Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
1 De apostel vermaant voorts de Galaten tot verscheidene christelijke deugden, namelijk tot zachtmoedigheid in het bestraffen dergenen die uit zwakheid zondigen. 2 Tot onderlinge verdraagzaamheid. 3 Tot onderzoeking en een nederig gevoelen van zichzelven. 6 Tot onderhoud der leraren. 7 Tot toezien wat men zaait. 9 En tot milddadigheid jegens de armen, voornamelijk die gelovig zijn. 11 Daarna besluit hij den brief, tonende hoezeer hij hen liefheeft. 12 En hen waarschuwende voor de valse apostelen, welker eergierigheid en geveinsdheid hij beschrijft, 14 En stelt zijn voorbeeld daartegen. 15 Leert kortelijk waarin het rechte christendom bestaat; en wat hetzelve te verwachten heeft. 17 Vermaant dat niemand hem verder moeilijk valle. 18 En eindigt met den gewoonlijken groet. |
| | Vermaning tot broederlijke liefde |
1 Ἀδελφοί, ἐὰν καὶ προληφθῇ ἄνθρωπος ἔν τινι παραπτώματι, ὑμεῖς οἱ πνευματικοὶ καταρτίζετε τὸν τοιοῦτον ἐν πνεύματι πρᾳότητος, σκοπῶν σεαυτὸν μὴ καὶ σὺ πειρασθῇς. | | 1 BROEDERS,a indien ook een mens 1overvallen ware 2door 3enige misdaad, gij 4die geestelijk zijt, 5brengt den zodanige terecht 6met den geest der zachtmoedigheid; 7ziende op uzelven, opdat ook gij niet 8verzocht wordt. |
| a Rom. 14:1; 15:1. 1 Kor. 9:22. |
| Rom. 14:1 NEEMT dengene nu die zwak is in het geloof, aan, maar niet tot twistige samensprekingen. Rom. 15:1 MAAR
wij die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen en niet onszelven te behagen. 1 Kor. 9:22 Ik ben den zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnen zou; allen ben ik alles geworden, opdat ik immers enigen behouden zou. |
| 1 Of: voorgekomen, verrast, namelijk uit onvoorzichtigheid of zwakheid, niet uit moedwilligen opzet. |
| 2 Gr. in. |
| 3 Namelijk waardoor hij u of anderen heeft geërgerd. |
| 4 Dat is, die door Gods Geest verlicht zijt, en begiftigd met bekwaamheid om anderen te kunnen vermanen. Zie 1 Kor. 3:1. |
| 1 Kor. 3:1 EN ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus. |
| 5 Namelijk met goede onderwijzing en vermaning. Het Griekse woord betekent eigenlijk: heel maken, volmaken, het gebrek vervullen of iets herstellen. Zie Matth. 4:21. |
| Matth. 4:21 En Hij vandaar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon van Zebedéüs, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedéüs, hun netten vermakende, en heeft hen geroepen. |
| 6 Gr. in den geest. |
| 7 Dat is, gedenkende aan zijn eigen zwakheden, dat hij ook daardoor lichtelijk met dergelijke zonden zou kunnen overvallen worden. |
| 8 Dat is, door verzoekingen des duivels en des vleses tot dergelijke zonden gebracht wordt. |
| | |
2 ἀλλήλων τὰ βάρη βαστάζετε, καὶ οὕτως ἀναπληρώσατε τὸν νόμον τοῦ Χριστοῦ. | | 2 b9Draagt elkanders 10lasten, en 11vervult alzo 12de wet van Christus. |
| b Matth. 11:29. Joh. 13:14. Rom. 15:1. 1 Thess. 5:14. |
| Matth. 11:29 Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. Joh. 13:14 Indien dan Ik, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig elkanders voeten te wassen. Rom. 15:1 MAAR
wij die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen en niet onszelven te behagen. 1 Thess. 5:14 En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen. |
| 9 Dat is, helpt dragen, om die te verdragen, beteren, en weg te nemen met christelijke bescheidenheid en medelijden. |
| 10 Dat is, zwakheden en gebreken, die als een zware last op de mensen liggen. |
| 11 Dat is, voldoet, volbrengt, onderhoudt. |
| 12 Namelijk van elkander lief te hebben, Joh. 13:34, 35. Dewelke hoewel zij ook van Mozes beschreven is, Lev. 19:18, zo wordt zij Christus’ wet bijzonderlijk genaamd, omdat Hij dezelve Zijn discipelen op het hoogste heeft bevolen, zo met vermanen als met Zijn voorbeeld, Joh. 15:12. 1 Joh. 3:16. |
| Joh. 13:34 Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt. Joh. 13:35 Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander. Lev. 19:18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE. Joh. 15:12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. 1 Joh. 3:16 Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen. |
| | |
3 εἰ γὰρ δοκεῖ τις εἶναί τι, μηδὲν ὤν, ἑαυτὸν φρεναπατᾷ. | | 3 Want zo iemand 13meent iets te zijn, 14daar hij niets is, die 15bedriegt zichzelven in zijn gemoed. |
| 13 Dat is, meent iets groots, heiligs of bijzonders te zijn, veel van zichzelven houdt, en acht dat hij beter is dan zijn naaste. Waaruit gemeenlijk spruit dat men de gebreken des naasten zo hard bestraft. |
| 14 Dat is, daar hij uit zichzelven niets goeds heeft, en al wat hij heeft van God heeft ontvangen, 1 Kor. 4:7. 2 Kor. 3:5. |
| 1 Kor. 4:7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij alsof gij het niet ontvangen hadt? 2 Kor. 3:5 Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God; |
| 15 Dat is, maakt zichzelven dwaselijk wijs, hetgeen zo niet is. |
| | |
4 τὸ δὲ ἔργον ἑαυτοῦ δοκιμαζέτω ἕκαστος, καὶ τότε εἰς ἑαυτὸν μόνον τὸ καύχημα ἕξει, καὶ οὐκ εἰς τὸν ἕτερον. | | 4 Maar een iegelijk 16beproeve 17zijns zelfs werk; en 18alsdan zal hij 19aan zichzelven alleen 20roem hebben, en 21niet aan een ander. |
| 16 Dat is, onderzoeke en toetse, niet naar zijn eigen goeddunken, maar naar den regel en toetssteen van de wet Gods. |
| 17 Dat is, zijn eigen doen en handelingen; niet zozeer het doen van anderen. |
| 18 Namelijk als hij bevindt dat zijn doen met de wet Gods overeenkomt. |
| 19 Dat is, uit zijn eigen goeden wandel, en in zijn eigen consciëntie. |
| 20 Dat is, met goede consciëntie zal mogen roemen, niet van zijn waardigheid of verdiensten, Rom. 3:27. 1 Kor. 1:29, 31, maar dat hij oprechtelijk voor God wandelt naar Zijn wet, 1 Kor. 9:15. 2 Kor. 1:12. |
| Rom. 3:27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs. 1 Kor. 1:29 Opdat geen vlees zou roemen voor Hem. 1 Kor. 1:31 Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere. 1 Kor. 9:15 Maar ik heb geen van deze dingen gebruikt. En ik heb dit niet geschreven opdat het alzo aan mij geschieden zou; want het ware mij beter te sterven, dan dat iemand dezen mijn roem zou ijdel maken. 2 Kor. 1:12 Want onze roem is deze, namelijk de getuigenis onzer consciëntie, dat wij in eenvoudigheid en oprechtheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods in de wereld verkeerd hebben, en allermeest bij ulieden. |
| 21 Dat is, niet zich met anderen vergelijkende, die hij zou menen zo goed niet te zijn als hij, gelijk de farizeeër deed, Luk. 18:11. |
| Luk. 18:11 De farizeeër staande, bad dit bij zichzelven: O God, ik dank U dat ik niet ben gelijk de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers, of ook gelijk deze tollenaar; |
| | |
5 ἕκαστος γὰρ τὸ ἴδιον φορτίον βαστάσει. | | 5 cWant een iegelijk zal 22zijn eigen pak dragen. |
| c Ps. 62:13. Jer. 17:10; 32:19. Matth. 16:27. Rom. 2:6; 14:12. 1 Kor. 3:8. 2 Kor. 5:10. Openb. 2:23; 22:12. |
| Ps. 62:13 En de goedertierenheid, o Heere, is Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk. Jer. 17:10 Ik, de HEERE, doorgrond het hart en
proef de nieren, en dat om een iegelijk te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner handelingen. Jer. 32:19 Groot van raad en machtig van daad (want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen en naar de vrucht zijner handelingen); Matth. 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen. Rom. 2:6 Welke een iegelijk vergelden zal naar zijn werken: Rom. 14:12 Zo dan, een iegelijk van ons zal voor zichzelven Gode rekenschap geven. 1 Kor. 3:8 En die plant en die natmaakt, zijn één; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid. 2 Kor. 5:10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Openb. 2:23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. Openb. 22:12 En zie, Ik kom haastelijk; en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn. |
| 22 Dat is, Gode rekenschap geven van zijn eigen werken, en naar zijn eigen doen geoordeeld worden. |
| | |
6 Κοινωνείτω δὲ ὁ κατηχούμενος τὸν λόγον τῷ κατηχοῦντι ἐν πᾶσιν ἀγαθοῖς. | | 6 dEn die 23onderwezen wordt 24in het Woord, 25dele mede 26van alle goederen dengene die hem
27onderwijst. |
| d Rom. 15:27. 1 Kor. 9:11. |
| Rom. 15:27 Want het heeft hun zo goedgedacht; ook zijn zij hun schuldenaars; want indien de heidenen hunner geestelijke goederen deelachtig zijn geworden, zo zijn zij ook schuldig hen van lichamelijke goederen te dienen. 1 Kor. 9:11 Indien wij ulieden het geestelijke gezaaid hebben, is het een grote zaak, zo wij het uwe dat lichamelijk is, maaien? |
| 23 Het Griekse woord catechoumenos betekent wel iemand die in de eerste beginselen der religie wordt onderwezen, maar hier wordt het breder genomen voor allerlei toehoorders die door de predicatie des Goddelijken Woords in de christelijke religie worden onderwezen, van wat staat zij ook zijn. |
| 24 Namelijk Gods. |
| 25 Dat is, geve ook zijn deel tot onderhoud der leraren. |
| 26 Gr. in alle goederen, dat is, mildelijk, opdat de leraars des te beter, zonder verhindering, al hun tijd tot het bedienen van hun ambt mogen besteden. |
| 27 Gr. catechiseert, gelijk tevoren. |
| | |
7 μὴ πλανᾶσθε, Θεὸς οὐ μυκτηρίζεται· ὃ γὰρ ἐὰν σπείρῃ ἄνθρωπος, τοῦτο καὶ θερίσει. | | 7 e28Dwaalt niet; God laat Zich niet 29bespotten; fwant zo wat de mens 30zaait, dat zal hij ook maaien. |
| e 1 Kor. 6:10. |
| 1 Kor. 6:10 Dwaalt niet: noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. |
| 28 Dat is, wilt uzelven niet ijdellijk inbeelden of laten wijsmaken. |
| 29 Gr. God wordt niet bespot, namelijk met ijdele uitvluchten, die velen gebruiken om de bevelen Gods niet te gehoorzamen; dewijl Hij die uitvluchten niet aanneemt, en ook niet zonder straf laat heengaan. |
| f Luk. 16:25. |
| Luk. 16:25 Maar Abraham zeide: Kind, gedenk dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lázarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten. |
| 30 Dat is, medegedeeld zal hebben zo aan de leraars, waarvan tevoren gesproken is, als aan de armen, waarvan hij in het volgende spreekt. Een gelijkenis waarmede de overvloedige vrucht der mededeelzaamheid aangewezen wordt. Gelijk uit één graan dat gezaaid wordt, dikwijls honderd wederom opwassen en gemaaid worden, Gen. 26:12. Zie van dezelve 2 Kor. 9:6. |
| Gen. 26:12 En Izak zaaide in datzelve land en hij vond in datzelve jaar honderd maten; want de HEERE zegende hem. 2 Kor. 9:6 En dit zeg ik: Die spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en die in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien. |
| | |
8 ὅτι ὁ σπείρων εἰς τὴν σάρκα ἑαυτοῦ, ἐκ τῆς σαρκὸς θερίσει φθοράν· ὁ δὲ σπείρων εἰς τὸ Πνεῦμα, ἐκ τοῦ Πνεύματος θερίσει ζωὴν αἰώνιον. | | 8 Want die 31in zijns zelfs vlees zaait, zal 32uit het vlees 33verderfenis 34maaien; maar die 35in den Geest zaait, zal 36uit den Geest 37het eeuwige leven maaien. |
| 31 Die zijn goederen besteedt alleen om wellustiglijk daarvan te leven, of schatten voor zichzelven te vergaderen, en niet denkt op de onderhouding der kerkendienaren, noch der armen. |
| 32 Dat is, uit dit misbruik der goederen, die alleen tot zijn vlees besteed worden. |
| 33 Namelijk tijdelijk en eeuwig. |
| 34 Dat is, daarvan zal hij vergelding en vrucht verkrijgen. |
| 35 Dat is, die zijn goederen besteedt tot geestelijke zaken, om Gods eer en de zaligheid der mensen daardoor te bevorderen, en den armen goed te doen. |
| 36 Dat is, overmits hij zijn goederen tot geestelijke zaken besteed heeft. |
| 37 Dat is, niet alleen hier in dit leven tijdelijken zegen ontvangen, maar ook hiernamaals de eeuwige gelukzaligheid, als een vrucht der weldadigheid, niet uit verdienste, maar uit genade. Zie Matth. 25:34, 35, enz. |
| Matth. 25:34 Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. Matth. 25:35 Want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd. |
| | |
9 τὸ δὲ καλὸν ποιοῦντες μὴ ἐκκακῶμεν· καιρῷ γὰρ ἰδίῳ θερίσομεν, μὴ ἐκλυόμενοι. | | 9 gDoch laat ons 38goeddoende, 39niet vertragen; want 40te zijner tijd zullen wij 41maaien, zo wij niet 42verslappen. |
| g 2 Thess. 3:13. |
| 2 Thess. 3:13 En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen. |
| 38 Dat is, weldadigheid betonende. |
| 39 Het Griekse woord betekent door enig kwaad in het goede verslappen; gelijk veeltijds geschiedt in deze zaak, omdat de menigte der armen groot is, en onder dezelve dikwijls vele onwaardigen en vele ondankbaren zijn; en omdat de tijd van de vergelding niet terstond komt. |
| 40 Dat is, hoewel de tijd van vergelding uitgesteld wordt, gelijk er tijd is tussen zaaien en maaien, zo zal evenwel dezelve zekerlijk komen. |
| 41 Zie vers 8. |
| vers 8 Want die in zijns zelfs vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. |
| 42 Gr. ontbonden of losgemaakt zijn. |
| | |
10 ἄρα οὖν ὡς καιρὸν ἔχομεν, ἐργαζώμεθα τὸ ἀγαθὸν πρὸς πάντας, μάλιστα δὲ πρὸς τοὺς οἰκείους τῆς πίστεως. | | 10 Zo dan, 43terwijl wij tijd hebben, laat ons 44goeddoen aan 45allen, maar hmeest aan de 46huisgenoten des geloofs. |
| 43 Namelijk om te zaaien, dat is, om den armen goed te doen; hetwelk in den tijd dezes levens moet geschieden, die kort en onzeker is. |
| 44 Gr. het goede werken, dat is, weldadigheid betonen. |
| 45 Namelijk armen, of anderen die onze hulp en bijstand van node hebben. Zie Luk. 10:36, 37. |
| Luk. 10:36 Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest te zijn desgenen die onder de moordenaars gevallen was? Luk. 10:37 En hij zeide: Die barmhartigheid aan hem gedaan heeft. Zo zeide dan Jezus tot hem: Ga heen en doe gij desgelijks. |
| h 1 Tim. 5:8. |
| 1 Tim. 5:8 Doch zo iemand de zijnen en voornamelijk zijn huisgenoten niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige. |
| 46 Dat is, de gelovige Christenen, die met ons lidmaten zijn der gemeente, welke is het huis des levenden Gods, 1 Tim. 3:15. Aan dezen zijn wij meer verbonden; en het zou onbehoorlijk zijn, dat die tot één huis behoren, elkander honger en gebrek zouden laten lijden. |
| 1 Tim. 3:15 Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid. |
| | Paulus’ enige roem. Zegenbede |
11 Ἴδετε πηλίκοις ὑμῖν γράμμασιν ἔγραψα τῇ ἐμῇ χειρί. | | 11 47Ziet 48hoe groten brief ik u geschreven heb 49met mijn hand. |
| 47 Of: Gij ziet. |
| 48 Of: met hoevele woorden of schriften. |
| 49 Namelijk zonder dat door de hand van een ander te hebben laten schrijven, gelijk hij wel heeft gedaan, Rom. 16:22, en alleen zijn naam met de groetenis daaronder geschreven, 1 Kor. 16:21. Kol. 4:18. Daarmede toont hij dan hoezeer hij de Galaten acht; en heeft zulks gedaan opdat de valse apostelen niet zouden zeggen dat het Paulus’ brief niet was, of een anderen brief, alsof zij van hem geschreven ware, in plaats van dien zouden voortbrengen, gelijk zij wel plachten te doen, 2 Thess. 2:2. |
| Rom. 16:22 Ik, Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere. 1 Kor. 16:21 De groetenis met mijn hand, van Paulus. Kol. 4:18 De groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt mijn banden. De genade zij met u. Amen. 2 Thess. 2:2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware. |
| | |
12 ὅσοι θέλουσιν εὐπροσωπῆσαι ἐν σαρκί, οὗτοι ἀναγκάζουσιν ὑμᾶς περιτέμνεσθαι, μόνον ἵνα μὴ τῷ σταυρῷ τοῦ Χριστοῦ διώκωνται. | | 12 Al degenen 50die een schoon gelaat willen tonen 51naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij 52vanwege het kruis van Christus 53niet zouden vervolgd worden. |
| 50 Of: die willen wel aangezien of aanzienlijk zijn. Hij verstaat hier de valse apostelen. |
| 51 Gr. in het vlees, dat is, door het onderhouden van de uiterlijke en lichamelijke ceremoniën. |
| 52 Dat is, om de leer van Christus, die zo genaamd wordt, omdat derzelver samenvatting en inhoud is, dat door het kruis van Christus het leven ons verkregen is, 1 Kor. 2:2. |
| 1 Kor. 2:2 Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd. |
| 53 Namelijk van de Joden, gelijk wij dagelijks van hen meest vervolgd worden, omdat wij leren dat de wet van Mozes door Christus vervuld en afgedaan is. |
| | |
13 οὐδὲ γὰρ οἱ περιτεμνόμενοι αὐτοὶ νόμον φυλάσσουσιν· ἀλλὰ θέλουσιν ὑμᾶς περιτέμνεσθαι, ἵνα ἐν τῇ ὑμετέρᾳ σαρκὶ καυχήσωνται. | | 13 Want ook zij zelven 54die besneden worden, 55houden de wet niet; maar zij willen dat gij besneden wordt, opdat zij 56in uw vlees roemen zouden. |
| 54 Namelijk en de besnijdenis zo sterk drijven als ter zaligheid nog nodig. |
| 55 Namelijk in de andere stukken, die mede in de wet geboden worden, maar leiden een ongeregeld of geveinsd leven. |
| 56 Dat is, zij onder u vele aanhangers mogen krijgen, en daarvan ijdellijk roemen bij de Joden. |
| | |
14 ἐμοὶ δὲ μὴ γένοιτο καυχᾶσθαι εἰ μὴ ἐν τῷ σταυρῷ τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ· δι’ οὗ ἐμοὶ κόσμος ἐσταύρωται, κἀγὼ τῷ κόσμῳ. | | 14 Maar het zij verre van mij dat ik zou roemen, anders 57dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, 58door welken 59de wereld 60mij gekruisigd is, en 61ik der wereld. |
| 57 Dat is, in de rechtzinnige leer van Christus, voor ons gekruisigd, 1 Kor. 2:2. |
| 1 Kor. 2:2 Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd. |
| 58 Namelijk kruis van Christus; of: Christus den Gekruiste. De zin komt op hetzelfde uit. |
| 59 Dat is, de eer, de gunst en het aanzien bij de mensen. |
| 60 Dat is, van mij veracht en verworpen wordt. |
| 61 Namelijk dewijl ik om de leer van Christus van de wereld veracht, vervolgd en verstoten word, 1 Kor. 4:12, 13. |
| 1 Kor. 4:12 En arbeiden, werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden en wij zegenen; wij worden vervolgd en wij verdragen; 1 Kor. 4:13 Wij worden gelasterd en wij bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels der wereld en aller afschrapsel tot nu toe. |
| | |
15 ἐν γὰρ Χριστῷ Ἰησοῦ οὔτε περιτομή τι ἰσχύει, οὔτε ἀκροβυστία, ἀλλὰ καινὴ κτίσις. | | 15 iWant 62in Christus Jezus heeft noch besnijdenis 63enige kracht, noch voorhuid, maar een 64nieuw schepsel. |
| i Matth. 12:50. Joh. 15:14. 2 Kor. 5:16. Gal. 5:6. Kol. 3:11. |
| Matth. 12:50 Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder en zuster en moeder. Joh. 15:14 Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied. 2 Kor. 5:16 Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem
nu niet meer naar het vlees. Gal. 5:6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende. Kol. 3:11 Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en
Scyth, dienstknecht en vrije, maar Christus is alles en in allen. |
| 62 Dat is, in het Rijk en de gemeente van Christus, of: naar de leer van Christus. Zie Gal. 5:6. |
| Gal. 5:6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende. |
| 63 Namelijk om door de besnijdenis het eeuwige leven te verkrijgen, of door de voorhuid verhinderd te worden van hetzelve te verkrijgen. |
| 64 Of: nieuwe creatuur of schepping, waardoor verstaan wordt de wedergeboorte en vernieuwing des mensen door den Heiligen Geest. Zie 2 Kor. 5:17. |
| 2 Kor. 5:17 Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden. |
| | |
16 καὶ ὅσοι τῷ κανόνι τούτῳ στοιχήσουσιν, εἰρήνη ἐπ’ αὐτούς, καὶ ἔλεος, καὶ ἐπὶ τὸν Ἰσραὴλ τοῦ Θεοῦ. | | 16 kEn zovelen als er 65naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve 66zal zijn
67vrede en 68barmhartigheid, en 69over het Israël Gods. |
| k Ps. 125:5. |
| Ps. 125:5 Maar die zich neigen tot hun kromme wegen, die zal de HEERE weg doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal over Israël zijn. |
| 65 Dat is, naar deze leer, die ik in dezen zendbrief van de rechtvaardigmaking des mensen voor God, van de christelijke vrijheid, en van den christelijken wandel heb voorgesteld en verklaard. |
| 66 Of: zij. |
| 67 Dat is, allerlei geestelijke zegeningen, en voornamelijk verzoening met God en verzekering daarvan door den Heiligen Geest in hun gemoed, Rom. 5:1. |
| Rom. 5:1 WIJ dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus; |
| 68 Namelijk van God, Die de Fontein is waaruit de verzoening en zaligheid des mensen vloeit. |
| 69 Dat is, over alle ware gelovigen, die rechte Israëlieten zijn, en van God daarvoor gekend worden; hetwelk hij daarbij doet om dezelve van de Israëlieten naar het vlees te onderscheiden. Zie Rom. 2:28, 29; 9:6, enz. |
| Rom. 2:28 Want die is niet een Jood, die het in het openbaar is, noch die is de besnijdenis, die het in het openbaar in het vlees is; Rom. 2:29 Maar die is een Jood, die het in het verborgene is; en de besnijdenis des harten, in den geest, niet in de letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God. Rom. 9:6 Doch ik zeg
dit niet alsof het woord Gods ware uitgevallen. Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn; |
| | |
17 Τοῦ λοιποῦ, κόπους μοι μηδεὶς παρεχέτω· ἐγὼ γὰρ τὰ στίγματα τοῦ Κυρίου Ἰησοῦ ἐν τῷ σώματί μου βαστάζω. | | 17 Voorts, 70niemand doe mij moeite aan; lwant ik draag 71de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam. |
| 70 Namelijk van deze valse apostelen. Dit spreekt hij met een apostolische autoriteit om hun verderen moedwil te bedwingen. |
| l 2 Kor. 4:10. |
| 2 Kor. 4:10 Altijd de doding van den Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou geopenbaard worden. |
| 71 Namelijk van de slagen, banden en wonden, die ik omwille van Christus en Zijn leer ontvangen heb. Hiermede wil hij tonen dat hij geen vervolgingen heeft ontzien, gelijk de valse apostelen deden. Zie 2 Kor. 11:23, enz. |
| 2 Kor. 11:23 Zijn zij dienaars van Christus? (Ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven hen: in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doodsgevaar menigmaal. |
| | |
18 Ἡ χάρις τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ μετὰ τοῦ πνεύματος ὑμῶν, ἀδελφοί. ἀμήν. | | 18 72De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met uw 73geest, broeders. Amen. |
| 72 Dit is een groet en wens, met dewelke de apostel zijn zendbrieven eindigt, gelijk hij zelf betuigt 2 Thess. 3:17. Zie ook Rom. 16:24. 1 Kor. 16:23. 2 Kor. 13:13. |
| 2 Thess. 3:17 De groetenis met mijn hand, van Paulus, hetwelk is een teken in iederen zendbrief: alzo schrijf ik. Rom. 16:24 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. 1 Kor. 16:23 De genade van den Heere Jezus Christus zij met u. 2 Kor. 13:13 De genade van den Heere Jezus Christus en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen. Amen. |
| 73 Dat is, ziel, gemoed. |
| | Aan de Galaten geschreven van Rome. |