Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Filippenzen 1 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Παύλου τοῦ ἀποστόλου ἡ πρὸς Φιλιππησίους ἐπιστολή

De zendbrief van den apostel Paulus aan de Filippenzen

Filippenzen 1

1 Na het opschrift van dezen brief en den gewoonlijken groet, 3 Verklaart de apostel dat hij God dankt over de gemeenschap der Filippenzen aan het Evangelie. 6 En dat hij vertrouwt dat zij daarin, en voorts in alle christelijke deugden, meer en meer zullen toenemen. 12 Beschrijft zijn verdrukking en banden, die hij leed om des Evangelies wil, en de vrucht die door dezelve ontstond. 15 Leert dat het Evangelie van sommigen gepredikt wordt uit goedwilligheid en liefde, tot zijn verlichting, en van anderen uit nijd en twisting, tot zijn verzwaring in zijn banden. 19 Doch dat hij vertrouwt dat hetzelve gedijen zal tot zijn zaligheid, en tot grootmaking van Christus, hetzij door het leven, hetzij door den dood. 21 Verklaart dat hij tot beide bereid is, alzo het beide nut was: te blijven in het leven voor de gemeente, en te sterven voor zichzelven. 25 En dat hij hoopt dat hij nog een tijdlang in het leven zal blijven tot dienst der gemeente. 27 Voegt daar wederom bij een vermaning tot enigheid, tot kloekmoedigheid en lijdzaamheid in de verdrukkingen, 30 Volgens zijn voorbeeld.
  
Opschrift en zegengroet
1 Παῦλος καὶ Τιμόθεος, δοῦλοι Ἰησοῦ Χριστοῦ, πᾶσι τοῖς ἁγίοις ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ τοῖς οὖσιν ἐν Φιλίπποις, σὺν ἐπισκόποις καὶ διακόνοις· 1 PAULUS en 1Timótheüs, dienstknechten van JEZUS CHRISTUS, al den heiligen in Christus Jezus die te 2Filippi zijn, met de 3opzieners en 4diakenen:
1 Hij voegt Timotheüs hier bij zich, als een oprechten leraar des Evangelies, om te tonen dat dezelve ook toestemt al wat de apostel aan hen schrijft. Zie 2 Kor. 1:1. 1 Thess. 1:1. 2 Thess. 1:1. verwijsteksten
2 Van deze stad in Macedonië zie Hand. 16:12. verwijsteksten
3 Gr. episcopois, dat is, opzieners, waarvan het woord bisschop komt, hetwelk gemeen is aan alle opzieners en regeerders der kerk. Zie Hand. 20:17, 28. 1 Tim. 3:1. Tit. 1:5, 7. Want hier blijkt dat in een gemeente meer zulke bisschoppen zijn geweest dan een. verwijsteksten
4 Dit woord wordt somtijds in het gemeen genomen voor allerlei dienaren, Matth. 20:26. Rom. 13:4, ook voor de leraars der kerk, 1 Kor. 3:5. 2 Kor. 11:23. Ef. 3:7, somtijds in het bijzonder, gelijk hier, voor degenen die de gemeente dienen in het verzorgen der armen, 1 Tim. 3:8, 12, van welker instelling en ambt zie Handelingen 6. verwijsteksten
   
2 χάρις ὑμῖν καὶ εἰρήνη ἀπὸ Θεοῦ Πατρὸς ἡμῶν καὶ Κυρίου Ἰησοῦ Χριστοῦ. 2 aGenade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.
a Rom. 1:7. 1 Petr. 1:2. verwijsteksten
  
Dankzegging en gebed
3 Εὐχαριστῶ τῷ Θεῷ μου ἐπὶ πάσῃ τῇ μνείᾳ ὑμῶν 3 bIk dank mijn God zo dikwijls als ik uwer gedenk
b Ef. 1:15. Kol. 1:3. 1 Thess. 1:2. 2 Thess. 1:3. verwijsteksten
   
4 (πάντοτε ἐν πάσῃ δεήσει μου ὑπὲρ πάντων ὑμῶν μετὰ χαρᾶς τὴν δέησιν ποιούμενος), 4 (Allen tijd in al mijn gebed voor u allen met blijdschap het gebed doende),
5 ἐπὶ τῇ κοινωνίᾳ ὑμῶν εἰς τὸ εὐαγγέλιον, ἀπὸ πρώτης ἡμέρας ἄχρι τοῦ νῦν· 5 5Over 6uw gemeenschap aan het Evangelie, van 7den eersten dag af tot nu toe;
5 Namelijk ik dank God, vers 3. verwijsteksten
6 Dat is, over de grote weldaad, dat u ook het Evangelie is gepredikt, en dat gij hetzelve met het geloof hebt aangenomen. Zie 1 Joh. 1:3. verwijsteksten
7 Namelijk dat gij het Evangelie hebt ontvangen en aangenomen.
   
6 πεποιθὼς αὐτὸ τοῦτο, ὅτι ὁ ἐναρξάμενος ἐν ὑμῖν ἔργον ἀγαθὸν ἐπιτελέσει ἄχρις ἡμέρας Ἰησοῦ Χριστοῦ· 6 Vertrouwende ditzelve, dat 8Hij Die in u c9een goed werk begonnen heeft, dat 10voleindigen zal tot 11op den dag van Jezus Christus;
8 Namelijk God de Vader.
c Joh. 6:29. 1 Thess. 1:3. verwijsteksten
9 Namelijk van het geloof in Christus en van de bekering tot God.
10 Dat is, meer en meer zal vermeerderen, versterken en bewaren.
11 Namelijk op welken Christus u uit dit leven tot Zich zal nemen, of uit de doden zal opwekken ten uitersten dage des oordeels.
   
7 καθώς ἐστι δίκαιον ἐμοὶ τοῦτο φρονεῖν ὑπὲρ πάντων ὑμῶν, διὰ τὸ ἔχειν με ἐν τῇ καρδίᾳ ὑμᾶς, ἔν τε τοῖς δεσμοῖς μου καὶ τῇ ἀπολογίᾳ καὶ βεβαιώσει τοῦ εὐαγγελίου, συγκοινωνούς μου τῆς χάριτος πάντας ὑμᾶς ὄντας. 7 Gelijk het 12bij mij recht is, dat ik van u allen dit gevoel, omdat ik in mijn hart houd, dat gij, beide din mijn banden en in mijn 13verantwoording en bevestiging des Evangelies, gij allen, zeg ik, 14mijner genade mededeelachtig zijt.
12 Namelijk naar het recht en de wet der liefde, die geen kwaad denkt, en alle ding gelooft, en alle ding hoopt, 1 Kor. 13:5, 7. verwijsteksten
d Ef. 3:1; 4:1. Kol. 4:3, 18. 2 Tim. 1:8. verwijsteksten
13 Namelijk in het rechthuis en elders. Zie vers 13. verwijsteksten
14 Dat is, die mij van God gegeven is, niet alleen om te geloven in Christus, maar ook om Zijnentwil te lijden.
   
8 μάρτυς γάρ μού ἐστιν ὁ Θεός, ὡς ἐπιποθῶ πάντας ὑμᾶς ἐν σπλάγχνοις Ἰησοῦ Χριστοῦ. 8 eWant 15God is mijn Getuige, hoezeer ik 16begerig ben naar u allen 17met innerlijke bewegingen 18van Jezus Christus.
e Rom. 1:9; 9:1. 2 Kor. 1:23; 11:31. Gal. 1:20. 1 Thess. 2:5. 1 Tim. 5:21. 2 Tim. 4:1. verwijsteksten
15 Dit is een wijze van eedzweren, welke de apostel hier gebruikt omdat het nodig was dat de Filippenzen van zijn liefde tot hen verzekerd zouden zijn.
16 Dat is, u allen liefheb, of: naar u allen verlang. Zie 2 Kor. 9:14. verwijsteksten
17 Gr. in de ingewanden; een Hebreeuwse wijze van spreken, overmits door een grote inwendige affectie de ingewanden als ontroerd en ontsteld worden. Zie Luk. 1:78. verwijsteksten
18 Dat is, welke affectie of liefde ontstaat in mij om Christus’ wil, Dien gij met geloof hebt aangenomen, of omdat wij Jezus Christus tot een gemeenschappelijken Zaligmaker hebben.
   
9 καὶ τοῦτο προσεύχομαι, ἵνα ἡ ἀγάπη ὑμῶν ἔτι μᾶλλον καὶ μᾶλλον περισσεύῃ ἐν ἐπιγνώσει καὶ πάσῃ αἰσθήσει, 9 En dit bid ik God, dat 19uw liefde nog meer en meer overvloedig worde 20in erkentenis en alle 21gevoelen;
19 Dat is, de deugd der liefde die in u is tot God en uw naaste, in welke alle deugden van de eerste en tweede tafel begrepen zijn.
20 Of: met, door kennis, namelijk van Goddelijke zaken die ter zaligheid nodig zijn.
21 Namelijk inwendig gevoelen des verstands, waardoor de Goddelijke zaken begrepen en onderscheiden worden.
   
10 εἰς τὸ δοκιμάζειν ὑμᾶς τὰ διαφέροντα, ἵνα ἦτε εἰλικρινεῖς καὶ ἀπρόσκοποι εἰς ἡμέραν Χριστοῦ, 10 Opdat gij 22beproeft 23de dingen die daarvan verschillen, opdat gij 24oprecht zijt en 25zonder aanstoot te geven, tot 26den dag van Christus;
22 Dat is, na beproeving en toetsing der leringen aan Gods Woord, recht moogt verstaan en onderscheiden.
23 Of: die uitnemend zijn. Het Griekse woord betekent beide. Want de kennis dezer Goddelijke zaken verschilt veel en is uitnemender dan enige andere kennis van wereldse zaken. Zie Rom. 2:18. verwijsteksten
24 Dat is, zonder geveinsdheid of bedrog.
25 Namelijk aan iemand, Matth. 18:7, waardoor hij zou verhinderd worden, of ten val gebracht, in de christelijke loopbaan. Gr. onergerlijk, of: onaanstotelijk. verwijsteksten
26 Zie vers 6. verwijsteksten
   
11 πεπληρωμένοι καρπῶν δικαιοσύνης τῶν διὰ Ἰησοῦ Χριστοῦ, εἰς δόξαν καὶ ἔπαινον Θεοῦ. 11 Vervuld met vruchten 27der gerechtigheid, 28die door Jezus Christus zijn, 29tot heerlijkheid en prijs van God.
27 Dat is, der godzaligheid, vroomheid en nieuwe gehoorzaamheid.
28 Dat is, die door den Geest van Christus in ons gewrocht en voortgebracht worden.
29 Dit is het einde waartoe en waarom alle goede werken moeten gedaan worden. Zie Ps. 115:1. Matth. 5:16. 1 Kor. 10:31. 1 Petr. 2:12; 4:11. verwijsteksten
  
De vrucht van Paulus’ gevangenschap
12 Γινώσκειν δὲ ὑμᾶς βούλομαι, ἀδελφοί, ὅτι τὰ κατ’ ἐμὲ μᾶλλον εἰς προκοπὴν τοῦ εὐαγγελίου ἐλήλυθεν· 12 En 30ik wil dat gij weet, broeders, dat 31hetgeen aan mij is geschied, meer 32tot bevordering des Evangelies gekomen is;
30 Dat is, wordt niet verslagen of geërgerd aan mijn gevangenis, maar wilt uit mij dit verstaan.
31 Dat is, deze mijn gevangenis en verdrukking, die ik lijd om des Evangelies wil.
32 Dat is, dat het zover vandaar is dat dezelve den loop en de verbreiding der evangelische leer zou hinderlijk zijn, dat zulks ook, door de bestiering Gods, daartoe dienstig en bevorderlijk is.
   
13 ὥστε τοὺς δεσμούς μου φανεροὺς ἐν Χριστῷ γενέσθαι ἐν ὅλῳ τῷ πραιτωρίῳ καὶ τοῖς λοιποῖς πᾶσι, 13 Alzo dat 33mijn banden 34in Christus openbaar geworden zijn 35in het ganse rechthuis en aan 36alle anderen,
33 Dat is, de oorzaak waarom ik met banden of ketenen gevangen ben en gehouden word; dat die niet is enig kwaad feit door mij bedreven, maar alleen de leer des Evangelies.
34 Dat is, waarmede ik gebonden ben om Christus’ wil. Zie Ef. 4:1. verwijsteksten
35 Of: hof of huis van den keizer Nero, dat is, aan zijn raadsheren en hofgezin. Zie Filipp. 4:22. verwijsteksten
36 Namelijk plaatsen, of mensen, namelijk in deze stad van Rome en hieromtrent.
   
14 καὶ τοὺς πλείονας τῶν ἀδελφῶν ἐν Κυρίῳ, πεποιθότας τοῖς δεσμοῖς μου, περισσοτέρως τολμᾷν ἀφόβως τὸν λόγον λαλεῖν. 14 fEn dat het meerderdeel der broederen in den Heere, 37door mijn banden 38vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger 39het Woord onbevreesd durven spreken.
f Ef. 3:13. 1 Thess. 3:3. verwijsteksten
37 Dat is, door mijn onnozelheid, standvastigheid en kloekmoedigheid, die blijkt en van mij getoond wordt in deze mijn gevangenis.
38 Dat is, kloekmoedig of vrijmoedig geworden zijnde.
39 Namelijk Gods, dat is, de leer des Evangelies belijden en verkondigen.
   
15 τινὲς μὲν καὶ διὰ φθόνον καὶ ἔριν, τινὲς δὲ καὶ δι’ εὐδοκίαν τὸν Χριστὸν κηρύσσουσιν· 15 40Sommigen prediken ook wel Christus 41door nijd en 42twist, maar sommigen ook 43door goedwilligheid.
40 Door dezen verstaat de apostel enige leraars die de rechtzinnige leer wel predikten, omdat er staat dat zij Christus predikten, maar dat hun hart niet zuiver was, maar met nijd en twist tegen Paulus beladen.
41 Namelijk misgunnende Paulus de eer die hem aangedaan werd van degenen die door zijn predicatiën bekeerd werden.
42 Of: strijd, namelijk tegen Paulus en de andere oprechte leraars, dien zij zochten daarmede hinderlijk te zijn, of een deel van zijn eer aan zich te trekken.
43 Gr. door een welbehagen, dat is, met een oprecht, goedwillig en genegen hart tot bevordering van der mensen zaligheid.
   
16 οἱ μὲν ἐξ ἐριθείας τὸν Χριστὸν καταγγέλλουσιν, οὐχ ἁγνῶς, οἰόμενοι θλίψιν ἐπιφέρειν τοῖς δεσμοῖς μου· 16 Genen verkondigen wel Christus uit twisting, 44niet zuiver, menende aan mijn banden 45verdrukking toe te brengen;
44 Namelijk ten aanzien van hun hart, met hetwelk zij de leer predikten, niet met een zuiver en oprecht gemoed. Zie vers 15. verwijsteksten
45 Dat is, mijn kruis nog meer te verzwaren, doordien zij met hun predicatiën mij zoeken bij de gemeente verdacht en veracht te maken.
   
17 οἱ δὲ ἐξ ἀγάπης, εἰδότες ὅτι εἰς ἀπολογίαν τοῦ εὐαγγελίου κεῖμαι. 17 Doch dezen 46uit liefde, dewijl zij weten dat ik 47tot verantwoording des Evangelies 48gezet ben.
46 Namelijk tot Gods eer, stichting der gemeente en zaligheid der mensen.
47 Dat is, om de leer des Evangelies ook in deze banden te verkondigen en te verdedigen tegen alle vijanden derzelve; in hetwelk, dewijl het door de banden mij dikwijls verhinderd wordt, zij uit liefde mij te hulp komen. Of: vanwege de verantwoording.
48 Of: hier lig, namelijk gevangen. Of: van God hiertoe geroepen ben.
   
18 τί γάρ; πλὴν παντὶ τρόπῳ, εἴτε προφάσει εἴτε ἀληθείᾳ, Χριστὸς καταγγέλλεται· καὶ ἐν τούτῳ χαίρω, ἀλλὰ καὶ χαρήσομαι. 18 49Wat dan? Nochtans wordt Christus op 50allerlei wijze, hetzij 51onder een deksel, hetzij 52in der waarheid, verkondigd; en 53daarin verblijd ik mij, ja, ik zal mij ook verblijden.
49 Namelijk zal dit zijn of teweegbrengen? Zal dit óf u óf mij ontroeren? Geenszins.
50 Gr. alle.
51 Namelijk van ijver tot verbreiding van het Evangelie, waarmede zij hun nijd en twist zoeken te bedekken.
52 Dat is, met een oprecht en zuiver gemoed, zonder geveinsdheid of bedrog.
53 Namelijk niet alleen dat Christus in der waarheid gepredikt wordt, maar ook dat Hij van deze anderen, hoewel met geen oprecht gemoed, immers gepredikt, en Zijn leer tot zaligheid der mensen door hen alzo verbreid wordt.
  
Paulus’ verwachting
19 οἶδα γὰρ ὅτι τοῦτό μοι ἀποβήσεται εἰς σωτηρίαν διὰ τῆς ὑμῶν δεήσεως, καὶ ἐπιχορηγίας τοῦ Πνεύματος Ἰησοῦ Χριστοῦ, 19 gWant ik weet 54dat dit mij ter zaligheid gedijen zal, 55door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus;
g 2 Kor. 1:11. verwijsteksten
54 Dat is, deze verdrukking die zij mij uit nijdigheid en haat aandoen.
55 Dat is, door de toebrenging of verlening des Heiligen Geestes, die ik door uw gebed voor mij van Christus verkrijgen zal.
   
20 κατὰ τὴν ἀποκαραδοκίαν καὶ ἐλπίδα μου, ὅτι ἐν οὐδενὶ αἰσχυνθήσομαι, ἀλλ’ ἐν πάσῃ παρρησίᾳ, ὡς πάντοτε, καὶ νῦν μεγαλυνθήσεται Χριστὸς ἐν τῷ σώματί μου, εἴτε διὰ ζωῆς εἴτε διὰ θανάτου. 20 Volgens mijn 56ernstige verwachting en hoop, hdat ik in geen zaak zal 57beschaamd worden, maar dat in alle vrijmoedigheid, 58gelijk allen tijd, alzo ook nu, Christus zal 59grootgemaakt worden 60in mijn lichaam, 61hetzij door het leven, 62hetzij door den dood.
56 Het Griekse woord betekent een verwachting als met uitgestrekten hoofde of hals. Zie Rom. 8:19. verwijsteksten
h Rom. 5:5. verwijsteksten
57 Dat is, te schande komen door afwijking of bezwijking.
58 Namelijk voordezen, in de voorgaande jaren van mijn dienst, in welke mij ook vele verdrukkingen overkomen en van mij kloekmoediglijk overwonnen zijn.
59 Dat is, geëerd, geroemd. Zie van dit woord Luk. 1:46. verwijsteksten
60 Dat is, door het lijden dat mij in het lichaam zou mogen aangedaan worden. Of: door mijn verlossing.
61 Dat is, hetzij dat ik het leven nog behoud, om Hem nog te dienen en te verheerlijken door de predicatie des Evangelies.
62 Dat is, hetzij dat ik van den keizer omgebracht en gedood word, om Christus met mijn dood te vereren en Zijn leer met mijn bloed te bevestigen.
   
21 ἐμοὶ γὰρ τὸ ζῇν, Χριστός· καὶ τὸ ἀποθανεῖν, κέρδος. 21 63Want 64het leven is mij Christus, en 65het sterven is mij gewin.
63 Of: Want Christus is mijn gewin in het leven en in het sterven.
64 Dat is, zo ik nog in het leven blijf, hetzelve zal ik besteden ter ere en ten dienste van Christus.
65 Dat is, zo ik gedood word, dat zal mij geen schade, maar groot gewin toebrengen, alzo ik voor de aarde den hemel, en voor dit ellendig sterfelijk leven een gelukzalig eeuwig leven zal gewinnen.
   
22 εἰ δὲ τὸ ζῇν ἐν σαρκί, τοῦτό μοι καρπὸς ἔργου· καὶ τί αἱρήσομαι οὐ γνωρίζω. 22 Maar 66of te leven in het vlees, 67hetzelve mij oorbaar zij, en 68wat ik verkiezen zal, 69weet ik niet.
66 Dit betekent hier niet naar de lusten van het vlees te leven, gelijk Rom. 8:1, maar in dit lichamelijke en tijdelijke leven te blijven. verwijsteksten
67 Of: of het leven in het vlees mij nog gebeurde, hetzelve zou mij oorbaar zijn. Gr. een vrucht des werks.
68 Namelijk indien mij de keus van beide gegeven werd: óf te sterven óf nog in het leven te blijven.
69 Namelijk overmits daar aan weerszijden zeer gewichtige redenen zijn; zodat ik kwalijk weet welke als de gewichtigste mij meest behoren te bewegen.
   
23 συνέχομαι γὰρ ἐκ τῶν δύο, τὴν ἐπιθυμίαν ἔχων εἰς τὸ ἀναλῦσαι καὶ σὺν Χριστῷ εἶναι, *πολλῷ γὰρ μᾶλλον κρεῖσσον·
* πολλῷ γὰρ B, Elz | πολλῷ St, Sc, M
23 Want ik word van 70deze twee 71gedrongen, hebbende begeerte om 72ontbonden te worden en 73met Christus te zijn; want dat is 74zeer verre het beste;
70 Namelijk verscheidene begeerten, die daarna uitgedrukt worden.
71 Namelijk in mijn gemoed, niet wetende wat ik voor best zal houden, overmits daar aan weerszijden krachtige en dringende redenen zijn.
72 Of: te verhuizen, te verherbergen, dat is, uit dit leven te scheiden. Een gelijkenis genomen van degenen die uit een herberg scheiden om hun reis naar hun vaderland voort te zetten, of ook die naar een ander land of plaats willende te scheep reizen, het touw van het schip losmaken om de reis aan te nemen. Zie dergelijke 2 Tim. 4:6. verwijsteksten
73 Namelijk in den hemel, met mijn ziel, die zij niet kunnen doden. Zie Matth. 10:28. Luk. 23:43. verwijsteksten
74 Gr. veel meer, beter, namelijk voor mij. Zie Ps. 16:11. Rom. 8:18. verwijsteksten
   
24 τὸ δὲ ἐπιμένειν ἐν τῇ σαρκὶ ἀναγκαιότερον δι’ ὑμᾶς. 24 Maar 75in het vlees te blijven is nodiger 76om uwentwil.
75 Dat is, in dit lichamelijk leven. Zie vers 22. verwijsteksten
76 Namelijk om u en andere gemeenten in het geloof te versterken, en nog vele anderen voor Christus te gewinnen.
   
25 καὶ τοῦτο πεποιθὼς οἶδα ὅτι μενῶ, καὶ συμπαραμενῶ πᾶσιν ὑμῖν εἰς τὴν ὑμῶν προκοπὴν καὶ χαρὰν τῆς πίστεως, 25 En 77dit vertrouw en weet ik, dat ik zal 78blijven en 79met u allen zal verblijven 80tot uw bevordering en blijdschap 81des geloofs;
77 Sommige oude leraars menen dat de apostel dat zekerlijk wist uit een bijzondere openbaring Gods (gelijk Hand. 23:11), dat hij in de eerste gevangenis niet zou omgebracht worden; en dat hij vrijgelaten zijnde, daarna in Azië, Syrië, Griekenland en elders nog wel tien jaren zou gepredikt hebben, en daarna wederom te Rome gevangen en omgebracht zijn. Maar dat is onzeker; en het blijkt uit Filipp. 2:17, dat hij dit zegt niet van een zekere wetenschap, door Goddelijke openbaring, maar van een waarschijnlijke gissing en hoop uit al de omstandigheden der zaak, dat hij in deze eerste verantwoording niet zou ter dood veroordeeld worden, hetwelk ook geschied is, gelijk uit de brieven, daarna in zijn banden geschreven, kan blijken. In zijn tweede verantwoording verklaart hij dat de tijd zijner ontbinding nabij was, 2 Tim. 4:6, 16. verwijsteksten
78 Namelijk in het leven.
79 Dat is, tot u, Filippenzen, nog zal komen en een wijle bij u verblijven.
80 Dat is, om met mijn leringen en predicatiën u meer en meer in kennis en godzaligheid te doen toenemen.
81 Dat is, spruitende uit het geloof, of: die ontstaan zal om de vermeerdering uws geloofs.
   
26 ἵνα τὸ καύχημα ὑμῶν περισσεύῃ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ ἐν ἐμοί, διὰ τῆς ἐμῆς παρουσίας πάλιν πρὸς ὑμᾶς. 26 Opdat 82uw roem in Christus Jezus overvloedig zij 83aan mij, door 84mijn tegenwoordigheid wederom bij u.
82 Namelijk dat gij van mij, een apostel van Christus, tot het geloof bekeerd en daarin versterkt zijt.
83 Gr. in mij, namelijk als gij door uw gebeden mijn verlossing zult verkregen hebben.
84 Namelijk die ik hoop dat de Heere geven zal.
  
Opwekking tot standvastigheid
27 μόνον ἀξίως τοῦ εὐαγγελίου τοῦ Χριστοῦ πολιτεύεσθε, ἵνα εἴτε ἐλθὼν καὶ ἰδὼν ὑμᾶς, εἴτε ἀπών, ἀκούσω τὰ περὶ ὑμῶν, ὅτι στήκετε ἐν ἑνὶ πνεύματι, μιᾷ ψυχῇ συναθλοῦντες τῇ πίστει τοῦ εὐαγγελίου, 27 iAlleenlijk 85wandelt 86waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met 87één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies;
i Gen. 17:1. 1 Kor. 7:20. Ef. 4:1. Kol. 1:10. 1 Thess. 2:12; 4:1. verwijsteksten
85 Of: gedraagt u. Het Griekse woord betekent: als een goed burger zich behoorlijk in zijn stad gedragen, zijn omgang en wandel aanstellen. Zie ook Filipp. 3:20. verwijsteksten
86 Dat is, gelijk betaamt dengenen die de leer des Evangelies hebben geleerd en aangenomen. Zie Ef. 4:1. 1 Thess. 2:12. verwijsteksten
87 Gr. ziel. Zie Hand. 4:32. Door den geest wordt betekend het verstand, en door de ziel de wil en genegenheden. Of het een kan ook zijn een verklaring van het ander. Anderen verstaan door dit woord geest den Heiligen Geest. verwijsteksten
   
28 καὶ μὴ πτυρόμενοι ἐν μηδενὶ ὑπὸ τῶν ἀντικειμένων· ἥτις αὐτοῖς μέν ἐστιν ἔνδειξις ἀπωλείας, ὑμῖν δὲ σωτηρίας, καὶ τοῦτο ἀπὸ Θεοῦ· 28 En dat gij in geen ding verschrikt wordt van degenen 88die tegenstaan; hetwelk 89hun wel 90een bewijs is des verderfs, maar 91u der zaligheid, en dat 92van God.
88 Dat is, die óf met valse leer, óf met zware vervolgingen en dreigementen zich stellen tegen de leer van Christus, om die te verdelgen.
89 Namelijk den vervolgers en valsen leraars.
90 Dat is, een zeker teken dat zij ten verderve lopen. Zie 2 Thess. 1:5. verwijsteksten
91 Namelijk gelovigen, die u noch door valse leer laat verleiden, noch door vrees voor vervolgingen verschrikken, om van het ware geloof af te wijken.
92 Dat doet hij daarbij opdat zij niet zouden menen, dat hun standvastigheid een verdienende oorzaak zou zijn der zaligheid; en opdat zij zouden weten dat deze standvastigheid niet van henzelven, maar van God komt, gelijk in het volgende vers verklaard wordt.
   
29 ὅτι ὑμῖν ἐχαρίσθη τὸ ὑπὲρ Χριστοῦ, οὐ μόνον τὸ εἰς αὐτὸν πιστεύειν, ἀλλὰ καὶ τὸ ὑπὲρ αὐτοῦ πάσχειν· 29 Want u is 93uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in 94Hem te geloven, maar ook 95voor Hem 96te lijden,
93 Of: geschonken om Christus’ wil. Zie Ef. 2:8. verwijsteksten
94 Namelijk Christus.
95 Dat is, om Zijnentwil; omwille van Zijn leer en zaak.
96 Om Christus’ wil verdrukkingen en vervolgingen onderworpen te zijn, en die lijdzamelijk te verdragen en overwinnen, Matth. 5:12. Hand. 5:41. verwijsteksten
   
30 τὸν αὐτὸν ἀγῶνα ἔχοντες οἷον *ἴδετε ἐν ἐμοί, καὶ νῦν ἀκούετε ἐν ἐμοί.
* ἴδετε St, B, Elz | εἴδετε Sc, M
30 Denzelfden strijd 97hebbende, hoedanigen gij 98in mij gezien hebt en 99nu in mij hoort.
97 Namelijk te strijden en uit te staan.
98 Namelijk als ik bij u was. Zie hiervan Hand. 16:19, enz. verwijsteksten
99 Namelijk uit de geruchten wat ik hier te Rome dagelijks te lijden heb in mijn banden.

Einde Filippenzen 1