Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Efeze 6 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Efeze 6

1 De apostel komt verder tot den schuldigen plicht der kinderen jegens hun ouders. 4 En der vaders jegens hun kinderen. 5 Daarna der dienstknechten jegens hun heren. 9 En der heren jegens hun dienstknechten. 10 Vermaant hen ten laatste in het gemeen sterk te zijn in den Heere. 11 En beschrijft de listigheid en macht des satans, waar zij den strijd tegen hebben. 13 Wapent hen tegen dezelve met de ganse wapenrusting Gods, die hij in alle delen verhaalt. 18 Vermaant hen daarbenevens tot gedurig bidden. 19 En dat ook voor hem, opdat hij in zijn banden het Evangelie vrijmoediglijk mag spreken. 21 Betuigt dat hij daarom Tychikus tot hen zendt, om hun van zijn gelegenheid in alles kennis te doen. 23 En besluit den brief met een wens tot vrede, liefde, met geloof en genade.
  
Gehoorzaamheid
1 Τὰ τέκνα, ὑπακούετε τοῖς γονεῦσιν ὑμῶν ἐν Κυρίῳ· τοῦτο γάρ ἐστι δίκαιον. 1 GIJa kinderen, zijt uw ouders gehoorzaam 1in den Heere; want dat is recht.
a Kol. 3:20. verwijsteksten
1 Gelijk Ef. 5:21 in de vreze Gods, dat is, in alles wat tegen den Heere of Zijn bevel en vreze niet strijdt. Zie Luk. 14:26. verwijsteksten
   
2 Τίμα τὸν πατέρα σου καὶ τὴν μητέρα (ἥτις ἐστὶν ἐντολὴ πρώτη ἐν ἐπαγγελίᾳ), 2 bEer uw vader en moeder (hetwelk het eerste gebod is 2met een belofte),
b Ex. 20:12. Deut. 5:16; 27:16. Matth. 15:4. Mark. 7:10. verwijsteksten
2 Gr. in belofte, dat is, met een bijzondere belofte van een lang leven en voorspoed. Want anders heeft het tweede gebod ook een algemene belofte van Gods barmhartigheid over vele duizenden.
   
3 ἵνα εὖ σοι γένηται, καὶ ἔσῃ μακροχρόνιος ἐπὶ τῆς γῆς. 3 Opdat het u welga en dat gij lang leeft 3op de aarde.
3 Hetgeen het vijfde gebod zegt: in het land dat de Heere u zal geven, ziende op het land Kanaän, dat zegt Paulus in het gemeen: op de aarde, omdat de Heere onder het Nieuwe Testament alle landen van het ganse aardrijk nu heeft geheiligd, en Zijn zegen belooft aan degenen die Hem gehoorzamen, in wat land zij ook zijn. Want de godzaligheid heeft de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens, 1 Tim. 4:8. verwijsteksten
   
4 καὶ οἱ πατέρες, μὴ παροργίζετε τὰ τέκνα ὑμῶν, ἀλλ’ ἐκτρέφετε αὐτὰ ἐν παιδείᾳ καὶ νουθεσίᾳ Κυρίου. 4 En gij vaders, verwekt uw kinderen niet 4tot toorn, cmaar voedt hen op in 5de lering en 6vermaning des Heeren.
4 Dat is, door te grote hardigheid tot zulken toorn waaruit mismoedigheid zou rijzen of een weerzin der kinderen tegen de ouders; anders gebiedt God ook somwijlen behoorlijke strengheid te gebruiken tegen de grote gebreken der kinderen. Zie Spr. 13:24; 19:18; 23:13, enz. verwijsteksten
c Deut. 6:7, 20. Ps. 78:4. Spr. 19:18; 29:17. verwijsteksten
5 Of: tuchtiging, gelijk dit woord ook betekent. Zie Hebr. 12:7. verwijsteksten
6 Of: onderwijzing, die tot de vreze des Heeren kan leiden, of uit het Woord des Heeren is genomen.
   
5 Οἱ δοῦλοι, ὑπακούετε τοῖς κυρίοις κατὰ σάρκα μετὰ φόβου καὶ τρόμου, ἐν ἁπλότητι τῆς καρδίας ὑμῶν, ὡς τῷ Χριστῷ· 5 dGij dienstknechten, zijt gehoorzaam uw heren 7naar het vlees, 8met vreze 9en beven, in eenvoudigheid uws harten, 10gelijk als aan Christus;
d Kol. 3:22. 1 Tim. 6:1. Tit. 2:9. 1 Petr. 2:18. verwijsteksten
7 Dat is, naar het lichaam, of naar den uiterlijken stand des mensen. Want over de consciëntie en in het geestelijke is God alleen een Heere.
8 Dat is, met eerbied.
9 Dat is, zorgvuldigheid van hen niet te vertoornen. Want een slaafse vrees, die alleen uit bedenking van een bereide straf voortkomt, prijst de apostel in de Christenen niet, gelijk de volgende woorden verklaren. Zie Rom. 13:5. verwijsteksten
10 Namelijk ons aller Heere. Zie Ef. 5:22. verwijsteksten
   
6 μὴ κατ’ ὀφθαλμοδουλείαν ὡς ἀνθρωπάρεσκοι, ἀλλ’ ὡς δοῦλοι τοῦ Χριστοῦ, ποιοῦντες τὸ θέλημα τοῦ Θεοῦ ἐκ ψυχῆς, 6 Niet 11naar ogendienst als mensenbehagers, maar als dienstknechten van Christus, doende 12den wil Gods van harte;
11 Dat is, om in de tegenwoordigheid en voor de ogen der heren hen alleen wel te dienen, gelijk sommige dienstknechten plegen, die hen achter hun rug dikmaals bespotten en bestelen.
12 Namelijk van trouwelijk en oprechtelijk te dienen. Want dat is Gods wil aangaande de dienstknechten. Gr. doende den wil Gods uit de ziel.
   
7 μετ’ εὐνοίας δουλεύοντες *τῷ Κυρίῳ καὶ οὐκ ἀνθρώποις·
* τῷ St, B-edd, Elz, M-pt | ὡς τῷ B-edd, Sc, M-pt
7 Dienende met goedwilligheid 13den Heere en 14niet de mensen;
13 Namelijk Christus Jezus, in dezen uw dienst, als Die denzelven u in dit beroep opgelegd heeft. Zie Joh. 15:14. verwijsteksten
14 Namelijk alleen of voornamelijk.
   
8 εἰδότες ὅτι ὃ ἐάν τι ἕκαστος ποιήσῃ ἀγαθόν, τοῦτο κομιεῖται παρὰ τοῦ Κυρίου, εἴτε δοῦλος, εἴτε ἐλεύθερος. 8 Wetende dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben, hij 15datzelve van den Heere 16zal ontvangen, hetzij dienstknecht, hetzij vrije.
15 Dat is, het loon van datzelve. Hij spreekt hier van loon uit genade, gelijk Paulus daarom dit loon der dienstknechten, dat God zal geven dengenen die getrouwelijk zullen gediend hebben, noemt een vergelding der erfenis, Kol. 3:24. verwijsteksten
16 Of: zal behalen, wegdragen, namelijk in het uiterste oordeel. Zie 2 Kor. 5:10. verwijsteksten
   
9 καὶ οἱ κύριοι, τὰ αὐτὰ ποιεῖτε πρὸς αὐτούς, ἀνιέντες τὴν ἀπειλήν· εἰδότες ὅτι καὶ ὑμῶν αὐτῶν ὁ Κύριός ἐστιν ἐν οὐρανοῖς, καὶ προσωποληψία οὐκ ἔστι παρ’ αὐτῷ. 9 eEn gij heren, 17doet hetzelfde bij hen, nalatende de dreiging; als die weet dat ook uws zelfs Heere in de hemelen is, fen dat geen 18aanneming des persoons bij Hem is.
e Kol. 4:1. verwijsteksten
17 Namelijk wat goed is, en van den Heere beloond wordt, gelijk hij in het voorgaande vers van de dienstknechten heeft gesproken. Want hij gebiedt den heren niet hun dienstknechten te gehoorzamen, of te dienen, maar dezelve in alle billijkheid en zachtmoedigheid te gebieden en regeren, gelijk de volgende woorden verklaren.
f Deut. 10:17. 2 Kron. 19:7. Job 34:19. Hand. 10:34. Rom. 2:11. Gal. 2:6. Kol. 3:25. 1 Petr. 1:17. verwijsteksten
18 Dat is, de Heere zal den uiterlijken staat des mensen niet aanzien in Zijn oordeel, namelijk of iemand heer of knecht, edel of onedel, rijk of arm is, maar of hij Zijn geboden, elk in zijn beroep, heeft gehoorzaamd. Zie Rom. 2:11. verwijsteksten
  
De geestelijke wapenrusting
10 Τὸ λοιπόν, ἀδελφοί μου, ἐνδυναμοῦσθε ἐν Κυρίῳ, καὶ ἐν τῷ κράτει τῆς ἰσχύος αὐτοῦ. 10 Voorts, mijne broeders, 19wordt krachtig in den Heere en in de sterkte Zijner macht.
19 Dat is, weest dagelijks meer en meer, door de kracht des Heeren, tegen uw vijanden versterkt. Waartoe de middelen van het 13de vers voorts worden voorgesteld.
   
11 ἐνδύσασθε τὴν πανοπλίαν τοῦ Θεοῦ, πρὸς τὸ δύνασθαι ὑμᾶς στῆναι πρὸς τὰς μεθοδείας τοῦ διαβόλου. 11 gDoet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de 20listige omleidingen des duivels.
g Kol. 3:12. 1 Thess. 5:8. verwijsteksten
20 Dat is, bedrieglijke verleidingen. Zie Ef. 4:14. verwijsteksten
   
12 ὅτι οὐκ ἔστιν ἡμῖν ἡ πάλη πρὸς αἷμα καὶ σάρκα, ἀλλὰ πρὸς τὰς ἀρχάς, πρὸς τὰς ἐξουσίας, πρὸς τοὺς κοσμοκράτορας τοῦ σκότους τοῦ αἰῶνος τούτου, πρὸς τὰ πνευματικὰ τῆς πονηρίας ἐν τοῖς ἐπουρανίοις. 12 Want wij hebben den strijd 21niet tegen 22vlees en bloed, maar tegen 23de overheden, htegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld 24der duisternis dezer eeuw, tegen 25de geestelijke boosheden 26in de lucht.
21 Namelijk alleen, of voornamelijk. Want ook de wereld en ons eigen vlees leveren ons gedurigen strijd, maar onze voornaamste vijand, die ook de wereld en ons vlees daartoe gebruikt, is de satan. Zie 1 Petr. 5:8. verwijsteksten
22 Dat is, zwakke mensen, gelijk wij ook zelven zijn. Zie Matth. 16:17. Gal. 1:16. verwijsteksten
23 De apostel geeft hier den satan en zijn engelen deze titels, niet omdat zij van God tot rechte oversten en regeerders der wereld gesteld zijn, gelijk God den dienst der goede engelen dikmaals gebruikt, Ef. 1:21; 3:10, maar omdat zij dezelve macht, die de goede engelen van God hebben, en deze door hun val verloren hebben, nochtans als tirannen met list en geweld over de verdorven en boze wereld nog gebruiken; en dat door een rechtvaardig oordeel Gods hun hetzelve, tot straf der kwaden en een oefening der goeden, voor een tijd wordt toegelaten. Zie 2 Kor. 4:4. 2 Thess. 2:9, 10. Zie ook de aantt. op Ef. 2:2. verwijsteksten
h Ef. 2:2. verwijsteksten
24 Zo wordt het rijk des satans genaamd, omdat hij door onkunde of onwetendheid van God en Zijn Woord de mensen tot allerlei zonden en boosheden brengt. Zie Hand. 26:18. Kol. 1:13. verwijsteksten
25 Gr. de geestelijke der boosheid, dat is, geesten die tot alle boosheid zijn genegen en de mensen daartoe ook zoeken te brengen.
26 Gr. in de hemelse of overhemelse plaatsen; dit woord wordt hier anders verstaan dan in de andere plaatsen van dezen brief, omdat de lucht somwijlen hemel wordt genaamd, Lev. 26:19. Matth. 6:26, en de apostel noemt hiervoor, Ef. 2:2, den satan uitdrukkelijk den overste van de macht der lucht, want dat de satan geen plaats noch macht meer heeft in den rechten hemel, blijkt uit 2 Petr. 2:4. Jud. vs. 6. Openb. 12:8, enz. verwijsteksten
   
13 διὰ τοῦτο ἀναλάβετε τὴν πανοπλίαν τοῦ Θεοῦ, ἵνα δυνηθῆτε ἀντιστῆναι ἐν τῇ ἡμέρᾳ τῇ πονηρᾷ, καὶ ἅπαντα κατεργασάμενοι στῆναι. 13 Daarom, neemt aan i27de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt wederstaan in 28den bozen dag, en alles 29verricht hebbende, staande blijven.
i 2 Kor. 10:4. verwijsteksten
27 Of: de gehele wapening, namelijk waarmede ons God in Zijn Woord wapent tegen alle aanvallen des satans.
28 Dat is, den tijd der verzoeking, gelijk Christus spreekt Luk. 8:13. Want hoewel wij altijd op onze hoede moeten zijn, zo zijn er nochtans enige tijden en gelegenheden, in welke ons de satan allermeest zoekt te bestrijden, om ons tot den val te brengen. verwijsteksten
29 Of: uitgewrocht hebbende, namelijk hetgeen ons in dezen strijd te doen staat tot overwinning dezer vijanden; hetwelk daarna wordt beschreven.
   
14 στῆτε οὖν περιζωσάμενοι τὴν ὀσφὺν ὑμῶν ἐν ἀληθείᾳ, καὶ ἐνδυσάμενοι τὸν θώρακα τῆς δικαιοσύνης, 14 k30Staat dan, uw lendenen 31omgord hebbende met 32de waarheid, len aangedaan hebbende het borstwapen 33der gerechtigheid,
k Luk. 12:35. 1 Petr. 1:13. verwijsteksten
30 Namelijk als goede krijgslieden, wakker, en elk in zijn orde, zonder in het minste toe te geven of te wijken. Zie 1 Petr. 5:9. verwijsteksten
31 De krijgsgordels waren eertijds breed en sterk, van sterke stof gemaakt, en met ijzeren of koperen plaatjes beslagen, waardoor de zwakste partijen des lichaams, dat is, de lendenen en opperbuik, werden gegord, gestijfd, en beschermd.
32 Sommigen verstaan hierdoor oprechtheid, gesteld tegen geveinsdheid; anderen de waarheid der leer, gesteld tegen alle dwalingen en ketterijen. Zie 1 Tim. 1:18, 19. verwijsteksten
l Jes. 59:17. 2 Kor. 6:7. verwijsteksten
33 Dat is, godzaligheid des levens, en een goede consciëntie, gelijk Paulus tot Timotheüs ook spreekt in de aangehaalde plaats.
   
15 καὶ ὑποδησάμενοι τοὺς πόδας ἐν ἑτοιμασίᾳ τοῦ εὐαγγελίου τῆς εἰρήνης· 15 En 34de voeten geschoeid hebbende met 35bereidheid van het Evangelie 36des vredes;
34 Waardoor ook de schenen of benen tot de knieën toe worden verstaan, die de ouden in den krijg tezamen met laarsjes en scheendeksels wapenden, niet alleen tegen de ongemakken van het weder, maar ook om een pijl of slag te wederstaan.
35 Dat is, met altijd bereid te zijn om het geloof te belijden en rekenschap te geven van de hoop die in u is, Rom. 10:10. 1 Petr. 3:15. Want de schaamachtigen of vreesachtigen in dit stuk pleegt de satan lichtelijk tot zware zonden te brengen. verwijsteksten
36 Dat is, waardoor ons de vrede met God wordt verkondigd, Rom. 10:15. verwijsteksten
   
16 ἐπὶ πᾶσιν ἀναλαβόντες τὸν θυρεὸν τῆς πίστεως, ἐν ᾧ δυνήσεσθε πάντα τὰ βέλη τοῦ πονηροῦ τὰ πεπυρωμένα σβέσαι. 16 Bovenal aangenomen hebbende 37het schild des geloofs, met hetwelk gij al 38de vurige pijlen des bozen zult kunnen 39uitblussen.
37 Dat is, des waren vertrouwens op God door Christus. Want hierdoor worden al de onvolmaaktheden der voorgaande wapenen gedekt, en wij tegen alle aanvallen des satans beschermd, Ps. 91:1, enz. 1 Petr. 5:9, enz. verwijsteksten
38 Sommigen verstaan dit van venijnige pijlen, die door hun venijn het lichaam en de kwetsuur ontsteken als met een brand, gelijk er vele eertijds in den krijg plachten gebruikt te worden; anderen, van pijlen die met de punten in het vuur gelegd werden, om te harder te zijn en te meer te beschadigen; of ook om den brand ergens in te schieten. Dit alles komt met de natuur van de verzoekingen des satans wel overeen, die als een venijn en vuur de ziel kwetsen en doordringen, zo zij niet intijds gestuit en geblust worden.
39 Dat is, niet alleen af te weren, maar ook al hun venijnige kracht van beschadigen te benemen.
   
17 καὶ τὴν περικεφαλαίαν τοῦ σωτηρίου δέξασθε, καὶ τὴν μάχαιραν τοῦ Πνεύματος, ὅ ἐστι ῥῆμα Θεοῦ· 17 mEn neemt den helm 40der zaligheid, nen het zwaard 41des Geestes, hetwelk is Gods Woord;
m Jes. 59:17. 1 Thess. 5:8. verwijsteksten
40 Dat is, van de hoop der zaligheid, gelijk Paulus daarbij voegt 1 Thess. 5:8, waardoor wij bewogen worden om alle vergankelijke dingen te verachten, Rom. 8:18, 24. verwijsteksten
n Hebr. 4:12. Openb. 2:16. verwijsteksten
41 Dat is, des Heiligen Geestes, hetwelk Hij ons gelijk als in de hand geeft, om den satan op alle voorgestelde verzoekingen te wederstaan. Zie Hebr. 4:12, en het voorbeeld van Christus tegen den satan, Matth. 4:1, enz. verwijsteksten
   
18 διὰ πάσης προσευχῆς καὶ δεήσεως προσευχόμενοι ἐν παντὶ καιρῷ ἐν πνεύματι, καὶ εἰς αὐτὸ τοῦτο ἀγρυπνοῦντες ἐν πάσῃ προσκαρτερήσει καὶ δεήσει περὶ πάντων τῶν ἁγίων, 18 Met alle 42bidding en smeking biddende ote allen tijde 43in den geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking 44voor al de heiligen;
42 Sommigen onderscheiden dit alzo, dat door het woord bidding verstaan wordt een afbidden van het kwaad, of van de verzoeking; en door het woord smeking verstaan wordt een ernstig gebed om Gods hulp en genade, teneinde, zo het God immers belieft ons daarin te laten vallen, wij in de verzoeking kunnen bestaan, en een goede uitkomst mogen verkrijgen, 1 Kor. 10:13. Zie van dit onderscheid ook 1 Tim. 2:1. verwijsteksten
o Luk. 18:1. Rom. 12:12. Kol. 4:2. 1 Thess. 5:17. verwijsteksten
43 Dat is, met ernst en van harte; gelijk Joh. 4:24. Of: door den Geest, dat is, den Heiligen Geest, Rom. 8:26, 27. verwijsteksten
44 Dat is, gelovigen, die in deze wereld ook in dergelijken strijd zijn.
   
19 καὶ ὑπὲρ ἐμοῦ, ἵνα μοι δοθείη λόγος ἐν ἀνοίξει τοῦ στόματός μου ἐν παρρησίᾳ, γνωρίσαι τὸ μυστήριον τοῦ εὐαγγελίου, 19 En pvoor mij, opdat mij 45het woord gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid des Evangelies bekend te maken;
p Hand. 4:29. 2 Thess. 3:1. verwijsteksten
45 Dat is, de bekwaamheid om het Woord Gods te spreken met standvastigheid en vrijmoedigheid. Een Hebreeuwse wijze van spreken, gelijk het volgende vers verklaart.
   
20 ὑπὲρ οὗ πρεσβεύω ἐν ἁλύσει, ἵνα ἐν αὐτῷ παρρησιάσωμαι, ὡς δεῖ με λαλῆσαι. 20 qWaarover ik 46een gezant ben r47in een keten, opdat ik in hetzelve vrijmoediglijk moge spreken, gelijk mij betaamt te spreken.
q 2 Kor. 5:20. verwijsteksten
46 Namelijk van Gods- en Christuswege. Zie 2 Kor. 5:19, enz. verwijsteksten
r Hand. 28:20. verwijsteksten
47 Van deze wijze van gevangenis zie de aant. op Hand. 28:16. verwijsteksten
  
Mededeling en zegenbede
21 Ἵνα δὲ εἰδῆτε καὶ ὑμεῖς τὰ κατ’ ἐμέ, τί πράσσω, πάντα ὑμῖν γνωρίσει Τυχικὸς ὁ ἀγαπητὸς ἀδελφὸς καὶ πιστὸς διάκονος ἐν Κυρίῳ· 21 sEn opdat ook gij moogt weten 48hetgeen mij aangaat, en wat ik doe, dat alles zal u t49Týchikus, de geliefde broeder en getrouwe dienaar in den Heere, bekendmaken;
s Kol. 4:7. verwijsteksten
48 Of: mijn zaken; dat is, hoe mijn zaken hier te Rome in mijn gevangenis staan, hetwelk Lukas, Handelingen 28, in het kort verhaalt van het 16de vers tot het einde van het hoofdstuk. verwijsteksten
t Hand. 20:4. Kol. 4:7. Tit. 3:12. verwijsteksten
49 Deze Tychikus heeft Paulus overal vergezelschapt in zijn reizen door Azië, gelijk te zien is Hand. 20:4, en heeft hem in zijn gevangenis te Rome niet verlaten, welken Paulus ook heeft gebruikt om naar Efeze en andere kerken in Azië te zenden, tot versterking derzelve. Zie van hem ook Kol. 4:7. Tit. 3:12. verwijsteksten
   
22 ὃν ἔπεμψα πρὸς ὑμᾶς εἰς αὐτὸ τοῦτο, ἵνα γνῶτε τὰ περὶ ἡμῶν, καὶ παρακαλέσῃ τὰς καρδίας ὑμῶν. 22 Denwelken ik te dienzelven einde vtot u gezonden heb, opdat gij onze zaken zoudt weten en hij 50uw harten zou vertroosten.
v 2 Tim. 4:12. verwijsteksten
50 Namelijk niet alleen door andere redenen uit Gods Woord als een dienaar van Christus, maar ook door het bericht dat hij u doen zal van de vrijheid die mij in deze mijn banden van den keizer wordt gegeven.
   
23 Εἰρήνη τοῖς ἀδελφοῖς καὶ ἀγάπη μετὰ πίστεως ἀπὸ Θεοῦ Πατρὸς καὶ Κυρίου Ἰησοῦ Χριστοῦ. 23 51Vrede zij den broederen en 52liefde met geloof, van God den Vader en den Heere Jezus Christus.
51 Hierdoor wordt, naar de wijze van spreken der Hebreeën, allerlei gelukzaligheid naar ziel en lichaam verstaan.
52 Dat is, toeneming of vermeerdering in de liefde met geloof. Want hij schrijft tot degenen die alrede geloofden, Ef. 1:1. verwijsteksten
   
24 ἡ χάρις μετὰ πάντων τῶν ἀγαπώντων τὸν Κύριον ἡμῶν Ἰησοῦν Χριστὸν ἐν *ἀφθαρσίᾳ. ἀμήν.
* ἀφθαρσίᾳ. ἀμήν St, B, Elz, M | ἀφθαρσίᾳ Sc
24 De genade zij met al degenen die onzen Heere Jezus Christus liefhebben 53in onverderfelijkheid. Amen.
53 Dat is, tot verkrijging van de onverderfelijkheid en onverwelkelijke erve in den hemel, gelijk Petrus spreekt 1 Petr. 1:4. Anderen verstaan door dit woord onverderfelijkheid de oprechtheid der liefde, waarvan hij hier spreekt. verwijsteksten
Aan die van Efeze geschreven van Rome en gezonden door Tychikus.

Einde Efeze 6