Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Galaten 3 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Galaten 3

1 De apostel na een scherpe berisping der Galaten, bewijst verder dat de mens niet wordt gerechtvaardigd door de werken der wet, maar door het geloof in Christus. 2 Overmits zij zelven hadden bevonden dat zij de gaven des Geestes niet door de wet, maar door het geloof ontvangen hadden. 6 Bewijst het ook door het voorbeeld van Abraham, die een vader is aller gelovigen. 10 En door enige klare getuigenissen der Heilige Schrift. 13 Betuigt dat Christus ons van den vloek der wet verlost heeft, en de zegening verkregen. 15 Dat met deze leer de wet niet wordt tenietgedaan, noch krachteloos gemaakt, noch is tegen de beloftenis Gods. 19 Maar dat dezelve ons de zonde aanwijst. 24 En als een tuchtmeester tot Christus leidt. 25 Daarna leert hij hoe de wet van Mozes door Christus afgedaan is voor alle gelovigen. 28 Zonder onderscheid van volken of hoedanigheden. 29 Alzo die allen Abrahams zaad zijn.
  
Gerechtigheid alleen uit het geloof
1 Ὦ ἀνόητοι Γαλάται, τίς ὑμᾶς ἐβάσκανε τῇ ἀληθείᾳ μὴ πείθεσθαι, οἷς κατ’ ὀφθαλμοὺς Ἰησοῦς Χριστὸς προεγράφη ἐν ὑμῖν ἐσταυρωμένος; 1 O gij 1uitzinnige Galaten, awie heeft u 2betoverd, dat gij 3der waarheid niet zoudt 4gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen tevoren 5geschilderd is geweest, onder u 6gekruist zijnde?
1 Of: onverstandige, onwijze. Zo noemt hij hen, om te tonen dat hij houdt dat zij dit deden meer uit onbezonnenheid of onvoorzichtigheid dan uit boosheid, zie dergelijke Luk. 24:25, waarmede hij dan niet doet tegen de leer van Christus, Matth. 5:22. Zie ook 1 Kor. 15:36. verwijsteksten
a Gal. 5:7. verwijsteksten
2 Dat is, de ogen uws verstands alzo verblind, dat gij de rechte waarheid niet kunt zien, gelijk de goochelaars de uiterlijke ogen der mensen betoveren, dat zij menen te zien hetgeen zij niet zien. Hij vergelijkt dan deze valse leraars bij goochelaars, en geeft hun de voornaamste schuld van deze verleiding, die als bedriegers met schoonspreken en listigheden de eenvoudigen verleiden.
3 Namelijk des Evangelies, dat de mens voor God gerechtvaardigd wordt door het geloof; waarvan gesproken is Gal. 2:5, 14. verwijsteksten
4 Dat is, aannemen en geloven.
5 Of: voorgeschilderd, dat is, zo klaarlijk door mijn predicatiën u voorgedragen, alsof het in een tafereel geschilderd was of voorgeschreven.
6 Dat is, van Wiens kruisiging, mitsgaders van de oorzaken en vruchten derzelve, dat wij namelijk daardoor van den vloek der wet en de dienstbaarheid der ceremoniën verlost zijn, ik u zo overvloediglijk en klaarlijk heb geleerd, alsof Hij Zelf voor uw ogen gekruist was geweest.
   
2 τοῦτο μόνον θέλω μαθεῖν ἀφ’ ὑμῶν, ἐξ ἔργων νόμου τὸ Πνεῦμα ἐλάβετε, ἢ ἐξ ἀκοῆς πίστεως; 2 7Dit alleen wil ik 8van u leren: Hebt gij 9den Geest ontvangen uit de werken der wet, of 10uit de prediking des geloofs?
7 Namelijk uit vele andere zaken, die u zouden kunnen overtuigen van dwalingen.
8 Dat is, antwoordt mij op deze zaak alleen. Niet dat hij hetzelve niet zou geweten hebben, maar zulks zegt hij om te tonen dat hij met hun eigen zeggen hierin zal tevreden zijn.
9 Dat is, de gaven des Heiligen Geestes, als daar zijn de Geest der wedergeboorte, der heiligmaking, en der aanneming tot kinderen.
10 Gr. uit het gehoor, dat is, uit de prediking van de leer des Evangelies. Zie Jes. 53:1. Joh. 12:38. Rom. 10:16. verwijsteksten
   
3 οὕτως ἀνόητοί ἐστε; ἐναρξάμενοι Πνεύματι, νῦν σαρκὶ ἐπιτελεῖσθε; 3 Zijt gij zo 11uitzinnig? Daar gij 12met den Geest 13begonnen hebt, voleindigt gij nu 14met het vlees?
11 Of: zonder verstand, dwaas.
12 Dat is, met de genade en leer des geloofs, hetwelk de Heilige Geest werkt.
13 Namelijk als gij eerst tot Christus zijt bekeerd, om door Hem de zaligheid te zoeken.
14 Dat is, met de werken der wet en met de ceremoniën, die uiterlijk gedaan en gezien worden; hetwelk de valse leraars den Galaten leerden.
   
4 τοσαῦτα ἐπάθετε εἰκῆ; εἴ γε καὶ εἰκῆ. 4 Hebt gij 15zoveel 16tevergeefs geleden? 17Indien maar ook tevergeefs.
15 Namelijk vervolgingen, versmaadheden en ongelijken om de zaak en leer van Christus.
16 Dat is, zonder vrucht en vergelding, hetwelk geschieden zou zo gij van die leer wederom zoudt afwijken.
17 Dat is, het zij verre dat zulks zou geschieden, hopende dat zulks hun niet zou wedervaren. Of: zo het maar daar alleen bij bleef, en dat gij niet nog andere zwarigheden om uw afwijking zoudt te verwachten hebben.
   
5 ὁ οὖν ἐπιχορηγῶν ὑμῖν τὸ Πνεῦμα καὶ ἐνεργῶν δυνάμεις ἐν ὑμῖν, ἐξ ἔργων νόμου, ἢ ἐξ ἀκοῆς πίστεως; 5 Die u dan 18den Geest verleent en 19krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet of 20uit de prediking des geloofs?
18 Dat is, die geestelijke gaven. Zie vers 2. verwijsteksten
19 Dat is, wonderwerken. Zie 1 Kor. 12:10, 28. verwijsteksten
20 Zie vers 2. verwijsteksten
   
6 καθὼς Ἀβραὰμ ἐπίστευσε τῷ Θεῷ, καὶ ἐλογίσθη αὐτῷ εἰς δικαιοσύνην. 6 bGelijkerwijs 21Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend;
b Gen. 15:6. Rom. 4:3. Jak. 2:23. verwijsteksten
21 Zie van dit voorbeeld Gen. 15:6. Rom. 4:3, enz. verwijsteksten
   
7 γινώσκετε ἄρα ὅτι οἱ ἐκ πίστεως, οὗτοί εἰσιν υἱοὶ Ἀβραάμ. 7 22Zo verstaat gij dan, dat degenen 23die uit het geloof zijn, 24Abrahams kinderen zijn.
22 Of: Verstaat dan.
23 Dat is, die hun gerechtigheid zoeken in Christus door het geloof.
24 Namelijk geestelijke kinderen, niet naar het vlees, maar naar de belofte. Zie Joh. 8:39. Rom. 4:11; 9:6, 7, 8. Gal. 3:29. Gelijk dan de vader gerechtvaardigd is, zo worden ook de kinderen gerechtvaardigd, alzo daar maar één wijze is om gerechtvaardigd te worden, namelijk door het geloof in Christus. Zie Rom. 3:30. verwijsteksten
   
8 προϊδοῦσα δὲ ἡ γραφὴ ὅτι ἐκ πίστεως δικαιοῖ τὰ ἔθνη ὁ Θεός, προευηγγελίσατο τῷ Ἀβραὰμ ὅτι *Εὐλογηθήσονται ἐν σοὶ πάντα τὰ ἔθνη.
* εὐλογηθήσονται B, Elz, Sc | ἐνευλογηθήσονται St, M
8 En 25de Schrift, 26tevoren ziende dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft 27tevoren aan Abraham 28het Evangelie verkondigd, zeggende: c29In u zullen al de 30volken 31gezegend worden.
25 Dat is, de Heilige Geest, sprekende in de Heilige Schrift.
26 Namelijk Gen. 12:3. verwijsteksten
27 Namelijk ook zelfs in het Oude Testament.
28 Gr. tevoren geëvangeliseerd.
c Gen. 12:3; 18:18; 22:18; 26:4; 49:10. Hand. 3:25. verwijsteksten
29 Dat is, in het Zaad Dat u beloofd is en van u zal voortkomen, Hetwelk is Christus, gelijk vers 16 verklaard wordt. Zie ook Gen. 22:18. verwijsteksten
30 Dat is, zowel heidenen als Joden.
31 Dat is, gerechtvaardigd en zalig worden.
   
9 ὥστε οἱ ἐκ πίστεως εὐλογοῦνται σὺν τῷ πιστῷ Ἀβραάμ. 9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend 32met den gelovigen Abraham.
32 Dat is, op zulke wijze als de gelovige Abraham is gezegend of gerechtvaardigd geweest. Zie vss. 6, 7. verwijsteksten
   
10 ὅσοι γὰρ ἐξ ἔργων νόμου εἰσίν, ὑπὸ κατάραν εἰσί· γέγραπται γάρ, Ἐπικατάρατος πᾶς ὃς οὐκ ἐμμένει ἐν πᾶσι τοῖς γεγραμμένοις ἐν τῷ βιβλίῳ τοῦ νόμου, τοῦ ποιῆσαι αὐτά. 10 Want zovelen als er 33uit de werken der wet zijn, 34die zijn onder den vloek; want 35er is geschreven: dVervloekt is 36een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, 37om dat te doen.
33 Dat is, die hun rechtvaardigheid en zaligheid zoeken door de onderhouding van de wet van Mozes.
34 Namelijk omdat zij de wet niet volkomenlijk onderhouden, en daarom door de wet de zegening of rechtvaardigmaking niet kunnen verkrijgen. Want zegening en vloek strijden tegen elkander.
35 Namelijk Deut. 27:26. verwijsteksten
d Deut. 27:26. verwijsteksten
36 De apostel volgt hier de Griekse overzetting, alzo dezelve de mening van den Hebreeuwsen grondtekst zeer wel uitdrukt, hoewel de woorden een iegelijk en al daar niet uitgedrukt staan.
37 Namelijk volmaaktelijk in alle delen, en op zulke wijze als God beveelt. Daaruit blijkt dat door de werken der wet hier verstaan worden niet alleen de werken van de wet der ceremoniën, maar ook der zeden of tien geboden.
   
11 ὅτι δὲ ἐν νόμῳ οὐδεὶς δικαιοῦται παρὰ τῷ Θεῷ, δῆλον· ὅτι Ὁ δίκαιος ἐκ πίστεως ζήσεται· 11 eEn dat niemand 38door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; fwant 39de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
e Rom. 3:20. Gal. 2:16. verwijsteksten
38 Gr. in de wet. De apostel gebruikt deze wijze van spreken door de wet, uit de wet, uit de werken der wet, in de wet, in denzelfden zin.
f Hab. 2:4. Rom. 1:17. Hebr. 10:38. verwijsteksten
39 Of: de rechtvaardige uit het geloof zal leven. Zie Rom. 1:17. verwijsteksten
   
12 ὁ δὲ νόμος οὐκ ἔστιν ἐκ πίστεως, ἀλλ’ Ὁ ποιήσας αὐτὰ ἄνθρωπος ζήσεται ἐν αὐτοῖς. 12 Doch de wet 40is niet uit het geloof; maar gde mens 41die deze dingen doet, zal 42door dezelve 43leven.
40 Want de wet belooft het leven niet dengenen die uit het geloof willen gerechtvaardigd worden, maar die de wet volmaaktelijk onderhouden; hetwelk hij bewijst uit de belofte die bij de wet wordt gedaan, Lev. 18:5. Ez. 20:11. verwijsteksten
g Lev. 18:5. Ez. 20:11. Rom. 10:5. verwijsteksten
41 Of: gedaan zal hebben; namelijk volmaaktelijk, gelijk vers 10. verwijsteksten
42 Dat is, door zulke volmaakte onderhouding der wet.
43 Namelijk eeuwiglijk, en dienvolgens daardoor gerechtvaardigd worden, indien hij de wet in alles volkomenlijk zou onderhouden, hetwelk nochtans niemand doet noch doen kan, Rom. 3:9, enz. verwijsteksten
   
13 Χριστὸς ἡμᾶς ἐξηγόρασεν ἐκ τῆς κατάρας τοῦ νόμου, γενόμενος ὑπὲρ ἡμῶν κατάρα· γέγραπται γάρ, Ἐπικατάρατος πᾶς ὁ κρεμάμενος ἐπὶ ξύλου· 13 hChristus heeft ons 44verlost 45van den vloek der wet, 46een vloek geworden zijnde 47voor ons; want 48er is geschreven: iVervloekt is een iegelijk die 49aan het hout hangt;
h Rom. 8:3. 2 Kor. 5:21. verwijsteksten
44 Gr. uitgekocht uit den vloek. Want deze verlossing is geschied door betaling van een rantsoen voor ons, Matth. 20:28. 1 Tim. 2:6. verwijsteksten
45 Dat is, van de straf, tijdelijke en eeuwige, die de wet den overtreders dreigt, en die wij door onze overtredingen verdiend hadden.
46 Dat is, heeft den toorn Gods en de straf der zonden op Zich genomen, om dezelve te dragen en daarmede Gods straffende gerechtigheid te voldoen.
47 Dat is, in onze plaats, als onze Borg, Hebr. 7:22. verwijsteksten
48 Namelijk Deut. 21:23. verwijsteksten
i Deut. 21:23. verwijsteksten
49 Dat is, aan het kruis opgehangen wordt. Zie Hand. 5:30. 1 Petr. 2:24. Hetwelk te verstaan is, niet dat allen zouden verdoemd zijn die gekruist worden (want het tegendeel blijkt uit het voorbeeld van den bekeerden moordenaar, Luk. 23:43), maar omdat God deze wijze van straf, als zijnde de wreedste en smadelijkste, tot een voorbeeld gesteld heeft van de straf die Zijn Zoon, om ons van den vloek te verlossen, zou moeten lijden. verwijsteksten
   
14 ἵνα εἰς τὰ ἔθνη ἡ εὐλογία τοῦ Ἀβραὰμ γένηται ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, ἵνα τὴν ἐπαγγελίαν τοῦ Πνεύματος λάβωμεν διὰ τῆς πίστεως. 14 Opdat 50de zegening Abrahams 51tot de heidenen 52komen zou 53in Christus Jezus, en opdat 54wij 55de belofte des Geestes verkrijgen zouden 56door het geloof.
50 Dat is, de genade der verzoening en der rechtvaardigmaking, alsook de erfenis des eeuwigen levens, die Abraham en zijn zaad beloofd was, Gen. 12:3; 22:18. verwijsteksten
51 Of: tot de volken; gelijk hem beloofd was, dat in hem alle volken zouden gezegend worden, Gen. 12:3. verwijsteksten
52 Dat is, afvloeien zou, als uit de fontein.
53 Dat is, door Christus, als zijnde het gezegende Zaad Dat Abraham beloofd was, vers 16. verwijsteksten
54 Zo Joden als heidenen.
55 Dat is, de geestelijke belofte, niet van tijdelijke, maar van eeuwige goederen.
56 Dat is, door Christus met waar geloof aangenomen.
   
15 Ἀδελφοί, κατὰ ἄνθρωπον λέγω· ὅμως ἀνθρώπου κεκυρωμένην διαθήκην οὐδεὶς ἀθετεῖ ἢ ἐπιδιατάσσεται. 15 Broeders, ik spreek 57naar den mens: kzelfs eens mensen 58verbond 59dat bevestigd is, 60doet niemand teniet, of niemand 61doet daartoe.
57 Dat is, ik zal gebruiken een voorbeeld van menselijke zaken genomen. Zie Rom. 3:5. 1 Kor. 9:8. verwijsteksten
k Hebr. 9:17. verwijsteksten
58 Het Griekse woord diatheke wordt somtijds in het bijzonder genomen voor een testament, Hebr. 9:17, somtijds in het gemeen voor allerlei verbond of contract tussen twee partijen. Het kan hier in beide betekenissen genomen worden. verwijsteksten
59 Namelijk met onderlinge beloften, eden, ondertekeningen, verzegelingen, of dergelijke wijze bij de mensen gebruikelijk.
60 Dat is, behoort en kan niet tenietdoen.
61 Gr. verordineert iets daarboven, namelijk met afdoen, bijdoen, of veranderen.
   
16 τῷ δὲ Ἀβραὰμ ἐρρήθησαν αἱ ἐπαγγελίαι, καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ. οὐ λέγει, Καὶ τοῖς σπέρμασιν, ὡς ἐπὶ πολλῶν, ἀλλ’ ὡς ἐφ’ ἑνός, Καὶ τῷ σπέρματί σου, ὅς ἐστι Χριστός. 16 lNu, zo zijn 62de beloftenissen tot Abraham en zijn 63Zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van één: En uw Zaad, 64Hetwelk is Christus.
l vers 8. verwijsteksten
62 Dat is, alzo ook kan niemand het verbond dat God met Abraham en alle gelovigen gemaakt heeft, tenietmaken of veranderen. In hetwelk, dewijl de beloftenissen, die God daarin aan Zijn zijde gedaan heeft, gegrond zijn niet op de onderhouding der wet, maar op Christus, het beloofde Zaad Abrahams, zo moet dat ook altijd vast en onveranderd blijven, gelijk in het volgende vers breder verklaard wordt.
63 Zie Gen. 22:18. Het woord zaad wordt somtijds genomen voor al de nakomelingen, gelijk Gen. 15:18; 22:17, somtijds voor iemand in het bijzonder uit dezelve, gelijk Gen. 4:25; 21:13. Dat het in deze tweede betekenis hier moet genomen worden, bewijst hier de apostel, en leert dat dit Zaad Christus is. Zie ook Gen. 13:15; 17:10. verwijsteksten
64 Zie hiervan het bewijs in de geslachtsregisters van Christus, Matth. 1:1-16. Luk. 3:23-34, gelijk ook Izak een voorbeeld van Christus is geweest, Gen. 21:12. Rom. 9:7. Hebr. 11:18. verwijsteksten
   
17 τοῦτο δὲ λέγω, διαθήκην προκεκυρωμένην ὑπὸ τοῦ Θεοῦ εἰς Χριστὸν ὁ μετὰ ἔτη τετρακόσια καὶ τριάκοντα γεγονὼς νόμος οὐκ ἀκυροῖ, εἰς τὸ καταργῆσαι τὴν ἐπαγγελίαν. 17 65En dit zeg ik: 66Het verbond dat 67tevoren van God bevestigd is 68op Christus, wordt 69door de wet, 70die mna vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet 71krachteloos gemaakt, om 72de beloftenis teniet te doen.
65 Dat is, dit wil ik zeggen met het voorgaande voorbeeld van menselijke verbonden of testamenten.
66 Dat is, dat dan veel meer het verbond Gods vast blijft, zonder verandering.
67 Namelijk met ede, Gen. 12:2; 15:18; 17:4; 22:17. Hebr. 6:14, 15, enz., en met andere uiterlijke tekenen en zegelen. verwijsteksten
68 Namelijk overmits het door den dood van Christus als den Testamentmaker zou bevestigd worden, Hebr. 9:15, dat ook Christus deze geestelijke zegeningen ons moest verdienen door een volkomen voldoening voor onze zonden, waarvan de ceremoniën der wet voorbeelden waren; en dat wij dezelve niet kunnen deelachtig worden, dan door het geloof in Christus. verwijsteksten
69 Alzo iemand hiertegen had kunnen zeggen, dat eer de wet gegeven was, het met de zaak van Gods verbond zo mocht gelegen zijn, maar als de wet gegeven is geweest, dat toen het verbond Gods zou veranderd zijn geworden, zo bewijst hier de apostel zulks ook onwaarachtig te zijn.
70 Dat is, dewijl de wet zoveel jaren daarna op den berg Sinaï gegeven is. Het begin van deze vierhonderd en dertig jaren moet gerekend worden van dien tijd aan als God Abraham beval uit zijn land te vertrekken, Gen. 12:1. Zie hiervan breder Ex. 12:40. Hand. 7:6. verwijsteksten
m Gen. 15:13. Ex. 12:40. Hand. 7:6. verwijsteksten
71 Of: onvast. Gr. de wet, enz., maakt het verbond, enz., niet krachteloos.
72 Zie vers 16. verwijsteksten
   
18 εἰ γὰρ ἐκ νόμου ἡ κληρονομία, οὐκέτι ἐξ ἐπαγγελίας· τῷ δὲ Ἀβραὰμ δι’ ἐπαγγελίας κεχάρισται ὁ Θεός. 18 nWant indien 73de erfenis 74uit de wet is, zo is zij niet meer 75uit de beloftenis; maar God heeft ze 76Abraham 77door de beloftenis 78genadiglijk gegeven.
n Rom. 4:14. verwijsteksten
73 Namelijk van het eeuwige leven, waarvan de erfenis van het land Kanaän een voorbeeld was.
74 Dat is, door de volkomen onderhouding der wet te verkrijgen is.
75 Dat is, uit het geloof, waarmede de genade en zegening, in Christus beloofd, aangenomen wordt. Want deze twee strijden tegen elkander, en kunnen tezamen niet bestaan. Zie Rom. 11:6. verwijsteksten
76 Dit is tevoren bewezen vers 6, enz., en alzo zullen dan ook al Abrahams kinderen de erfenis ontvangen; alzo daar maar één weg ter zaligheid is. verwijsteksten
77 Namelijk met waar geloof aangenomen.
78 Dat is, zonder enige verdienste zijnerzijds, Rom. 4:13, 16. verwijsteksten
  
De wet tuchtmeester tot Christus
19 τί οὖν ὁ νόμος; τῶν παραβάσεων χάριν προσετέθη, ἄχρις οὗ ἔλθῃ τὸ σπέρμα ᾧ ἐπήγγελται, διαταγεὶς δι’ ἀγγέλων ἐν χειρὶ μεσίτου. 19 79Waartoe is dan de wet? oZij is 80om der overtredingen wil 81daarbij gesteld, totdat 82het Zaad zou gekomen zijn, 83Wien het beloofd was; en 84zij is p85door de engelen 86besteld 87in de hand q88des middelaars.
79 Dit was een tegenwerping der valse leraars, indien de wet den mens niet rechtvaardigt, dat zij dan geen gebruik heeft, en tevergeefs gegeven is.
o Joh. 15:22. Rom. 4:15; 5:20; 7:8. verwijsteksten
80 Namelijk bekend te maken, Rom. 3:20; 5:20; 7:7, en daarvan te overtuigen. verwijsteksten
81 Of: geordineerd.
82 Namelijk dat beloofde Zaad Abrahams, Hetwelk is Christus, zie vers 16, Die het einde der wet is, Rom. 10:4. verwijsteksten
83 Namelijk het erfdeel, als zijnde het Hoofd van al degenen die erfgenamen zullen zijn, want van Hem, in Hem, en door Hem is het dat wij allen de erfenis verkrijgen en mede-erfgenamen met Hem worden, Rom. 8:17. verwijsteksten
84 Namelijk de wet.
p Hand. 7:38, 53. verwijsteksten
85 Dat is, door den dienst der engelen; hetwelk hoewel het in de historie van het geven der wet niet vermeld wordt, zo is het nochtans dat zulks uit andere plaatsen afgeleid kan worden, en in de gemeente geloofd is geweest. Zie Hand. 7:38, 53. Hebr. 2:2. verwijsteksten
86 Of: geordineerd.
87 Dat is, door de bediening. Hebr. Mal. 1:1. verwijsteksten
q Deut. 5:5. Joh. 1:17. Hand. 7:38. verwijsteksten
88 Waardoor sommigen verstaan Mozes, dien God gebruikt heeft als een bode en tussenspreker tussen Zich en het volk in het geven van de wet, Ex. 19:21. Anderen verstaan Christus, door Welken God het volk van Israël uit Egypte door de woestijn heeft geleid, en tot Mozes op den berg Sinaï heeft gesproken, Hand. 7:38. 1 Tim. 2:5. verwijsteksten
   
20 ὁ δὲ μεσίτης ἑνὸς οὐκ ἔστιν, ὁ δὲ Θεὸς εἷς ἐστίν. 20 En de middelaar is niet middelaar 89van één, maar God 90is één.
89 Dat is, van één partij, maar is altijd van twee verschillende partijen, om die te verenigen.
90 Dat is, blijft altijd Dezelfde, zonder dat Hij veranderd wordt, niet alleen in Zijn Wezen, maar ook in Zijn wil, voornemen en besluiten. Of: is de ene Partij van beiden.
   
21 ὁ οὖν νόμος κατὰ τῶν ἐπαγγελιῶν τοῦ Θεοῦ; μὴ γένοιτο. εἰ γὰρ ἐδόθη νόμος ὁ δυνάμενος ζωοποιῆσαι, ὄντως ἂν ἐκ νόμου ἦν ἡ δικαιοσύνη. 21 91Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? 92Dat zij verre; want indien er een wet 93gegeven was 94die machtig was levend te maken, 95zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn.
91 Dit is een tweede tegenwerping die de valse apostelen tegen hetgeen de apostel zo-even gezegd heeft, zouden kunnen voorstellen, namelijk zo de wet de overtredingen ontdekt en verdoemt, en de beloftenis dezelve bedekt en vergeeft, zo schijnen deze tegen elkander te strijden.
92 Dat is, dat volgt geenszins.
93 Namelijk tot zulk einde, opdat de mens daardoor zou gerechtvaardigd worden. Of: die zodanig ware, dat de mens die volkomenlijk zou kunnen onderhouden.
94 Dat is, de mensen rechtvaardigen, en het eeuwige leven toebrengen.
95 Dat is, zo dat zo ware, zo zou de wet strijden tegen de beloftenis. Maar dat is zo niet, en daarom zo is hier geen strijd. Zie Rom. 8:3. verwijsteksten
   
22 ἀλλὰ συνέκλεισεν ἡ γραφὴ τὰ πάντα ὑπὸ ἁμαρτίαν, ἵνα ἡ ἐπαγγελία ἐκ πίστεως Ἰησοῦ Χριστοῦ δοθῇ τοῖς πιστεύουσι. 22 r96Maar 97de Schrift heeft het alles 98onder de zonde besloten, 99opdat de belofte 100uit het geloof van Jezus Christus 1den gelovigen 2zou gegeven worden.
r Rom. 3:9; 11:32. verwijsteksten
96 Dat is, dit is een bewijs dat de wet niet kan levend maken of rechtvaardigen, omdat niemand de wet volmaaktelijk onderhoudt, maar alle mensen daardoor overtuigd worden van zonde.
97 Dat is, de geschreven wet, en de profeten als uitleggers derzelve.
98 Een gelijkenis genomen van misdadigen die in den kerker gesloten worden om bewaard te worden tot de straf. Zie dergelijke Rom. 11:32. verwijsteksten
99 Dat is, de beloofde zegening en erfenis.
100 Dat is, door het geloof in Christus, als door een instrument waarmede de beloofde zegening aangenomen wordt.
1 Gr. den gelovenden, namelijk in Christus; en niet den werkenden, dat is, die door de werken der wet de gerechtigheid zoeken, Joh. 3:16. Rom. 3:22; 4:4, 5. verwijsteksten
2 Namelijk van God, uit genade, om niet.
   
23 Πρὸ τοῦ δὲ ἐλθεῖν τὴν πίστιν, ὑπὸ νόμον ἐφρουρούμεθα, συγκεκλεισμένοι εἰς τὴν μέλλουσαν πίστιν ἀποκαλυφθῆναι. 23 Doch 3eer het geloof kwam, waren wij onder de wet 4in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest 5tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.
3 Dat is, eer Christus, Die het Fundament des geloofs is, waar het geloof op ziet en steunt, in het vlees is gekomen. Zie vers 19. verwijsteksten
4 Het Griekse woord betekent zulk een bewaring die met krijgsvolk en wacht geschiedt, in een vaste plaats. De apostel gebruikt hier wederom dezelfde gelijkenis als in het voorgaande vers, gelijk uit het volgende woord blijkt. Doch de apostel schijnt hier ook te zien op dit gebruik der wet, dat dezelve gediend heeft om de Joden van de andere volken daarmede als af te sluiten en gelijk als alleen te bewaren. Zie Deut. 4:7. Ps. 147:19. Ef. 2:14. verwijsteksten
5 Dat is, tot op Christus, Die geopenbaard zou worden, gelijk tevoren.
   
24 ὥστε ὁ νόμος παιδαγωγὸς ἡμῶν γέγονεν εἰς Χριστόν, ἵνα ἐκ πίστεως δικαιωθῶμεν. 24 sZo dan, de wet is 6onze 7tuchtmeester geweest 8tot Christus, opdat wij 9uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden.
s Matth. 5:17. Hand. 13:38. Rom. 10:4. verwijsteksten
6 Namelijk der Joden, die onder de wet waren.
7 Gr. paedagogos, hetwelk betekent een die de kinderen leidt ter school, onderwijst en tuchtigt. Zo vergelijkt hij dan de Joden onder de wet bij kinderen, en de gelovige Christenen bij volwassenen, die geen tuchtmeester meer van node hebben.
8 Dat is, om ons te leiden tot Christus. Hetwelk de wet der zeden doet als zij ons van zonde overtuigt en den vloek verkondigt, en derhalve ons toont dat wij dan, om behouden te worden, onze toevlucht tot Christus moeten nemen, Die ons van de zonde en den vloek verlost heeft. En de wet der ceremoniën, dewijl dezelve de mensen niet alleen overtuigden van hun zonden, maar ook voorbeelden en afbeeldingen van Christus en Zijn weldaden waren, 1 Kor. 5:7. Kol. 2:17, en leerden dat hetgeen door dezelve afgebeeld was, in Christus alleen te vinden is, Hebr. 9:10, 11, enz. verwijsteksten
9 Dat is, door de verdiensten van Christus met waar geloof van ons aangenomen, en ons van God uit genade toegerekend.
   
25 ἐλθούσης δὲ τῆς πίστεως, οὐκέτι ὑπὸ παιδαγωγόν ἐσμεν. 25 Maar als 10het geloof gekomen is, zo zijn wij 11niet meer onder den tuchtmeester.
10 Dat is, Christus, op Welken het geloof ziet, gelijk vers 23. verwijsteksten
11 Overmits dezelve dezen zijn dienst nu volbracht heeft, en wij nu tot mannelijken ouderdom zijn gekomen, Ef. 4:13. verwijsteksten
   
26 πάντες γὰρ υἱοὶ Θεοῦ ἐστὲ διὰ τῆς πίστεως ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. 26 tWant 12gij zijt allen 13kinderen Gods 14door het geloof 15in Christus Jezus.
t Jes. 56:5. Joh. 1:12. Rom. 8:15. Gal. 4:5. verwijsteksten
12 Namelijk die het Evangelie hebt aangenomen, zowel heidenen als Joden.
13 Gr. zonen, namelijk volwassenen, die niet meer staan onder den tuchtmeester. Want hoewel de gelovigen des Ouden Testaments onder de wet ook Gods kinderen geweest zijn, zo is het nochtans dat zij als kleine kinderen onder den tuchtmeester gehouden werden, en daarom van dienstknechten niet verschilden, Gal. 4:1. verwijsteksten
14 Zie Joh. 1:12. verwijsteksten
15 Dat is, door Christus, Dewelke, zijnde de eigen en eniggeboren Zone Gods, ons verdiend heeft dat wij om Zijnentwil uit genade tot kinderen aangenomen worden, Ef. 1:5. verwijsteksten
   
27 ὅσοι γὰρ εἰς Χριστὸν ἐβαπτίσθητε, Χριστὸν ἐνεδύσασθε. 27 vWant 16zovelen als gij 17in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus 18aangedaan.
v Rom. 6:3. verwijsteksten
16 Dat is, allen die gedoopt zijn; hetwelk verstaan moet worden van al degenen die niet alleen den uitwendigen doop des waters, maar ook den inwendigen doop des Geestes ontvangen, 1 Petr. 3:21, gelijk blijkt in Simon den tovenaar, Hand. 8:13, 21, die wel den uitwendigen, maar den inwendigen doop niet heeft ontvangen. verwijsteksten
17 Dat is, in den Naam en in het geloof van Christus.
18 Namelijk als een geestelijk kleed, waarmede onze geestelijke naaktheid en schaamte bedekt wordt, en wij als met een bruiloftskleed versierd worden, Rom. 13:14. verwijsteksten
   
28 οὐκ ἔνι Ἰουδαῖος οὐδὲ Ἕλλην, οὐκ ἔνι δοῦλος οὐδὲ ἐλεύθερος, οὐκ ἔνι ἄρσεν καὶ θῆλυ· πάντες γὰρ ὑμεῖς εἷς ἐστὲ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. 28 19Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw. xWant gij allen zijt 20één 21in Christus Jezus.
19 Hetgeen hij in het gemeen gezegd had van alle gelovigen, dat verklaart hij breder, en betuigt dat onder dezelve geen onderscheid meer is, van wat natie, conditie, of geslacht zij zijn.
x Joh. 17:21. verwijsteksten
20 Dat is, als één mens, de een zowel als de ander, door Christus erfgenaam gemaakt des eeuwigen levens.
21 Niet in de burgerlijke orde of huishouding, waar ongelijkheid is, maar aangaande de weldaden van Christus.
   
29 εἰ δὲ ὑμεῖς Χριστοῦ, ἄρα τοῦ Ἀβραὰμ σπέρμα ἐστέ, καὶ κατ’ ἐπαγγελίαν κληρονόμοι. 29 yEn indien 22gij van Christus zijt, zo zijt gij dan 23Abrahams zaad, en 24naar de beloftenis 25erfgenamen.
y Gen. 21:12. Rom. 9:7. Hebr. 11:18. verwijsteksten
22 Namelijk Galaten, die tevoren heidenen waart en nu in Christus gelooft.
23 Dat is, Abrahams kinderen, gelijk gesproken wordt vers 7, van welke allen Christus het Hoofd is, als het beloofde Zaad Abrahams, vss. 16, 19. verwijsteksten
24 Namelijk die Abraham en zijn zaad gedaan is, en dienvolgens niet uit de werken der wet. Zie vers 18. verwijsteksten
25 Namelijk des eeuwigen levens, waarvan het land Kanaän een voorbeeld was, Hebr. 11:9. verwijsteksten

Einde Galaten 3