Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Vermaningen |
1 Ὥστε, ἀδελφοί μου ἀγαπητοὶ καὶ ἐπιπόθητοι, χαρὰ καὶ στέφανός μου, οὕτω στήκετε ἐν Κυρίῳ, ἀγαπητοί. | | 1 ZO dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn blijdschap aen kroon, staat alzo in den Heere, geliefden. a 1 Thess. 2:19. a 1 Thess. 2:19 Want welke is onze hoop of blijdschap of kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn toekomst? |
2 Εὐοδίαν παρακαλῶ, καὶ Συντύχην παρακαλῶ, τὸ αὐτὸ φρονεῖν ἐν Κυρίῳ. | | 2 Ik vermaan Euódia en ik vermaan Syntyche, dat zij eensgezind zijn in den Heere. |
3 καὶ ἐρωτῶ καί σε, σύζυγε γνήσιε, συλλαμβάνου αὐταῖς, αἵτινες ἐν τῷ εὐαγγελίῳ συνήθλησάν μοι, μετὰ καὶ Κλήμεντος, καὶ τῶν λοιπῶν συνεργῶν μου, ὧν τὰ ὀνόματα ἐν βίβλῳ ζωῆς. | | 3 En ik bid ook u, gij mijn oprechte metgezel, zijt dezen vrouwen
behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evangelie, ook met Clemens en de andere mijn medearbeiders, welker namen bzijn in het boek des levens. b Ex. 32:32. Ps. 69:29. Openb. 3:5; 20:12; 21:27. b Ex. 32:32 Nu dan, indien Gij hun zonde vergeven zult! Doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt. Ps. 69:29 Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden. Openb. 3:5 Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. Openb. 20:12 En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken. Openb. 21:27 En in haar zal niet inkomen iets dat ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams. |
4 Χαίρετε ἐν Κυρίῳ πάντοτε· πάλιν ἐρῶ, χαίρετε. | | 4 cVerblijdt u in den Heere allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt u. c 1 Thess. 5:16. |
5 τὸ ἐπιεικὲς ὑμῶν γνωσθήτω πᾶσιν ἀνθρώποις. ὁ Κύριος ἐγγύς. | | 5 Uw bescheidenheid zij allen mensen bekend. dDe Heere is nabij. d 1 Kor. 10:11. Hebr. 10:25. d 1 Kor. 10:11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden, en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. Hebr. 10:25 En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet dat de dag nadert. |
6 μηδὲν μεριμνᾶτε, ἀλλ’ ἐν παντὶ τῇ προσευχῇ καὶ τῇ δεήσει μετὰ εὐχαριστίας τὰ αἰτήματα ὑμῶν γνωριζέσθω πρὸς τὸν Θεόν. | | 6 eWeest in geen ding bezorgd, maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging, bekend worden bij God. e Ps. 55:23. Matth. 6:25. 1 Tim. 6:8, 17. 1 Petr. 5:7. e Ps. 55:23 Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten dat de rechtvaardige wankele. Matth. 6:25 Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten en wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? 1 Tim. 6:8 Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn. 1 Tim. 6:17 Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent om te genieten; 1 Petr. 5:7 Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. |
7 καὶ ἡ εἰρήνη τοῦ Θεοῦ, ἡ ὑπερέχουσα πάντα νοῦν, φρουρήσει τὰς καρδίας ὑμῶν καὶ τὰ νοήματα ὑμῶν ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. | | 7 fEn de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus. f Joh. 14:27. Rom. 5:1. Ef. 2:14. f Joh. 14:27 Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd en zij niet versaagd. Rom. 5:1 WIJ dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus; Ef. 2:14 Want Hij is onze Vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, |
8 Τὸ λοιπόν, ἀδελφοί, ὅσα ἐστὶν ἀληθῆ, ὅσα σεμνά, ὅσα δίκαια, ὅσα ἁγνά, ὅσα προσφιλῆ, ὅσα εὔφημα, εἴ τις ἀρετὴ καὶ εἴ τις ἔπαινος, ταῦτα λογίζεσθε. | | 8 Voorts, broeders, al wat waarachtig is, gal wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat hrein is, al wat lieflijk is, al wat wél luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve. g Rom. 13:13. h 1 Thess. 4:3, 4, 5. g Rom. 13:13 Laat ons, als in den dag, eerlijk wandelen, niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkamers en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid; h 1 Thess. 4:3 Want dit is de wil Gods, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij; 1 Thess. 4:4 Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en ere, 1 Thess. 4:5 Niet in kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God niet kennen. |
9 ἃ καὶ ἐμάθετε καὶ παρελάβετε καὶ ἠκούσατε καὶ εἴδετε ἐν ἐμοί, ταῦτα πράσσετε· καὶ ὁ Θεὸς τῆς εἰρήνης ἔσται μεθ’ ὑμῶν. | | 9 Hetgeen gij ook geleerd en ontvangen en gehoord en in mij gezien hebt, doet dat; en de God des vredes zal met u zijn. |
| | Dank voor de ontvangen gaven |
10 Ἐχάρην δὲ ἐν Κυρίῳ μεγάλως, ὅτι ἤδη ποτὲ ἀνεθάλετε τὸ ὑπὲρ ἐμοῦ φρονεῖν· ἐφ’ ᾧ καὶ ἐφρονεῖτε, ἠκαιρεῖσθε δέ. | | 10 En ik ben grotelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt iom aan mij te gedenken; waaraan gij ook gedacht hebt, maar gij hebt de gelegenheid niet gehad. i 2 Kor. 11:9. i 2 Kor. 11:9 Want mijn gebrek hebben de broeders vervuld die van Macedónië kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden zonder u te bezwaren, en zal mij nog alzo houden. |
11 οὐχ ὅτι καθ’ ὑστέρησιν λέγω· ἐγὼ γὰρ ἔμαθον, ἐν οἷς εἰμί, αὐτάρκης εἶναι. | | 11 Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek; want ik kheb geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben. k 1 Tim. 6:6. k 1 Tim. 6:6 Doch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. |
12 οἶδα *δὲ ταπεινοῦσθαι, οἶδα καὶ περισσεύειν· ἐν παντὶ καὶ ἐν πᾶσι μεμύημαι καὶ χορτάζεσθαι καὶ πεινᾷν, καὶ περισσεύειν καὶ ὑστερεῖσθαι. * δὲ St, B, Elz | καὶ Sc, M | | 12 En ik weet lvernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden. l 1 Kor. 4:11. 2 Kor. 11:27. l 1 Kor. 4:11 Tot op deze tegenwoordige ure lijden wij honger en lijden wij dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vaste woonplaats; 2 Kor. 11:27 In arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid. |
13 πάντα ἰσχύω ἐν τῷ ἐνδυναμοῦντί με Χριστῷ. | | 13 Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft. |
14 πλὴν καλῶς ἐποιήσατε συγκοινωνήσαντές μου τῇ θλίψει. | | 14 Nochtans hebt gij wel gedaan, dat gij met mijn verdrukking gemeenschap gehad hebt. |
15 οἴδατε δὲ καὶ ὑμεῖς, Φιλιππήσιοι, ὅτι ἐν ἀρχῇ τοῦ εὐαγγελίου, ὅτε ἐξῆλθον ἀπὸ Μακεδονίας, οὐδεμία μοι ἐκκλησία ἐκοινώνησεν εἰς λόγον δόσεως καὶ λήψεως, εἰ μὴ ὑμεῖς μόνοι· | | 15 mEn ook gij, Filippenzen, weet dat in het begin des Evangelies, toen ik van Macedónië vertrokken ben, geen gemeente mij iets medegedeeld heeft tot rekening van uitgaaf en ontvangst, dan gij alleen. m 2 Kor. 11:9. m 2 Kor. 11:9 Want mijn gebrek hebben de broeders vervuld die van Macedónië kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden zonder u te bezwaren, en zal mij nog alzo houden. |
16 ὅτι καὶ ἐν Θεσσαλονίκῃ καὶ ἅπαξ καὶ δὶς εἰς τὴν χρείαν μοι ἐπέμψατε. | | 16 Want ook in Thessaloníca hebt gij mij eenmaal en andermaal gezonden tot nooddruft. |
17 οὐχ ὅτι ἐπιζητῶ τὸ δόμα, ἀλλ’ ἐπιζητῶ τὸν καρπὸν τὸν πλεονάζοντα εἰς λόγον ὑμῶν. | | 17 Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht die overvloedig is tot uw rekening. |
18 ἀπέχω δὲ πάντα καὶ περισσεύω· πεπλήρωμαι, δεξάμενος παρὰ Ἐπαφροδίτου τὰ παρ’ ὑμῶν, ὀσμὴν εὐωδίας, θυσίαν δεκτήν, εὐάρεστον τῷ Θεῷ. | | 18 Maar ik heb alles ontvangen, en ik heb overvloed; ik ben vervuld geworden, als ik van Epafrodítus ontvangen heb wat van u gezonden was, nals
een welriekenden reuk, een aangename offerande, Gode welbehaaglijk. n Hebr. 13:16. n Hebr. 13:16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zodanige offeranden heeft God een welbehagen. |
19 ὁ δὲ Θεός μου πληρώσει πᾶσαν χρείαν ὑμῶν κατὰ τὸν πλοῦτον αὐτοῦ ἐν δόξῃ, ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. | | 19 Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid door Christus Jezus. |
20 τῷ δὲ Θεῷ καὶ Πατρὶ ἡμῶν ἡ δόξα εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων. ἀμήν. | | 20 Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. |
| | Groeten en zegenbede |
21 Ἀσπάσασθε πάντα ἅγιον ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. ἀσπάζονται ὑμᾶς οἱ σὺν ἐμοὶ ἀδελφοί. | | 21 Groet alle heiligen in Christus Jezus. U groeten de broeders die met mij zijn. |
22 ἀσπάζονται ὑμᾶς πάντες οἱ ἅγιοι, μάλιστα δὲ οἱ ἐκ τῆς Καίσαρος οἰκίας. | | 22 Al de heiligen groeten u, en meest die van het huis des keizers zijn. |
23 Ἡ χάρις τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ μετὰ πάντων ὑμῶν. ἀμήν. | | 23 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. |