶν τὸ πῶς δεῖ ὑμᾶς περιπατεῖν καὶ ἀρέσκειν Θεῷ, ἵνα περισσεύητε μᾶλλον. | | 1 VOORTS dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt ahoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt. a Filipp. 1:27. 1 Thess. 2:12. a Filipp. 1:27 Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies; 1 Thess. 2:12 En betuigden dat gij zoudt wandelen waardiglijk Gode, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid. |
2 οἴδατε γὰρ τίνας παραγγελίας ἐδώκαμεν ὑμῖν διὰ τοῦ Κυρίου Ἰησοῦ. | | 2 Want gij weet wat bevelen wij u gegeven hebben door den Heere Jezus. |
3 τοῦτο γάρ ἐστι θέλημα τοῦ Θεοῦ, ὁ ἁγιασμὸς ὑμῶν, ἀπέχεσθαι ὑμᾶς ἀπὸ τῆς πορνείας· | | 3 bWant dit is de wil Gods, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij; b Rom. 12:2. Ef. 5:27. Filipp. 4:8. b Rom. 12:2 En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is. Ef. 5:27 Opdat Hij haar Zichzelven zou heerlijk voorstellen, een gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. Filipp. 4:8 Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wél luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve. |
4 εἰδέναι ἕκαστον ὑμῶν τὸ ἑαυτοῦ σκεῦος κτᾶσθαι ἐν ἁγιασμῷ καὶ τιμῇ, | | 4 Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en ere, |
5 μὴ ἐν πάθει ἐπιθυμίας, καθάπερ καὶ τὰ ἔθνη τὰ μὴ εἰδότα τὸν Θεόν· | | 5 Niet in kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, cdie God niet kennen. c 1 Kor. 15:34. Ef. 4:18. c 1 Kor. 15:34 Waakt op rechtvaardiglijk, en zondigt niet; want sommigen hebben de kennis Gods niet. Ik zeg het u tot schaamte. Ef. 4:18 Verduisterd in het verstand, vervreemd zijnde van het leven Gods, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding huns harten; |
6 τὸ μὴ ὑπερβαίνειν καὶ πλεονεκτεῖν ἐν τῷ πράγματι τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ· διότι ἔκδικος ὁ Κύριος περὶ πάντων τούτων, καθὼς καὶ προείπαμεν ὑμῖν καὶ διεμαρτυράμεθα. | | 6 Dat niemand zijn broeder vertrede noch bedriege in zijn handeling; want de Heere is een Wreker over dit alles, gelijk wij u ook tevoren gezegd en betuigd hebben. |
7 οὐ γὰρ ἐκάλεσεν ἡμᾶς ὁ Θεὸς ἐπὶ ἀκαθαρσίᾳ, ἀλλ’ ἐν ἁγιασμῷ. | | 7 Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, dmaar tot heiligmaking. d Joh. 17:19. 1 Kor. 1:2. d Joh. 17:19 En Ik heilig Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. 1 Kor. 1:2 Aan de gemeente Gods die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroepen heiligen, met allen die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere: |
8 τοιγαροῦν ὁ ἀθετῶν οὐκ ἄνθρωπον ἀθετεῖ, ἀλλὰ τὸν Θεὸν τὸν καὶ δόντα τὸ Πνεῦμα αὐτοῦ τὸ Ἅγιον εἰς ἡμᾶς. | | 8 eZo dan, die dit verwerpt, die verwerpt geen mens, maar God, fDie ook Zijn Heiligen Geest in ons heeft gegeven. e Luk. 10:16. f 1 Kor. 7:40. e Luk. 10:16 Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene Die Mij gezonden heeft. f 1 Kor. 7:40 Maar zij is gelukkiger indien zij alzo blijft, naar mijn gevoelen. En ik meen ook den Geest Gods te hebben. |
| | Opwekking tot broederlijke liefde |
9 Περὶ δὲ τῆς φιλαδελφίας οὐ χρείαν ἔχετε γράφειν ὑμῖν· αὐτοὶ γὰρ ὑμεῖς θεοδίδακτοί ἐστε εἰς τὸ ἀγαπᾷν ἀλλήλους· | | 9 gVan de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node dat ik u schrijf; want gij zelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben. g Lev. 19:18. Matth. 22:39. Joh. 13:34; 15:12. Ef. 5:2. 1 Petr. 4:8. 1 Joh. 3:23; 4:21. g Lev. 19:18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE. Matth. 22:39 En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Joh. 13:34 Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt. Joh. 15:12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. Ef. 5:2 En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer Gode, tot een welriekenden reuk. 1 Petr. 4:8 Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken. 1 Joh. 3:23 En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. 1 Joh. 4:21 En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe. |
10 καὶ γὰρ ποιεῖτε αὐτὸ εἰς πάντας τοὺς ἀδελφοὺς τοὺς ἐν ὅλῃ τῇ Μακεδονίᾳ. παρακαλοῦμεν δὲ ὑμᾶς, ἀδελφοί, περισσεύειν μᾶλλον, | | 10 Want gij doet ook hetzelve aan al de broederen die in geheel Macedónië zijn. Maar wij vermanen u, broeders, dat gij meer overvloedig wordt, |
11 καὶ φιλοτιμεῖσθαι ἡσυχάζειν, καὶ πράσσειν τὰ ἴδια, καὶ ἐργάζεσθαι ταῖς ἰδίαις χερσὶν ὑμῶν, καθὼς ὑμῖν παρηγγείλαμεν· | | 11 hEn dat gij u benaarstigt stil te zijn en uw eigen dingen te doen, ien te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; h 2 Thess. 3:7, 12. i Hand. 20:34. Ef. 4:28. h 2 Thess. 3:7 Want gij zelven weet hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u, 2 Thess. 3:12 Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten. i Hand. 20:34 En gij zelven weet dat deze handen tot mijn nooddruft, en dengenen die met mij waren, gediend hebben. Ef. 4:28 Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene die nood heeft. |
12 ἵνα περιπατῆτε εὐσχημόνως πρὸς τοὺς ἔξω, καὶ μηδενὸς χρείαν ἔχητε. | | 12 Opdat gij eerlijk wandelt bij degenen die buiten zijn, en geen ding van node hebt. |
| | De zekerheid der opstanding |
13 Οὐ θέλω δὲ ὑμᾶς ἀγνοεῖν, ἀδελφοί, περὶ τῶν κεκοιμημένων, ἵνα μὴ λυπῆσθε, καθὼς καὶ οἱ λοιποὶ οἱ μὴ ἔχοντες ἐλπίδα. | | 13 Doch, broeders, ik wil niet dat gij onwetende zijt van degenen die ontslapen zijn, kopdat gij niet bedroefd zijt gelijk als de anderen, die geen hoop hebben. k Lev. 19:28. Deut. 14:1. 2 Sam. 12:20. k Lev. 19:28 Gij zult om een dood lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch schrift van een ingedrukt teken in u maken; Ik ben de HEERE. Deut. 14:1 GIJLIEDEN zijt kinderen des HEEREN uws Gods; gij zult uzelven niet snijden, noch kaalheid maken tussen uw ogen over een dode. 2 Sam. 12:20 Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich en veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN en bad aan. Daarna kwam hij in zijn huis en eiste brood; en zij zetten hem brood voor en hij at. |
14 εἰ γὰρ πιστεύομεν ὅτι Ἰησοῦς ἀπέθανε καὶ ἀνέστη, οὕτω καὶ ὁ Θεὸς τοὺς κοιμηθέντας διὰ τοῦ Ἰησοῦ ἄξει σὺν αὐτῷ. | | 14 Want indien wij geloven dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem. |
15 τοῦτο γὰρ ὑμῖν λέγομεν ἐν λόγῳ Κυρίου, ὅτι ἡμεῖς οἱ ζῶντες οἱ περιλειπόμενοι εἰς τὴν παρουσίαν τοῦ Κυρίου, οὐ μὴ φθάσωμεν τοὺς κοιμηθέντας. | | 15 Want dat zeggen wij u door het woord des Heeren, ldat wij die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen vóórkomen degenen die ontslapen zijn. l 1 Kor. 15:22, 51. l 1 Kor. 15:22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. 1 Kor. 15:51 Zie, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, |
16 ὅτι αὐτὸς ὁ Κύριος ἐν κελεύσματι, ἐν φωνῇ ἀρχαγγέλου, καὶ ἐν σάλπιγγι Θεοῦ καταβήσεται ἀπ’ οὐρανοῦ, καὶ οἱ νεκροὶ ἐν Χριστῷ ἀναστήσονται πρῶτον· | | 16 mWant de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; m Matth. 24:31. 1 Kor. 15:52. 2 Thess. 1:7. m Matth. 24:31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve. 1 Kor. 15:52 In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. 2 Thess. 1:7 En u die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht, |
17 ἔπειτα ἡμεῖς οἱ ζῶντες, οἱ περιλειπόμενοι, ἅμα σὺν αὐτοῖς ἁρπαγησόμεθα ἐν νεφέλαις εἰς ἀπάντησιν τοῦ Κυρίου εἰς ἀέρα· καὶ οὕτω πάντοτε σὺν Κυρίῳ ἐσόμεθα. | | 17 Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. |
18 ὥστε παρακαλεῖτε ἀλλήλους ἐν τοῖς λόγοις τούτοις. | | 18 Zo dan, vertroost elkander met deze woorden. |