Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Galaten 1 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Παύλου τοῦ ἀποστόλου ἡ πρὸς Γαλάτας ἐπιστολή

De zendbrief van den apostel Paulus aan de Galaten

Galaten 1

1 Na het opschrift van den brief, 3 De gewoonlijke groetenis, 4 En een dankzegging tot God, 6 Bestraft de apostel de gemeenten van Galatië, dat zij zo haast waren afgeweken van de apostolische leer. 7 Daar nochtans geen andere leer ter zaligheid kan zijn. 8 Al ware het dat een engel dezelve predikte. 10 En daar hij de leer die hij haar gepredikt heeft, niet van mensen, maar van den Heere Christus Zelven geleerd heeft. 13 Hetwelk hij bewijst uit zijn eersten staat en ijver in het Jodendom, 15 En uit zijn wonderbaarlijke bekering en beroeping tot het apostelschap. 17 Mitsgaders omdat hij beroepen zijnde met de andere apostelen over de leer niet heeft gesproken, maar terstond naar Arabië is gereisd. 18 En na drie jaren van zijn dienst eerst Petrus en Jakobus alleen heeft gezien. 21 Dat hij daarna wederom naar Syrië en Cilicië is verreisd, en dat hij niet dan uit geruchten met de gemeenten in Judea bekend was.
  
Opschrift en zegengroet
1 Παῦλος ἀπόστολος (οὐκ ἀπ’ ἀνθρώπων, οὐδὲ δι’ ἀνθρώπου, ἀλλὰ διὰ Ἰησοῦ Χριστοῦ, καὶ Θεοῦ Πατρὸς τοῦ ἐγείραντος αὐτὸν ἐκ νεκρῶν), 1 PAULUS, 1een apostel (geroepen 2niet van mensen, noch door een mens, maar adoor JEZUS CHRISTUS, en God den Vader, 3Die Hem uit de doden opgewekt heeft),
1 Zie van dit woord Luk. 6:13. verwijsteksten
2 Namelijk die blote mensen, of niets dan mensen zijn. Deze beschrijving doet de apostel daarbij om zijn apostolische beroeping en autoriteit staande te houden tegen de lasteringen der valse apostelen, die zeiden dat hij niet wettelijk tot het apostelschap was beroepen. Want daar is tweeërlei wettige beroeping tot den dienst des Woords: een die gewoon is, welke geschiedt wel van God, maar door mensen, de orde Gods daarin volgende; zodanig is de beroeping van de gewone dienaren des Woords. En daar is een beroeping die zonder dienst der mensen van God Zelven, of van den Heere Christus geschiedt; zodanig is geweest de beroeping der profeten in het Oude Testament, en der apostelen in het Nieuwe Testament. Deze beroeping is extraordinair, en altijd vergezelschapt met de gave van niet te kunnen dwalen in het leren, Joh. 16:13. 2 Petr. 1:21. Dat de apostel Paulus door zulke extraordinaire beroeping beroepen is, wordt klaarlijk beschreven Handelingen 9; 22. verwijsteksten
a Tit. 1:3. verwijsteksten
3 En daarmede openlijk heeft betoond dat Hij de eigen en ware Zone Gods was. Zie Hand. 13:32. Rom. 1:4. verwijsteksten
   
2 καὶ οἱ σὺν ἐμοὶ πάντες ἀδελφοί, ταῖς ἐκκλησίαις τῆς Γαλατίας· 2 En 4al de broeders die met mij zijn, aan de gemeenten van 5Galátië:
4 Namelijk niet alleen mijn medebroeders in den dienst, maar ook al de andere gelovigen. Dit doet de apostel daarbij, niet zozeer om zijn schrijven daarmede aanzien te verschaffen, als om door de eenstemmigheid der gemeente met hem de gemeenten van Galatië te beter te bewegen tot aflegging van hun dwalingen.
5 Galatië was een van de grootste provincies in Klein-Azië, grenzende aan Frygië, Bithynië, Pontus, Cappadocië en Pamfylië; was alzo genaamd naar een volk dat uit Gallië, nu Frankrijk genaamd, gekomen zijnde, die provincie ingenomen en lang bewoond heeft. Zie Hand. 16:6. 1 Kor. 16:1. 2 Tim. 4:10. 1 Petr. 1:1. verwijsteksten
   
3 χάρις ὑμῖν καὶ εἰρήνη ἀπὸ Θεοῦ Πατρός, καὶ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, 3 bGenade zij u en vrede van God den Vader en onzen Heere Jezus Christus;
b Rom. 1:7. 1 Kor. 1:3. Ef. 1:2. 1 Petr. 1:2. verwijsteksten
   
4 τοῦ δόντος ἑαυτὸν ὑπὲρ τῶν ἁμαρτιῶν ἡμῶν, ὅπως ἐξέληται ἡμᾶς ἐκ τοῦ ἐνεστῶτος αἰῶνος πονηροῦ, κατὰ τὸ θέλημα τοῦ Θεοῦ καὶ Πατρὸς ἡμῶν· 4 cDie 6Zichzelven 7gegeven heeft 8voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze 9wereld, 10naar den wil van onzen God en Vader,
c Matth. 20:28. Gal. 2:20. Ef. 5:2. Tit. 2:14. Hebr. 9:14. verwijsteksten
6 Namelijk vrijwilliglijk, Filipp. 2:8. verwijsteksten
7 Namelijk in den dood. Dit voegt de apostel in het begin daarbij, omdat dit argument alleen genoegzaam is om de leer der valse apostelen te wederleggen. Want Hij zou tevergeefs zulks gedaan hebben, indien de mens door de werken der wet kon gerechtvaardigd worden. Zie Gal. 2:21. verwijsteksten
8 Namelijk om die te verzoenen door Zijn dood, 1 Joh. 1:7; 2:2. Zodat de verzoening en vergeving der zonden daarin alleen, en niet in de werken der wet, moet gezocht worden. verwijsteksten
9 Gr. eeuw, dat is, uit den zondigen en ellendigen staat waarin de gehele wereld gelegen is, 1 Joh. 5:19. verwijsteksten
10 Dat is, naar het eeuwig besluit en welbehagen, Hand. 2:23; 4:28. Hebr. 10:7, 10. Zo is dan de Vader met dit rantsoen Zijns Zoons tevreden. verwijsteksten
   
5 ᾧ ἡ δόξα εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων. ἀμήν. 5 Denwelken zij de heerlijkheid 11in alle eeuwigheid. Amen.
11 Gr. tot eeuwen der eeuwen, of: tot eeuwigheden der eeuwigheden. Hebr.
  
Er is maar één Evangelie
6 Θαυμάζω ὅτι οὕτω ταχέως μετατίθεσθε ἀπὸ τοῦ καλέσαντος ὑμᾶς ἐν χάριτι Χριστοῦ εἰς ἕτερον εὐαγγέλιον· 6 12Ik verwonder mij dat gij 13zo haast 14wijkende van Dengene Die u in de genade van Christus geroepen heeft, 15overgebracht wordt 16tot een ander evangelie;
12 Deze verwondering is ook vergezelschapt geweest met een groot mishagen en droefenis.
13 Dat is, in zo korten tijd, nadat gij het Evangelie van ons ontvangen hebt; of: nadat de verleiders u anders geleerd hebben. Daarmede bestraft hij hun lichtvaardigheid.
14 Namelijk van God, Die u door onze predicatie geroepen heeft, om u door de genade van Christus, en niet door de werken der wet, zalig te maken. Of: wijkende van Christus, Die u geroepen heeft in de genade.
15 Namelijk van degenen die u verleiden; welken hij de meeste schuld geeft, omdat hij hoop had hen wederom op den rechten weg te brengen, Gal. 5:10. verwijsteksten
16 Dat is, tot een andere leer om zalig te worden, die de verleiders wel het Evangelie noemen, maar die het rechte Evangelie niet is, en verre verschilt van hetgeen wij u gepredikt hebben.
   
7 ὃ οὐκ ἔστιν ἄλλο, εἰ μή τινές εἰσιν οἱ ταράσσοντες ὑμᾶς καὶ θέλοντες μεταστρέψαι τὸ εὐαγγέλιον τοῦ Χριστοῦ. 7 17Daar er geen ander is; 18maar er zijn sommigen ddie u ontroeren en het Evangelie van Christus willen 19verkeren.
17 Gr. Hetwelk geen ander is, namelijk als hetgeen, of dan hetgeen wij u gepredikt hebben. Zie Hand. 4:12. verwijsteksten
18 Namelijk die uit de sekte der farizeeën zich tot de christelijke religie begeven hebbende, de wet en het Evangelie, en de rechtvaardigheid der werken met de rechtvaardigheid des geloofs zochten te vermengen. Zie Hand. 15:5. verwijsteksten
d Hand. 15:1. verwijsteksten
19 Dat is, vervalsen, ijdel of tenietmaken.
   
8 ἀλλὰ καὶ ἐὰν ἡμεῖς ἢ ἄγγελος ἐξ οὐρανοῦ εὐαγγελίζηται ὑμῖν παρ’ ὃ εὐηγγελισάμεθα ὑμῖν, ἀνάθεμα ἔστω. 8 eDoch al ware het ook dat 20wij, of 21een engel uit den hemel, u een evangelie verkondigde 22buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij 23vervloekt.
e 2 Kor. 11:4. verwijsteksten
20 Namelijk ik en de broeders die bij mij zijn. Of: wij apostelen.
21 Dit is wel in zichzelf niet mogelijk, maar de apostel wil met het stellen van deze onmogelijke conditie te krachtiger aanwijzen de zekerheid van den vloek die komen zal over degenen die een ander evangelie prediken. Zie dergelijke Joh. 8:55. 1 Kor. 13:2. verwijsteksten
22 Dat is, niet alleen tegen hetzelve, maar ook die iets daarbij doen, buiten hetgeen wij gepredikt hebben; hetwelk de valse apostelen deden, lerende dat men niet alleen door het geloof, maar ook door de werken der wet gerechtvaardigd wordt.
23 Gr. anathema, dat is, vervloeking. Zie van dit woord Rom. 9:3. 1 Kor. 16:22. verwijsteksten
   
9 ὡς προειρήκαμεν, καὶ ἄρτι πάλιν λέγω, εἴ τις ὑμᾶς εὐαγγελίζεται παρ’ ὃ παρελάβετε, ἀνάθεμα ἔστω. 9 Gelijk wij 24tevoren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu 25wederom: Indien u iemand een evangelie verkondigt buiten hetgeen gij 26ontvangen hebt, die zij vervloekt.
24 Namelijk in het voorgaande vers.
25 Namelijk om te tonen dat dit van mij niet uit haastigheid is gezegd.
26 Namelijk door onze predicatie hebt gehoord en aangenomen.
  
Paulus’ roeping tot apostel
10 ἄρτι γὰρ ἀνθρώπους πείθω ἢ τὸν Θεόν; ἢ ζητῶ ἀνθρώποις ἀρέσκειν; εἰ γὰρ ἔτι ἀνθρώποις ἤρεσκον, Χριστοῦ δοῦλος οὐκ ἂν ἤμην. 10 Want f27predik ik nu de mensen 28of God? 29gOf zoek ik mensen te behagen? Want indien ik 30nog 31mensen 32behaagde, zo ware ik geen 33dienstknecht van Christus.
f 1 Thess. 2:4. verwijsteksten
27 Gr. raad ik nu aan de mensen of God? Namelijk te horen of te geloven. Want het Griekse woord dat de apostel hier gebruikt, alsook Hand. 28:23. 2 Kor. 5:11, betekent eigenlijk: iemand met redenen bewegen of overreden; hier is de zin: Zoek ik in mijn predicatiën u te bewegen, dat gij mij of enig mens zoudt aanhangen? Hij wil zeggen: Dat doe ik geenszins. verwijsteksten
28 Dat is, dat gij uw vertrouwen zoudt stellen op God in Christus; hetwelk, wil hij zeggen, ik doe in al mijn predicatiën.
29 Dat is, zoek ik in mijn predicatiën de gunst van enige mensen? Geenszins, wil hij zeggen. En dit schijnt dat de valse apostelen den Galaten zochten wijs te maken, om de leer des apostels verdacht te maken.
g Jak. 4:4. verwijsteksten
30 Namelijk nu tot Christus bekeerd zijnde, gelijk ik deed in het Jodendom, als ik, om den hogepriesters en Joden te behagen, de gemeente vervolgde.
31 Namelijk die van Christus vreemd zijn, of naar hun gezindheid willen gepredikt hebben, 2 Tim. 4:3. Anderszins mogen en moeten ook de vrome leraars zich zo gedragen in leer en leven, dat zij den vromen en den godzaligen mensen in Christus mogen behagen, 1 Kor. 10:33. verwijsteksten
32 Dat is, zocht alleen hun gunst in het prediken.
33 Dat is, een ware, oprechte en getrouwe dienstknecht. Want niemand kan twee heren dienen, Matth. 6:24. verwijsteksten
   
11 Γνωρίζω δὲ ὑμῖν, ἀδελφοί, τὸ εὐαγγέλιον τὸ εὐαγγελισθὲν ὑπ’ ἐμοῦ, ὅτι οὐκ ἔστι κατὰ ἄνθρωπον. 11 hMaar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie hetwelk van mij verkondigd is, 34niet is naar den mens.
h 1 Kor. 15:1. verwijsteksten
34 Dat is, mij niet van mensen is gegeven of geleerd, of van mijzelven versierd, of steunende op autoriteit van enige mensen, gelijk in het volgende vers verklaard wordt.
   
12 οὐδὲ γὰρ ἐγὼ παρὰ ἀνθρώπου παρέλαβον αὐτό, οὔτε ἐδιδάχθην, ἀλλὰ δι’ ἀποκαλύψεως Ἰησοῦ Χριστοῦ. 12 iWant ik heb ook hetzelve 35niet van een mens ontvangen noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus.
i Ef. 3:3. verwijsteksten
35 De apostel wil daarmede niet verwerpen de onderwijzing in de leer des Evangelies die door mensen gewoonlijk geschiedt, 2 Tim. 3:15, maar wil zeggen dat hij als een apostel op zulke gewone wijze deze leer niet heeft ontvangen, maar door een extraordinaire openbaring en onderwijzing van Christus Zelven. Zie Hand. 9:3. 1 Kor. 15:8. 2 Korinthe 12. verwijsteksten
   
13 ἠκούσατε γὰρ τὴν ἐμὴν ἀναστροφήν ποτε ἐν τῷ Ἰουδαϊσμῷ, ὅτι καθ’ ὑπερβολὴν ἐδίωκον τὴν ἐκκλησίαν τοῦ Θεοῦ, καὶ ἐπόρθουν αὐτήν· 13 kWant gij hebt mijn omgang gehoord, die 36eertijds in het Jodendom was, dat ik 37uitnemend zeer de gemeente Gods vervolgde en dezelve 38verwoestte,
k Hand. 8:3; 9:1; 22:4; 26:9. Filipp. 3:6. 1 Tim. 1:13. verwijsteksten
36 Namelijk eer ik tot de christelijke religie bekeerd was.
37 Deze vervolging van Paulus wordt beschreven Hand. 7:58; 9:1, enz.; 22:4, 5. verwijsteksten
38 Dat is, dezelve, zoveel in mij was, zocht gans uit te roeien en te verdelgen.
   
14 καὶ προέκοπτον ἐν τῷ Ἰουδαϊσμῷ ὑπὲρ πολλοὺς συνηλικιώτας ἐν τῷ γένει μου, περισσοτέρως ζηλωτὴς ὑπάρχων τῶν πατρικῶν μου παραδόσεων. 14 En dat ik in het Jodendom toenam boven velen 39van mijn ouderdom 40in mijn geslacht, zijnde 41overvloediglijk ijverig 42voor mijn vaderlijke 43inzettingen.
39 Dat is, jonge lieden. Zie Hand. 7:58. Dat drukt hij uit, opdat hij niet zou schijnen zich uit laatdunkendheid te stellen boven de oude leraars der Joden. verwijsteksten
40 Dat is, onder de Joden.
41 Gr. overvloediglijker een ijveraar, namelijk met een ijver die niet was met wetenschap, Rom. 10:2. Filipp. 3:5, 6. 1 Tim. 1:13. Hiermede bestraft hij ook den verkeerden ijver der Joden in zijn persoon. verwijsteksten
42 Namelijk van dewelke ik meer hield, dan van de leer der profeten. Wat dit voor inzettingen waren, kan men zien Matth. 5:21, enz.; 15:2; 23:3, enz. Mark. 7:5, enz. 1 Petr. 1:18. verwijsteksten
43 Gr. overleveringen, namelijk niet alleen die in de Schrift geboden en beschreven zijn, maar ook die welke van mensen ingesteld, en van de ouders aan de kinderen als van hand tot hand overgeleverd waren.
   
15 ὅτε δὲ εὐδόκησεν ὁ Θεός, ὁ ἀφορίσας με ἐκ κοιλίας μητρός μου καὶ καλέσας διὰ τῆς χάριτος αὐτοῦ, 15 lMaar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij 44van mijner moeders lijf aan 45afgezonderd heeft, en geroepen 46door Zijn genade,
l Hand. 9:15; 13:2. verwijsteksten
44 Gr. uit, dat is, eer ik van mijn moeder geboren was. Zie dergelijk Jer. 1:5. verwijsteksten
45 Dat is, voorgenomen en besloten heeft mij af te zonderen uit den gemenen hoop van de andere mensen, om te zijner tijd tot een apostel te beroepen.
46 Namelijk als de enige oorzaak waarom Hij dat gedaan heeft; en derhalve zonder enige waardigheid mijnerzijds of verdiensten in mij voorgezien; gelijk ook tevoren Gods welbehagen de oorzaak daarvan gesteld wordt. Zie Ef. 1:5, 6, 9, 11. verwijsteksten
   
16 ἀποκαλύψαι τὸν Υἱὸν αὐτοῦ ἐν ἐμοί, ἵνα εὐαγγελίζωμαι αὐτὸν ἐν τοῖς ἔθνεσιν, εὐθέως οὐ προσανεθέμην σαρκὶ καὶ αἵματι· 16 47Zijn Zoon 48in mij te openbaren, mopdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik 49terstond niet te 50rade gegaan n51met vlees en bloed,
47 Namelijk Jezus Christus, den waren Messias.
48 Dat is, aan mij, in mijn ziel. Of: door mij te openbaren, dat is, bekend te maken, dat ik Hem voor den Zone Gods en den waren Messias heb erkend, en in Hem geloofd, Matth. 16:17. verwijsteksten
m Hand. 9:15; 13:2; 22:21. Gal. 2:8. Ef. 3:8. verwijsteksten
49 Namelijk zo haast ik tot Christus bekeerd ben geweest.
50 Dat is, over de leer des Evangelies met iemand gesproken en gehandeld, om in dezelve beter of breder onderwezen te worden.
n Matth. 16:17. verwijsteksten
51 Dat is, met enige mensen, die uit vlees en bloed bestaan. Zie dergelijke wijze van spreken Matth. 16:17. Ef. 6:12. Ook zelfs niet met mijn eigen natuurlijk vernuft. verwijsteksten
   
17 οὐδὲ ἀνῆλθον εἰς Ἱεροσόλυμα πρὸς τοὺς πρὸ ἐμοῦ ἀποστόλους, ἀλλ’ ἀπῆλθον εἰς Ἀραβίαν, καὶ πάλιν ὑπέστρεψα εἰς Δαμασκόν. 17 En ben 52niet wederomgegaan naar Jeruzalem tot degenen die 53voor mij apostelen waren; maar ik ging heen naar 54Arabië, en keerde weder naar 55Damascus.
52 Of: niet opgegaan; gelijk ook vers 18. Dit schijnt te strijden met hetgeen Lukas zegt Hand. 9:26. Doch hetgeen Lukas daar zegt, moet verstaan worden geschied te zijn nadat Paulus drie jaren in Arabië geweest zijnde, vandaar wederom te Damascus gekomen was. Want Lukas maakt aldaar geen gewag van Paulus’ reis naar Arabië, gelijk hij ook vele andere daden en reizen van Paulus nalaat, die Paulus zelf verhaalt 2 Korinthe 11; 12. verwijsteksten
53 Namelijk iemand van de twaalve, die lang voor mij tot het apostelschap waren beroepen.
54 Een landschap gelegen ten zuiden van het Joodse land, waarin de berg Sinaï was, Gal. 4:25, tussen de Rode Zee en den inham van Perzië. verwijsteksten
55 Van deze stad zie de aant. op Hand. 9:2. verwijsteksten
   
18 Ἔπειτα μετὰ ἔτη τρία ἀνῆλθον εἰς Ἱεροσόλυμα ἱστορῆσαι Πέτρον, καὶ ἐπέμεινα πρὸς αὐτὸν ἡμέρας δεκαπέντε. 18 Daarna kwam ik 56na drie jaren weder te Jeruzalem om Petrus 57te bezoeken, en ik bleef bij hem vijftien dagen;
56 Namelijk die ik zo in Arabië, als te Damascus geweest was.
57 Het Griekse woord betekent iemand te gaan zien of bezoeken om hem te horen en met hem te spreken en handelen.
   
19 ἕτερον δὲ τῶν ἀποστόλων οὐκ εἶδον, εἰ μὴ Ἰάκωβον τὸν ἀδελφὸν τοῦ Κυρίου. 19 En zag geen ander van de apostelen dan 58Jakobus, 59den broeder des Heeren.
58 Daar zijn twee geweest onder de apostelen van dezen naam. Zie van beiden Matth. 10:2, 3. Hand. 12:2, 17, en van dezen Hand. 12:17; 15:13. verwijsteksten
59 Dat is, neef. Een Hebreeuwse wijze van spreken. Zie Gen. 14:14. Matth. 12:46, 47. 1 Kor. 9:5. Van dezen zie Matth. 10:3. Mark. 15:40. verwijsteksten
   
20 ἃ δὲ γράφω ὑμῖν, ἰδοὺ ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ, ὅτι οὐ ψεύδομαι. 20 60Hetgeen nu ik u schrijf, zie, ik getuig o61voor God dat ik niet lieg.
60 Namelijk aangaande dat ik het Evangelie van Christus Zelven heb ontvangen zonder enige beroeping of onderwijzing van mensen.
o Rom. 1:9; 9:1. 2 Kor. 1:23; 11:31. 1 Thess. 2:5. 1 Tim. 5:21. 2 Tim. 4:1. verwijsteksten
61 Een wijze van eedzweren, met welke de apostel nodig geacht heeft dit te bevestigen om de gewichtigheid der zaak. Zie Rom. 9:1. verwijsteksten
   
21 ἔπειτα ἦλθον εἰς τὰ κλίματα τῆς Συρίας καὶ τῆς Κιλικίας. 21 Daarna ben ik gekomen in de gewesten van 62Syrië en van Cilícië.
62 Deze zijn landschappen gelegen in Azië. Zie van dezelve Matth. 4:24. Hand. 15:23, 41; 27:5. verwijsteksten
   
22 ἤμην δὲ ἀγνοούμενος τῷ προσώπῳ ταῖς ἐκκλησίαις τῆς Ἰουδαίας ταῖς ἐν Χριστῷ· 22 En ik was van aangezicht onbekend aan de gemeenten 63in Judéa, 64die in Christus zijn.
63 Namelijk alzo ik, volgens mijn beroeping, het Evangelie predikte niet onder de Joden aldaar, maar onder de heidenen. Zie vers 16. verwijsteksten
64 Dat is, die de christelijke leer hebben aangenomen en belijden.
   
23 μόνον δὲ ἀκούοντες ἦσαν ὅτι Ὁ διώκων ἡμᾶς ποτέ, νῦν εὐαγγελίζεται τὴν πίστιν ἥν ποτε ἐπόρθει. 23 Maar zij hadden alleenlijk gehoord dat men zeide: 65Degene die 66ons eertijds vervolgde, verkondigt nu 67het geloof, hetwelk hij eertijds 68verwoestte.
65 Namelijk Paulus. Dit zijn de woorden der voorzeide gemeenten, die Paulus aanhaalt.
66 Namelijk Christenen.
67 Dat is, de leer des Evangelies, die men ter zaligheid moet geloven. Zie dergelijke wijze van spreken 1 Tim. 1:19, vergeleken met 2 Tim. 2:18. verwijsteksten
68 Zie vers 13. verwijsteksten
   
24 καὶ ἐδόξαζον ἐν ἐμοὶ τὸν Θεόν. 24 En zij verheerlijkten God 69in mij.
69 Dat is, om mijnentwil; om de genade die mij God gedaan had.

Einde Galaten 1