Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Efeze 2 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Efeze 2

1 De apostel, om te tonen de grootte der weldaad die ons God doet in onze wederoprichting, verhaalt den ellendigen staat uit welken wij verlost zijn. 4 En verklaart dat Hij uit enkel genade, toen wij dood waren in onze zonden, ons levend heeft gemaakt met Christus, en in den hemel met Hem gezet. 8 Dat wij dan zalig zijn geworden door het geloof, niet uit de werken. 10 Maar dat ons God in Christus tot goede werken heeft geschapen. 11 Betuigt verder dat de heidenen buiten het verbond Gods waren, en zonder hoop van zaligheid. 13 Maar nu in Christus, Die den scheidsmuur weggenomen heeft en de wet der inzettingen, medegenoten dezer genade waren geworden. 17 Waarom beide heidenen en Joden door het Evangelie worden geroepen, en door één Geest toegang hebben tot God. 19 Waardoor hij besluit dat zij dan tezamen gebouwd zijn op het fundament der profeten en der apostelen, welks Hoeksteen is Christus. 21 En dat tot een tempel en woonstede Gods.
  
Uit genade zalig
1 Καὶ ὑμᾶς ὄντας νεκροὺς τοῖς παραπτώμασι καὶ ταῖς ἁμαρτίαις, 1 ENa u 1heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij 2dood waart door de misdaden en de zonden,
a Rom. 5:6. Kol. 2:13. verwijsteksten
1 Deze woorden, met andere letters gedrukt, worden om der klaarheid wil uit het vijfde volgende vers hier verhaald, alwaar de verklaring te zien is.
2 Dat is, niet alleen den tijdelijken en eeuwigen dood onderworpen; maar ook zonder enig leven en beweging in geestelijke zaken, gelijk dit woord dood zijn ook elders wordt genomen, Rom. 6:13. Ef. 5:14. Kol. 2:13. 1 Tim. 5:6. verwijsteksten
   
2 ἐν αἷς ποτὲ περιεπατήσατε κατὰ τὸν αἰῶνα τοῦ κόσμου τούτου, κατὰ τὸν ἄρχοντα τῆς ἐξουσίας τοῦ ἀέρος, τοῦ πνεύματος τοῦ νῦν ἐνεργοῦντος ἐν τοῖς υἱοῖς τῆς ἀπειθείας· 2 bIn welke gij 3eertijds gewandeld hebt, 4naar de eeuw dezer wereld, 5naar den coverste 6van de macht der lucht, van den geest 7die nu werkt in 8de kinderen der ongehoorzaamheid;
b 1 Kor. 6:11. Kol. 3:7. Tit. 3:3. verwijsteksten
3 Namelijk voor uw bekering tot het geloof in Christus.
4 Dat is, naar de algemene wijze van leven der wereldse mensen.
5 Dat is, naar den wil en de ingeving van den overste.
c Joh. 12:31; 14:30; 16:11. Ef. 6:12. verwijsteksten
6 Dat is, van den satan, gelijk terstond verklaard wordt, die zo genaamd wordt omdat hij een geestelijk wezen heeft, en nog grote macht in het bewegen der lucht heeft behouden, als uit de historie van Job blijkt, en die uit de lucht den gelovigen nog gedurigen strijd aandoet, Ef. 6:12. 1 Petr. 5:8. verwijsteksten
7 Dat is, door zijn werkingen en ingevingen leidt waar hij wil. Het woordje nu doet hij daarbij omdat de satan deze zijn werking en heerschappij, die hij over hen allen tevoren gebruikt had, nu in de gelovigen had verloren, hoewel hij hen nog bestreed, maar zijn macht alleen in de ongelovigen had behouden, 2 Kor. 4:3, 4. 2 Thess. 2:9, 10. verwijsteksten
8 De ongelovige mensen, die het Evangelie ongehoorzaam zijn, Ef. 5:6. Kol. 3:6, worden ook anders kinderen Belials genaamd. Zie Deut. 13:13. verwijsteksten
   
3 ἐν οἷς καὶ ἡμεῖς πάντες ἀνεστράφημέν ποτε ἐν ταῖς ἐπιθυμίαις τῆς σαρκὸς ἡμῶν, ποιοῦντες τὰ θελήματα τῆς σαρκὸς καὶ τῶν διανοιῶν, καὶ ἦμεν τέκνα φύσει ὀργῆς, ὡς καὶ οἱ λοιποί· 3 Onder dewelke ook 9wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden 10onzes vleses, doende 11den wil des vleses en 12der gedachten; en wij waren 13van nature 14kinderen des toorns, gelijk ook 15de anderen.
9 Namelijk die uit de Joden tot Christus bekeerd zijn; hetwelk hij daarbij doet om te bewijzen dat hun bekering, zowel als der heidenen, uit enkel genade was geschied.
10 Dat is, onzer verdorven natuur, gelijk deze wijze van spreken doorgaans voorkomt, welke Paulus verklaart Rom. 8:7, 8, enz. verwijsteksten
11 Gr. de willen, dat is, lusten en genegenheden des vleses.
12 Het Griekse woord dianoia betekent het verstand, of het redelijke deel van de ziel des mensen; hetwelk voor zijn bekering den mens ook niet dan tot ijdelheid en wereldse dingen drijft. Zie Rom. 1:22; 8:7. Kol. 2:18. verwijsteksten
13 Of: door de natuur, dat is, van onze geboorte of moeders lijf aan, gelijk dit woord natuur ook genomen wordt Gal. 2:15 en elders. Zie Job 14:4. Ps. 51:7. Joh. 3:6. Rom. 5:12, 13, 14. verwijsteksten
14 Dat is, den toorn Gods vanwege onze aangeboren zonde onderworpen. Zie Rom. 1:18; 9:22. verwijsteksten
15 Namelijk de heidenen. Zie Rom. 3:9, enz. verwijsteksten
   
4 ὁ δὲ Θεός, πλούσιος ὢν ἐν ἐλέει, διὰ τὴν πολλὴν ἀγάπην αὐτοῦ ἣν ἠγάπησεν ἡμᾶς, 4 Maar God, 16Die rijk is in barmhartigheid, 17door Zijn grote liefde waarmede Hij ons liefgehad heeft,
16 Dat is, overvloedig.
17 Of: om, vanwege.
   
5 καὶ ὄντας ἡμᾶς νεκροὺς τοῖς παραπτώμασι συνεζωοποίησε τῷ Χριστῷ (χάριτί ἐστε σεσωσμένοι), 5 Ook toen wij 18dood waren door de misdaden, dheeft ons 19levend gemaakt 20met Christus (euit genade zijt gij zalig geworden),
18 Zie de aant. op vers 1. verwijsteksten
d Rom. 6:8; 8:11. Kol. 3:1, 3. verwijsteksten
19 Dat is, uit den dood der zonde verlost, door onze rechtvaardigmaking en wedergeboorte, gelijk terstond hierna verklaard wordt.
20 Want als Christus, Die om onzer zonden wil gestorven was, is opgewekt, zo heeft Hij metterdaad betoond dat Hij de schuld onzer zonde en het lichaam onzer zonden had tenietgedaan; hetwelk Hij eerst voor ons, en daarna ook in ons heeft volbracht uit kracht Zijns doods en Zijner opstanding, Rom. 4:25; 6:6, 7, 8, als Hij ons het geloof heeft geschonken, door het geloof heeft gerechtvaardigd, en door Zijn Geest heeft vernieuwd en geheiligd. Zie 1 Kor. 1:30. verwijsteksten
e Hand. 15:11. Tit. 3:5. verwijsteksten
   
6 καὶ συνήγειρε, καὶ συνεκάθισεν ἐν τοῖς ἐπουρανίοις ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ· 6 En heeft ons medeopgewekt, en heeft ons medegezet in den hemel 21in Christus Jezus;
21 Namelijk als ons Hoofd, in Welken wij deze weldaden alrede bezitten, en wij ook in hope bezitten, Rom. 8:24, en dezelve zekerlijk zullen deelachtig worden te zijner tijd. Zie Rom. 8:11. 1 Kor. 15:20. Filipp. 3:21. Kol. 3:1, 2, enz. verwijsteksten
   
7 ἵνα ἐνδείξηται ἐν τοῖς αἰῶσι τοῖς ἐπερχομένοις τὸν ὑπερβάλλοντα πλοῦτον τῆς χάριτος αὐτοῦ ἐν χρηστότητι ἐφ’ ἡμᾶς ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ· 7 Opdat Hij 22zou betonen 23in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
22 Het Griekse woord betekent zoveel als een voorbeeld of klaar bewijs voorstellen, want God heeft in dien tijd dit voorbeeld Zijner barmhartigheid aan heidenen en Joden bewezen, opdat ook wij, hun nakomelingen, dit verstaande, tot dezelve genade onze toevlucht nemen zouden, 1 Tim. 1:16. verwijsteksten
23 Namelijk den mensen van toekomende eeuwen of tijden.
   
8 τῇ γὰρ χάριτί ἐστε σεσωσμένοι διὰ τῆς πίστεως, καὶ τοῦτο οὐκ ἐξ ὑμῶν· Θεοῦ τὸ δῶρον· 8 Want 24uit genade zijt gij 25zalig geworden 26door het geloof, en 27dat niet uit u, fhet is Gods gave;
24 Of: door de genade, namelijk van God in Christus, gelijk in het voorgaande vers is verklaard.
25 Dat is, van de zonde en straf der zonde verlost, en tot erfgenamen der eeuwige zaligheid gesteld.
26 Namelijk waardoor deze genade Gods in Christus van ons wordt aangenomen, en ons toegeëigend, Joh. 1:12. Rom. 3:24, 25. verwijsteksten
27 Namelijk, dat is niet uit u, dat gij gelooft. Want anders zou de apostel één ding tweemaal zeggen; en niet alleen de zaligheid zelve, maar ook het geloof is een gave Gods. Zie Filipp. 1:29. 2 Tim. 1:9, enz. verwijsteksten
f Matth. 16:17. Ef. 1:19. verwijsteksten
   
9 οὐκ ἐξ ἔργων, ἵνα μή τις καυχήσηται. 9 28Niet uit de werken, gopdat niemand roeme.
28 Namelijk noch in het geheel, noch ten dele. Zie Rom. 4:4, 5; 11:6. Gelijk ook de volgende woorden uitwijzen. verwijsteksten
g Rom. 3:27. 1 Kor. 1:29. verwijsteksten
   
10 αὐτοῦ γάρ ἐσμεν ποίημα, κτισθέντες ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ ἐπὶ ἔργοις ἀγαθοῖς, οἷς προητοίμασεν ὁ Θεός, ἵνα ἐν αὐτοῖς περιπατήσωμεν. 10 Want 29wij zijn Zijn maaksel, hgeschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke 30God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.
29 De apostel spreekt hier niet van de eerste schepping, maar van de vernieuwing en wedergeboorte, die in Gods Woord een tweede of nieuwe schepping wordt genaamd. Zie 2 Kor. 5:17. verwijsteksten
h 2 Kor. 5:17. Ef. 1:4; 4:24. Tit. 2:14. verwijsteksten
30 Of: God tevoren heeft bereid, namelijk in Zijn eeuwigen raad, of ook door Zijn Geest in ons. Zie Hebr. 8:10, enz. verwijsteksten
  
Jood en heiden één in Christus
11 Διὸ μνημονεύετε, ὅτι ὑμεῖς ποτὲ τὰ ἔθνη ἐν σαρκί, οἱ λεγόμενοι ἀκροβυστία ὑπὸ τῆς λεγομένης περιτομῆς ἐν σαρκὶ χειροποιήτου, 11 Daarom, gedenkt dat gij, die eertijds heidenen waart 31in het vlees, en die 32voorhuid genaamd werdt van degenen die genaamd zijn 33besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;
31 Sommigen verstaan dit van de onbesnedenheid der heidenen; doch zodanigen waren zij ook nu tot Christus bekeerd zijnde, en de naam voorhuid, die volgt, geeft dit genoeg te kennen. Zo wordt dan het woord vlees bekwamelijker genomen voor de verdorvenheid der natuur, waarin zij voor hun bekering waren, gelijk Joh. 3:6. Rom. 8:5, enz. verwijsteksten
32 Dat is, onbesneden, en dat bij verachting. Zie 1 Sam. 17:26. Ez. 44:7. verwijsteksten
33 Dat is, van de Joden die besneden waren, hetwelk een teken was van Gods verbond met hen, Gen. 17:11. verwijsteksten
   
12 ὅτι ἦτε ἐν τῷ καιρῷ ἐκείνῳ χωρὶς Χριστοῦ, ἀπηλλοτριωμένοι τῆς πολιτείας τοῦ Ἰσραήλ, καὶ ξένοι τῶν διαθηκῶν τῆς ἐπαγγελίας, ἐλπίδα μὴ ἔχοντες, καὶ ἄθεοι ἐν τῷ κόσμῳ. 12 Dat gij in dien tijd waart 34zonder Christus, vervreemd van 35het burgerschap Israëls, en vreemdelingen ivan 36de verbonden der belofte, 37geen hoop hebbende, en 38zonder God in de wereld.
34 Dat is, zonder te hebben gemeenschap met Christus, Die komen zou, buiten Welken geen zaligheid was, Joh. 14:6. Hand. 4:12. De Israëlieten dan die het Koninkrijk Israëls verwachtten, hadden gemeenschap met Christus, Die beloofd was. Zie Joh. 8:56. Hand. 13:26, 32; 15:11; 26:6, 7. Hebr. 11:26, enz. verwijsteksten
35 Dat is, de gemeente Gods, die in het burgerschap Israëls was begrepen.
i Rom. 9:4. verwijsteksten
36 Dat is, van de geestelijke beloften die God in Zijn verbond met de Israëlieten opgericht, gedaan en dikmaals vernieuwd had; waarom hij het verbonden in het meervoud noemt.
37 Namelijk geen ware hoop van de vergeving der zonden en der eeuwige zaligheid.
38 Dat is, zonder de rechte kennis en dienst van den waren God. Want al is het dat zij vele goden en godsdiensten hadden, die waren nochtans van hen verdicht en versierd. Zie Rom. 1:21, enz. Al was het dat enigen God als Schepper kenden, nochtans, dewijl zij den Zoon niet kenden noch eerden, zo hadden zij ook den Vader niet, Joh. 5:23. verwijsteksten
   
13 νυνὶ δὲ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ ὑμεῖς οἱ ποτὲ ὄντες μακρὰν ἐγγὺς ἐγενήθητε ἐν τῷ αἵματι τοῦ Χριστοῦ. 13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds 39verre waart, nabij geworden door 40het bloed van Christus.
39 Namelijk van deze weldaden en voordelen, waarvan in het voorgaande hoofdstuk is gesproken. Hier ziet de apostel op de plaats Jes. 49:1. Zie Hand. 2:39. verwijsteksten
40 Dat is, door den dood en de bloedige offerande van Christus, waardoor dit onderscheid der volken is weggenomen.
   
14 αὐτὸς γάρ ἐστιν ἡ εἰρήνη ἡμῶν, ὁ ποιήσας τὰ ἀμφότερα ἕν, καὶ τὸ μεσότοιχον τοῦ φραγμοῦ λύσας, 14 kWant Hij is 41onze Vrede, Die 42deze beiden één gemaakt heeft, en den middelmuur 43des afscheidsels gebroken hebbende,
k Jes. 9:5. Micha 5:4. Joh. 16:33. Hand. 10:36. Rom. 5:1. Kol. 1:20. verwijsteksten
41 Dat is, Auteur en Oorzaak van onzen vrede, zo tussen God en de mensen, als tussen de mensen zelven, namelijk Joden en heidenen.
42 Namelijk Joden en heidenen.
43 Of: des tuins; namelijk die de Joden van de heidenen scheidde en afschutte, gelijk een muur twee huizen of plaatsen pleegt van elkander te scheiden. Waardoor de wet der ceremoniën verstaan wordt, die dit onderscheid tussen Joden en heidenen maakte. Paulus schijnt hier ook te zien op het scheuren van het voorhangsel des tempels, dat scheurde toen Christus leed, Matth. 27:51. Luk. 23:45. verwijsteksten
   
15 τὴν ἔχθραν ἐν τῇ σαρκὶ αὐτοῦ, τὸν νόμον τῶν ἐντολῶν ἐν δόγμασι, καταργήσας· ἵνα τοὺς δύο κτίσῃ ἐν ἑαυτῷ εἰς ἕνα καινὸν ἄνθρωπον, ποιῶν εἰρήνην, 15 Heeft Hij 44de vijandschap 45in Zijn vlees tenietgemaakt, namelijk 46de wet der geboden in inzettingen bestaande; opdat Hij 47die twee 48in Zichzelven tot 49één nieuwen mens zou scheppen, 50vrede makende,
44 Namelijk tussen Joden en heidenen, gelijk uit het volgende blijkt, rijzende uit de verscheidenheid van religie.
45 Dat is, in Zijn lichaam, of menselijke natuur, aan het kruis geofferd, Joh. 1:14. 1 Petr. 4:1. Een gelijkenis van slachtoffers, welker vlees op het altaar verbrand werd. verwijsteksten
46 Namelijk waardoor de ceremoniën waren ingezet, en tot den tijd der verbetering gegeven, Hebr. 9:10. verwijsteksten
47 Namelijk volken, dat is, de uitverkorenen uit beide deze volken, Rom. 9:24; 11:7. verwijsteksten
48 Dit zegt de apostel omdat wij met Christus Zelven moeten verenigd zijn door het geloof, eer wij uit Joden en heidenen tot één lichaam kunnen worden.
49 Dat is, door den Heiligen Geest en de kracht der wedergeboorte vernieuwd. Hier spreekt de apostel van alle gelovigen als van één mens, omdat zij allen onder Christus het Hoofd, als leden van één geestelijk lichaam, gelijk tot één vernieuwden mens worden gesteld.
50 Dat is, vereniging en gemeenschap, nadat de oorzaak en het middel der tweespalt is weggenomen.
   
16 καὶ ἀποκαταλλάξῃ τοὺς ἀμφοτέρους ἐν ἑνὶ σώματι τῷ Θεῷ διὰ τοῦ σταυροῦ, ἀποκτείνας τὴν ἔχθραν ἐν αὐτῷ· 16 En opdat Hij 51die beiden met God 52in één lichaam zou verzoenen door het kruis, 53de vijandschap aan 54hetzelve 55gedood hebbende.
51 Dit zegt de apostel omdat door Christus’ kruis niet alleen Joden en heidenen tot één zijn gebracht, maar ook tezamen met God verzoend.
52 Dat is, in eenzelfde gemeente, die Christus’ geestelijk lichaam is. Sommigen verstaan hierdoor het lichaam van Christus Zelven, hetwelk hij vers 15 Zijn vlees genoemd heeft. verwijsteksten
53 Namelijk zowel tussen God en ons om der zonde wil, alsook tussen Joden en heidenen. Want van beide deze verzoeningen heeft hij hiervoor gesproken.
54 Namelijk kruis.
55 Dat is, geheel weggenomen hebbende door Zijn dood. Want door één offerande heeft Hij in der eeuwigheid geheiligd die geheiligd worden, Hebr. 10:14. verwijsteksten
   
17 καὶ ἐλθὼν εὐηγγελίσατο εἰρήνην ὑμῖν τοῖς μακρὰν καὶ τοῖς ἐγγύς· 17 lEn 56komende, heeft Hij door het Evangelie 57vrede verkondigd u die verre waart en dien die nabij waren.
l Jes. 57:19. Ef. 3:12. verwijsteksten
56 Namelijk zo door Zichzelven in de dagen Zijns vleses onder de Joden, als een Dienaar der besnijdenis, als na Zijn hemelvaart door Zijn apostelen aan allen zonder onderscheid; door welke en met welke apostelen Hij krachtig is geweest tot bekering van allen, zowel van heidenen als van Joden, Mark. 16:20. Joh. 10:16. 2 Kor. 13:3, enz. verwijsteksten
57 Namelijk tussen God en de mensen, en vervolgens ook der mensen onder elkander, Luk. 2:14. Rom. 10:15. 2 Kor. 5:19, enz. verwijsteksten
   
18 ὅτι δι’ αὐτοῦ ἔχομεν τὴν προσαγωγὴν οἱ ἀμφότεροι ἐν ἑνὶ Πνεύματι πρὸς τὸν Πατέρα. 18 mWant 58door Hem hebben wij beiden den toegang door 59één Geest tot den Vader.
m Joh. 10:9; 14:6. Rom. 5:2. Ef. 3:12. Hebr. 10:19. verwijsteksten
58 Namelijk Christus door het geloof aangenomen, Rom. 5:2. verwijsteksten
59 Namelijk der aanneming tot kinderen, Rom. 8:15. Die ook dit ganse lichaam zijn leven en beweging geeft. verwijsteksten
   
19 ἄρα οὖν οὐκέτι ἐστὲ ξένοι καὶ πάροικοι, ἀλλὰ συμπολῖται τῶν ἁγίων καὶ οἰκεῖοι τοῦ Θεοῦ, 19 Zo zijt 60gij dan 61niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar 62medeburgers der heiligen en n63huisgenoten Gods,
60 Namelijk heidenen die in Christus gelooft.
61 Namelijk gelijk eertijds. Zie vss. 11, 12. verwijsteksten
62 Namelijk van dit geestelijke Jeruzalem, Gal. 4:26. verwijsteksten
n Gal. 6:10. verwijsteksten
63 Want Gods gemeente wordt doorgaans Gods huis en tempel genaamd. Zie 2 Kor. 6:16. 1 Tim. 3:15. Hebr. 3:2, enz. Zo staan zij dan onder één Hoofd en zorg, en hebben elk hun dienst en deel in dit huis. verwijsteksten
   
20 ἐποικοδομηθέντες ἐπὶ τῷ θεμελίῳ τῶν ἀποστόλων καὶ προφητῶν, ὄντος ἀκρογωνιαίου αὐτοῦ Ἰησοῦ Χριστοῦ, 20 oGebouwd pop 64het fundament der apostelen en profeten, q65waarvan Jezus Christus is 66de uiterste Hoeksteen;
o 1 Kor. 3:9, 10. verwijsteksten
p Jes. 28:16. Matth. 16:18. 1 Kor. 3:10. Openb. 21:14. verwijsteksten
64 Dat is, de leer der apostelen en der profeten, zo des Ouden als des Nieuwen Testaments, gelijk daarom de namen der twaalf apostelen op de twaalf fundamenten van het hemelse Jeruzalem worden gesteld, Openb. 21:14. verwijsteksten
q 1 Petr. 2:4. verwijsteksten
65 Want de leer der profeten en apostelen wijst ons in zaken der zaligheid tot niemand op welken wij steunen mogen, dan op Jezus Christus, op Zijn voldoening en verdienste, 1 Kor. 1:30; 2:2. verwijsteksten
66 Of: zijnde Jezus Christus Zelf de, enz., namelijk waarop het gehele gebouw steunt met deszelfs muren en stenen, dat is, alle ware gelovigen uit Joden en heidenen bijeenvergaderd worden, en door één Geest aaneenkleven, gelijk volgt. Zie ook 1 Petr. 2:4. Dat nu deze uiterste Hoeksteen ook het enige Fundament is van dit gehele gebouw, blijkt uit Jes. 28:16. 1 Kor. 3:10, 11. verwijsteksten
   
21 ἐν ᾧ πᾶσα ἡ οἰκοδομὴ συναρμολογουμένη αὔξει εἰς ναὸν ἅγιον ἐν Κυρίῳ, 21 rOp Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast stot een heiligen 67tempel in den Heere;
r Ef. 4:16. verwijsteksten
s 1 Kor. 6:19. 2 Kor. 6:16. verwijsteksten
67 Namelijk waarin de Heere met Zijn genade woont, en derhalve waarin Hij wil geëerd en gediend zijn, gelijk een huisvader in zijn huis.
   
22 ἐν ᾧ καὶ ὑμεῖς συνοικοδομεῖσθε εἰς κατοικητήριον τοῦ Θεοῦ ἐν Πνεύματι. 22 68Op Welken ook 69gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods 70in den Geest.
68 Namelijk uitersten Hoeksteen Christus.
69 Namelijk die uit de heidenen naar Zijn voornemen zijt geroepen, en dienvolgens ook in Hem gelooft.
70 Of: door den Geest.

Einde Efeze 2