Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Galaten 6 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Galaten 6

1 De apostel vermaant voorts de Galaten tot verscheidene christelijke deugden, namelijk tot zachtmoedigheid in het bestraffen dergenen die uit zwakheid zondigen. 2 Tot onderlinge verdraagzaamheid. 3 Tot onderzoeking en een nederig gevoelen van zichzelven. 6 Tot onderhoud der leraren. 7 Tot toezien wat men zaait. 9 En tot milddadigheid jegens de armen, voornamelijk die gelovig zijn. 11 Daarna besluit hij den brief, tonende hoezeer hij hen liefheeft. 12 En hen waarschuwende voor de valse apostelen, welker eergierigheid en geveinsdheid hij beschrijft, 14 En stelt zijn voorbeeld daartegen. 15 Leert kortelijk waarin het rechte christendom bestaat; en wat hetzelve te verwachten heeft. 17 Vermaant dat niemand hem verder moeilijk valle. 18 En eindigt met den gewoonlijken groet.
  
Vermaning tot broederlijke liefde
1 Ἀδελφοί, ἐὰν καὶ προληφθῇ ἄνθρωπος ἔν τινι παραπτώματι, ὑμεῖς οἱ πνευματικοὶ καταρτίζετε τὸν τοιοῦτον ἐν πνεύματι πρᾳότητος, σκοπῶν σεαυτὸν μὴ καὶ σὺ πειρασθῇς. 1 BROEDERS,a indien ook een mens 1overvallen ware 2door 3enige misdaad, gij 4die geestelijk zijt, 5brengt den zodanige terecht 6met den geest der zachtmoedigheid; 7ziende op uzelven, opdat ook gij niet 8verzocht wordt.
a Rom. 14:1; 15:1. 1 Kor. 9:22. verwijsteksten
1 Of: voorgekomen, verrast, namelijk uit onvoorzichtigheid of zwakheid, niet uit moedwilligen opzet.
2 Gr. in.
3 Namelijk waardoor hij u of anderen heeft geërgerd.
4 Dat is, die door Gods Geest verlicht zijt, en begiftigd met bekwaamheid om anderen te kunnen vermanen. Zie 1 Kor. 3:1. verwijsteksten
5 Namelijk met goede onderwijzing en vermaning. Het Griekse woord betekent eigenlijk: heel maken, volmaken, het gebrek vervullen of iets herstellen. Zie Matth. 4:21. verwijsteksten
6 Gr. in den geest.
7 Dat is, gedenkende aan zijn eigen zwakheden, dat hij ook daardoor lichtelijk met dergelijke zonden zou kunnen overvallen worden.
8 Dat is, door verzoekingen des duivels en des vleses tot dergelijke zonden gebracht wordt.
   
2 ἀλλήλων τὰ βάρη βαστάζετε, καὶ οὕτως ἀναπληρώσατε τὸν νόμον τοῦ Χριστοῦ. 2 b9Draagt elkanders 10lasten, en 11vervult alzo 12de wet van Christus.
b Matth. 11:29. Joh. 13:14. Rom. 15:1. 1 Thess. 5:14. verwijsteksten
9 Dat is, helpt dragen, om die te verdragen, beteren, en weg te nemen met christelijke bescheidenheid en medelijden.
10 Dat is, zwakheden en gebreken, die als een zware last op de mensen liggen.
11 Dat is, voldoet, volbrengt, onderhoudt.
12 Namelijk van elkander lief te hebben, Joh. 13:34, 35. Dewelke hoewel zij ook van Mozes beschreven is, Lev. 19:18, zo wordt zij Christus’ wet bijzonderlijk genaamd, omdat Hij dezelve Zijn discipelen op het hoogste heeft bevolen, zo met vermanen als met Zijn voorbeeld, Joh. 15:12. 1 Joh. 3:16. verwijsteksten
   
3 εἰ γὰρ δοκεῖ τις εἶναί τι, μηδὲν ὤν, ἑαυτὸν φρεναπατᾷ. 3 Want zo iemand 13meent iets te zijn, 14daar hij niets is, die 15bedriegt zichzelven in zijn gemoed.
13 Dat is, meent iets groots, heiligs of bijzonders te zijn, veel van zichzelven houdt, en acht dat hij beter is dan zijn naaste. Waaruit gemeenlijk spruit dat men de gebreken des naasten zo hard bestraft.
14 Dat is, daar hij uit zichzelven niets goeds heeft, en al wat hij heeft van God heeft ontvangen, 1 Kor. 4:7. 2 Kor. 3:5. verwijsteksten
15 Dat is, maakt zichzelven dwaselijk wijs, hetgeen zo niet is.
   
4 τὸ δὲ ἔργον ἑαυτοῦ δοκιμαζέτω ἕκαστος, καὶ τότε εἰς ἑαυτὸν μόνον τὸ καύχημα ἕξει, καὶ οὐκ εἰς τὸν ἕτερον. 4 Maar een iegelijk 16beproeve 17zijns zelfs werk; en 18alsdan zal hij 19aan zichzelven alleen 20roem hebben, en 21niet aan een ander.
16 Dat is, onderzoeke en toetse, niet naar zijn eigen goeddunken, maar naar den regel en toetssteen van de wet Gods.
17 Dat is, zijn eigen doen en handelingen; niet zozeer het doen van anderen.
18 Namelijk als hij bevindt dat zijn doen met de wet Gods overeenkomt.
19 Dat is, uit zijn eigen goeden wandel, en in zijn eigen consciëntie.
20 Dat is, met goede consciëntie zal mogen roemen, niet van zijn waardigheid of verdiensten, Rom. 3:27. 1 Kor. 1:29, 31, maar dat hij oprechtelijk voor God wandelt naar Zijn wet, 1 Kor. 9:15. 2 Kor. 1:12. verwijsteksten
21 Dat is, niet zich met anderen vergelijkende, die hij zou menen zo goed niet te zijn als hij, gelijk de farizeeër deed, Luk. 18:11. verwijsteksten
   
5 ἕκαστος γὰρ τὸ ἴδιον φορτίον βαστάσει. 5 cWant een iegelijk zal 22zijn eigen pak dragen.
c Ps. 62:13. Jer. 17:10; 32:19. Matth. 16:27. Rom. 2:6; 14:12. 1 Kor. 3:8. 2 Kor. 5:10. Openb. 2:23; 22:12. verwijsteksten
22 Dat is, Gode rekenschap geven van zijn eigen werken, en naar zijn eigen doen geoordeeld worden.
   
6 Κοινωνείτω δὲ ὁ κατηχούμενος τὸν λόγον τῷ κατηχοῦντι ἐν πᾶσιν ἀγαθοῖς. 6 dEn die 23onderwezen wordt 24in het Woord, 25dele mede 26van alle goederen dengene die hem 27onderwijst.
d Rom. 15:27. 1 Kor. 9:11. verwijsteksten
23 Het Griekse woord catechoumenos betekent wel iemand die in de eerste beginselen der religie wordt onderwezen, maar hier wordt het breder genomen voor allerlei toehoorders die door de predicatie des Goddelijken Woords in de christelijke religie worden onderwezen, van wat staat zij ook zijn.
24 Namelijk Gods.
25 Dat is, geve ook zijn deel tot onderhoud der leraren.
26 Gr. in alle goederen, dat is, mildelijk, opdat de leraars des te beter, zonder verhindering, al hun tijd tot het bedienen van hun ambt mogen besteden.
27 Gr. catechiseert, gelijk tevoren.
   
7 μὴ πλανᾶσθε, Θεὸς οὐ μυκτηρίζεται· ὃ γὰρ ἐὰν σπείρῃ ἄνθρωπος, τοῦτο καὶ θερίσει. 7 e28Dwaalt niet; God laat Zich niet 29bespotten; fwant zo wat de mens 30zaait, dat zal hij ook maaien.
e 1 Kor. 6:10. verwijsteksten
28 Dat is, wilt uzelven niet ijdellijk inbeelden of laten wijsmaken.
29 Gr. God wordt niet bespot, namelijk met ijdele uitvluchten, die velen gebruiken om de bevelen Gods niet te gehoorzamen; dewijl Hij die uitvluchten niet aanneemt, en ook niet zonder straf laat heengaan.
f Luk. 16:25. verwijsteksten
30 Dat is, medegedeeld zal hebben zo aan de leraars, waarvan tevoren gesproken is, als aan de armen, waarvan hij in het volgende spreekt. Een gelijkenis waarmede de overvloedige vrucht der mededeelzaamheid aangewezen wordt. Gelijk uit één graan dat gezaaid wordt, dikwijls honderd wederom opwassen en gemaaid worden, Gen. 26:12. Zie van dezelve 2 Kor. 9:6. verwijsteksten
   
8 ὅτι ὁ σπείρων εἰς τὴν σάρκα ἑαυτοῦ, ἐκ τῆς σαρκὸς θερίσει φθοράν· ὁ δὲ σπείρων εἰς τὸ Πνεῦμα, ἐκ τοῦ Πνεύματος θερίσει ζωὴν αἰώνιον. 8 Want die 31in zijns zelfs vlees zaait, zal 32uit het vlees 33verderfenis 34maaien; maar die 35in den Geest zaait, zal 36uit den Geest 37het eeuwige leven maaien.
31 Die zijn goederen besteedt alleen om wellustiglijk daarvan te leven, of schatten voor zichzelven te vergaderen, en niet denkt op de onderhouding der kerkendienaren, noch der armen.
32 Dat is, uit dit misbruik der goederen, die alleen tot zijn vlees besteed worden.
33 Namelijk tijdelijk en eeuwig.
34 Dat is, daarvan zal hij vergelding en vrucht verkrijgen.
35 Dat is, die zijn goederen besteedt tot geestelijke zaken, om Gods eer en de zaligheid der mensen daardoor te bevorderen, en den armen goed te doen.
36 Dat is, overmits hij zijn goederen tot geestelijke zaken besteed heeft.
37 Dat is, niet alleen hier in dit leven tijdelijken zegen ontvangen, maar ook hiernamaals de eeuwige gelukzaligheid, als een vrucht der weldadigheid, niet uit verdienste, maar uit genade. Zie Matth. 25:34, 35, enz. verwijsteksten
   
9 τὸ δὲ καλὸν ποιοῦντες μὴ ἐκκακῶμεν· καιρῷ γὰρ ἰδίῳ θερίσομεν, μὴ ἐκλυόμενοι. 9 gDoch laat ons 38goeddoende, 39niet vertragen; want 40te zijner tijd zullen wij 41maaien, zo wij niet 42verslappen.
g 2 Thess. 3:13. verwijsteksten
38 Dat is, weldadigheid betonende.
39 Het Griekse woord betekent door enig kwaad in het goede verslappen; gelijk veeltijds geschiedt in deze zaak, omdat de menigte der armen groot is, en onder dezelve dikwijls vele onwaardigen en vele ondankbaren zijn; en omdat de tijd van de vergelding niet terstond komt.
40 Dat is, hoewel de tijd van vergelding uitgesteld wordt, gelijk er tijd is tussen zaaien en maaien, zo zal evenwel dezelve zekerlijk komen.
41 Zie vers 8. verwijsteksten
42 Gr. ontbonden of losgemaakt zijn.
   
10 ἄρα οὖν ὡς καιρὸν ἔχομεν, ἐργαζώμεθα τὸ ἀγαθὸν πρὸς πάντας, μάλιστα δὲ πρὸς τοὺς οἰκείους τῆς πίστεως. 10 Zo dan, 43terwijl wij tijd hebben, laat ons 44goeddoen aan 45allen, maar hmeest aan de 46huisgenoten des geloofs.
43 Namelijk om te zaaien, dat is, om den armen goed te doen; hetwelk in den tijd dezes levens moet geschieden, die kort en onzeker is.
44 Gr. het goede werken, dat is, weldadigheid betonen.
45 Namelijk armen, of anderen die onze hulp en bijstand van node hebben. Zie Luk. 10:36, 37. verwijsteksten
h 1 Tim. 5:8. verwijsteksten
46 Dat is, de gelovige Christenen, die met ons lidmaten zijn der gemeente, welke is het huis des levenden Gods, 1 Tim. 3:15. Aan dezen zijn wij meer verbonden; en het zou onbehoorlijk zijn, dat die tot één huis behoren, elkander honger en gebrek zouden laten lijden. verwijsteksten
  
Paulus’ enige roem. Zegenbede
11 Ἴδετε πηλίκοις ὑμῖν γράμμασιν ἔγραψα τῇ ἐμῇ χειρί. 11 47Ziet 48hoe groten brief ik u geschreven heb 49met mijn hand.
47 Of: Gij ziet.
48 Of: met hoevele woorden of schriften.
49 Namelijk zonder dat door de hand van een ander te hebben laten schrijven, gelijk hij wel heeft gedaan, Rom. 16:22, en alleen zijn naam met de groetenis daaronder geschreven, 1 Kor. 16:21. Kol. 4:18. Daarmede toont hij dan hoezeer hij de Galaten acht; en heeft zulks gedaan opdat de valse apostelen niet zouden zeggen dat het Paulus’ brief niet was, of een anderen brief, alsof zij van hem geschreven ware, in plaats van dien zouden voortbrengen, gelijk zij wel plachten te doen, 2 Thess. 2:2. verwijsteksten
   
12 ὅσοι θέλουσιν εὐπροσωπῆσαι ἐν σαρκί, οὗτοι ἀναγκάζουσιν ὑμᾶς περιτέμνεσθαι, μόνον ἵνα μὴ τῷ σταυρῷ τοῦ Χριστοῦ διώκωνται. 12 Al degenen 50die een schoon gelaat willen tonen 51naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij 52vanwege het kruis van Christus 53niet zouden vervolgd worden.
50 Of: die willen wel aangezien of aanzienlijk zijn. Hij verstaat hier de valse apostelen.
51 Gr. in het vlees, dat is, door het onderhouden van de uiterlijke en lichamelijke ceremoniën.
52 Dat is, om de leer van Christus, die zo genaamd wordt, omdat derzelver samenvatting en inhoud is, dat door het kruis van Christus het leven ons verkregen is, 1 Kor. 2:2. verwijsteksten
53 Namelijk van de Joden, gelijk wij dagelijks van hen meest vervolgd worden, omdat wij leren dat de wet van Mozes door Christus vervuld en afgedaan is.
   
13 οὐδὲ γὰρ οἱ περιτεμνόμενοι αὐτοὶ νόμον φυλάσσουσιν· ἀλλὰ θέλουσιν ὑμᾶς περιτέμνεσθαι, ἵνα ἐν τῇ ὑμετέρᾳ σαρκὶ καυχήσωνται. 13 Want ook zij zelven 54die besneden worden, 55houden de wet niet; maar zij willen dat gij besneden wordt, opdat zij 56in uw vlees roemen zouden.
54 Namelijk en de besnijdenis zo sterk drijven als ter zaligheid nog nodig.
55 Namelijk in de andere stukken, die mede in de wet geboden worden, maar leiden een ongeregeld of geveinsd leven.
56 Dat is, zij onder u vele aanhangers mogen krijgen, en daarvan ijdellijk roemen bij de Joden.
   
14 ἐμοὶ δὲ μὴ γένοιτο καυχᾶσθαι εἰ μὴ ἐν τῷ σταυρῷ τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ· δι’ οὗ ἐμοὶ κόσμος ἐσταύρωται, κἀγὼ τῷ κόσμῳ. 14 Maar het zij verre van mij dat ik zou roemen, anders 57dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, 58door welken 59de wereld 60mij gekruisigd is, en 61ik der wereld.
57 Dat is, in de rechtzinnige leer van Christus, voor ons gekruisigd, 1 Kor. 2:2. verwijsteksten
58 Namelijk kruis van Christus; of: Christus den Gekruiste. De zin komt op hetzelfde uit.
59 Dat is, de eer, de gunst en het aanzien bij de mensen.
60 Dat is, van mij veracht en verworpen wordt.
61 Namelijk dewijl ik om de leer van Christus van de wereld veracht, vervolgd en verstoten word, 1 Kor. 4:12, 13. verwijsteksten
   
15 ἐν γὰρ Χριστῷ Ἰησοῦ οὔτε περιτομή τι ἰσχύει, οὔτε ἀκροβυστία, ἀλλὰ καινὴ κτίσις. 15 iWant 62in Christus Jezus heeft noch besnijdenis 63enige kracht, noch voorhuid, maar een 64nieuw schepsel.
i Matth. 12:50. Joh. 15:14. 2 Kor. 5:16. Gal. 5:6. Kol. 3:11. verwijsteksten
62 Dat is, in het Rijk en de gemeente van Christus, of: naar de leer van Christus. Zie Gal. 5:6. verwijsteksten
63 Namelijk om door de besnijdenis het eeuwige leven te verkrijgen, of door de voorhuid verhinderd te worden van hetzelve te verkrijgen.
64 Of: nieuwe creatuur of schepping, waardoor verstaan wordt de wedergeboorte en vernieuwing des mensen door den Heiligen Geest. Zie 2 Kor. 5:17. verwijsteksten
   
16 καὶ ὅσοι τῷ κανόνι τούτῳ στοιχήσουσιν, εἰρήνη ἐπ’ αὐτούς, καὶ ἔλεος, καὶ ἐπὶ τὸν Ἰσραὴλ τοῦ Θεοῦ. 16 kEn zovelen als er 65naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve 66zal zijn 67vrede en 68barmhartigheid, en 69over het Israël Gods.
k Ps. 125:5. verwijsteksten
65 Dat is, naar deze leer, die ik in dezen zendbrief van de rechtvaardigmaking des mensen voor God, van de christelijke vrijheid, en van den christelijken wandel heb voorgesteld en verklaard.
66 Of: zij.
67 Dat is, allerlei geestelijke zegeningen, en voornamelijk verzoening met God en verzekering daarvan door den Heiligen Geest in hun gemoed, Rom. 5:1. verwijsteksten
68 Namelijk van God, Die de Fontein is waaruit de verzoening en zaligheid des mensen vloeit.
69 Dat is, over alle ware gelovigen, die rechte Israëlieten zijn, en van God daarvoor gekend worden; hetwelk hij daarbij doet om dezelve van de Israëlieten naar het vlees te onderscheiden. Zie Rom. 2:28, 29; 9:6, enz. verwijsteksten
   
17 Τοῦ λοιποῦ, κόπους μοι μηδεὶς παρεχέτω· ἐγὼ γὰρ τὰ στίγματα τοῦ Κυρίου Ἰησοῦ ἐν τῷ σώματί μου βαστάζω. 17 Voorts, 70niemand doe mij moeite aan; lwant ik draag 71de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam.
70 Namelijk van deze valse apostelen. Dit spreekt hij met een apostolische autoriteit om hun verderen moedwil te bedwingen.
l 2 Kor. 4:10. verwijsteksten
71 Namelijk van de slagen, banden en wonden, die ik omwille van Christus en Zijn leer ontvangen heb. Hiermede wil hij tonen dat hij geen vervolgingen heeft ontzien, gelijk de valse apostelen deden. Zie 2 Kor. 11:23, enz. verwijsteksten
   
18 Ἡ χάρις τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ μετὰ τοῦ πνεύματος ὑμῶν, ἀδελφοί. ἀμήν. 18 72De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met uw 73geest, broeders. Amen.
72 Dit is een groet en wens, met dewelke de apostel zijn zendbrieven eindigt, gelijk hij zelf betuigt 2 Thess. 3:17. Zie ook Rom. 16:24. 1 Kor. 16:23. 2 Kor. 13:13. verwijsteksten
73 Dat is, ziel, gemoed.
Aan de Galaten geschreven van Rome.

Einde Galaten 6