Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

2 Korinthe 6 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

2 Korinthe 6

1 Paulus vermaant de Korinthiërs dat zij de genade, die hun van hem, als een gezant van Christus, was aangediend, niet tevergeefs zouden ontvangen. 3 En verhaalt hoe trouwelijk hij zijn dienst had volbracht, zelfs in het midden van alle zwarigheden en verdrukkingen. 6 Mitsgaders met hoedanige deugden en krachten des Geestes zijn arbeid was vergezelschapt geweest. 11 Verklaart verder zijn grote genegenheid jegens hen. 13 En vereist dezelve van hen weder jegens hem. 14 Vermaant hen, geen juk aan te trekken met de ongelovigen. 16 En geen gemeenschap te hebben met de afgoden, dewijl de gelovigen Gods tempel zijn. 17 Maar zich van die af te scheiden. 18 Dewijl God hun Vader en zij Zijn kinderen zijn.
  
Paulus’ zelfverloochening
1 συνεργοῦντες δὲ καὶ παρακαλοῦμεν μὴ εἰς κενὸν τὴν χάριν τοῦ Θεοῦ δέξασθαι ὑμᾶς· 1 EN 1wij als a2medearbeidende, 3bidden u ook, bdat 4gij de genade Gods niet 5tevergeefs moogt ontvangen hebben.
1 Hij begrijpt met zich Timotheüs; uit wiens naam hij ook schrijft.
a 1 Kor. 3:9. verwijsteksten
2 Of: medewerkende, namelijk met God, gelijk de dienaars des Woords als instrumenten en gezanten Gods ook elders genaamd worden, 1 Kor. 3:9, 10. verwijsteksten
3 Of: vermanen.
b Hebr. 12:15. verwijsteksten
4 Namelijk die u door het Evangelie en onzen dienst is aangeboden en van u ontvangen.
5 Dat is, zonder behoorlijke vruchten van dankbaarheid en toeneming in het geloof voort te brengen.
   
2 λέγει γάρ, Καιρῷ δεκτῷ ἐπήκουσά σου, καὶ ἐν ἡμέρᾳ σωτηρίας ἐβοήθησά σοι· ἰδού, νῦν καιρὸς εὐπρόσδεκτος, ἰδού, νῦν ἡμέρα σωτηρίας· 2 cWant 6Hij zegt: In den aangenamen tijd heb Ik U verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik U geholpen. 7Zie, nu is het 8de welaangename tijd, zie, nu is het de dag der zaligheid.
c Jes. 49:8. verwijsteksten
6 Namelijk Jes. 49:8, waar God de Vader alzo spreekt tot Zijn Zoon, en de opbouwing van Zijn gemeente door Hem in Zijn toekomst belooft. verwijsteksten
7 Dit zijn nu de woorden van Paulus, met welke hij de voorgaande woorden verklaart en op den tijd des Nieuwen Testaments past.
8 Of: de tijd des welbehagens, gelijk het Hebreeuwse woord bij Jesaja eigenlijk luidt, dien God namelijk in Zijn welbehagen bestemd had om de mensen alom door Christus en Zijn dienaars tot bekering te roepen, en hen krachtiglijk door Zijn Geest daartoe te brengen, Hand. 2:16, 17; 17:30, 31, enz. verwijsteksten
   
3 μηδεμίαν ἐν μηδενὶ διδόντες προσκοπήν, ἵνα μὴ μωμηθῇ ἡ διακονία· 3 dWij geven geen aanstoot in enig ding, opdat 9de bediening niet 10gelasterd worde;
d Rom. 14:13. 1 Kor. 10:32. verwijsteksten
9 Namelijk van het Heilig Evangelie, die ons toebetrouwd is, en van welke hij in het einde van het voorgaande hoofdstuk heeft gesproken.
10 Of: berispt, bestraft, gelijk het Griekse woord eigenlijk medebrengt; hetwelk pleegt te geschieden wanneer het leven der dienaren des Woords met hun leer niet overeenkomt.
   
4 ἀλλ’ ἐν παντὶ συνιστῶντες ἑαυτοὺς ὡς Θεοῦ διάκονοι, ἐν ὑπομονῇ πολλῇ, ἐν θλίψεσιν, ἐν ἀνάγκαις, ἐν στενοχωρίαις, 4 Maar wij eals dienaars Gods, 11maken onszelven in alles aangenaam, fin veel verdraagzaamheid, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden,
e 1 Kor. 4:1. verwijsteksten
11 Gr. recommanderen wij onszelven; of: maken dat wij na gedane proeve goedgekeurd worden. Of: bewijzen.
f 2 Kor. 11:23. verwijsteksten
   
5 ἐν πληγαῖς, ἐν φυλακαῖς, ἐν ἀκαταστασίαις, ἐν κόποις, ἐν ἀγρυπνίαις, ἐν νηστείαις, 5 In slagen, in gevangenissen, in 12beroerten, in arbeid, in waken, in vasten,
12 Of: verwarringen, onvastigheden; waardoor verstaan wordt de staat dergenen die herwaarts en derwaarts gejaagd of verdreven worden.
   
6 ἐν ἁγνότητι, ἐν γνώσει, ἐν μακροθυμίᾳ, ἐν χρηστότητι, ἐν Πνεύματι Ἁγίῳ, ἐν ἀγάπῃ ἀνυποκρίτῳ, 6 In 13reinheid, in kennis, in lankmoedigheid, in goedertierenheid, 14in den Heiligen Geest, in ongeveinsde liefde,
13 Of: kuisheid. Alzo verhaalt de apostel vanhier verder de deugden en middelen waardoor hij de vorige zwarigheden is te boven gekomen.
14 Hierdoor verstaat hij de vrijmoedigheid en vreugde des Geestes, Die ons ondersteunt ook in het midden van alle verdrukkingen, Joh. 16:33. Rom. 5:3, 4, 5; 14:17. verwijsteksten
   
7 ἐν λόγῳ ἀληθείας, ἐν δυνάμει Θεοῦ, διὰ τῶν ὅπλων τῆς δικαιοσύνης τῶν δεξιῶν καὶ ἀριστερῶν, 7 In 15het Woord der waarheid, in 16de kracht Gods, 17door de wapenen der gerechtigheid aan de rechter- en aan de linkerzijde,
15 Dat is, de predicatie van het Evangelie, gelijk Joh. 17:17. verwijsteksten
16 Namelijk die deze predicatie der apostelen vergezelschapte, niet alleen met tekenen en wonderen, Hebr. 2:3, 4, maar ook met macht om de bozen te wederstaan en ten onder te brengen, als met wapenen die machtig waren in God om van alle zijden de uitverkorenen voor Christus te gewinnen, en de anderen van hen te weren, 2 Kor. 10:4, 5, 6. verwijsteksten
17 Of: door de rechter- en linkerwapenen der gerechtigheid.
   
8 διὰ δόξης καὶ ἀτιμίας, διὰ δυσφημίας καὶ εὐφημίας· ὡς πλάνοι, καὶ ἀληθεῖς· 8 18Door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders en nochtans waarachtig;
18 Dat is, in het midden van eer en oneer; namelijk eer bij de vromen en oneer bij de goddeloze en wereldse mensen. Versta hetzelfde onderscheid ook in de volgende tegenstellingen; en zie een voorbeeld in Christus, Joh. 7:12, en in Paulus, Hand. 17:18, 32. verwijsteksten
   
9 ὡς ἀγνοούμενοι, καὶ ἐπιγινωσκόμενοι· ὡς ἀποθνήσκοντες, καὶ ἰδού, ζῶμεν· ὡς παιδευόμενοι, καὶ μὴ θανατούμενοι· 9 Als onbekend en nochtans bekend; g19als stervende, en 20zie, wij leven; als getuchtigd en niet gedood;
g Ps. 118:18. Jes. 26:19. verwijsteksten
19 Namelijk naar het oordeel der mensen voor doden gehouden.
20 Namelijk door de bijzondere genade en beschutting Gods, Ps. 118:18. verwijsteksten
   
10 ὡς λυπούμενοι, ἀεὶ δὲ χαίροντες· ὡς πτωχοί, πολλοὺς δὲ πλουτίζοντες· ὡς μηδὲν ἔχοντες, καὶ πάντα κατέχοντες. 10 Als droevig zijnde, 21doch altijd blijde; 22als arm, doch velen 23rijk makende; als niets hebbende en nochtans 24alles bezittende.
21 Dat is, getroost in God, Rom. 5:3. 1 Thess. 5:16. verwijsteksten
22 Namelijk naar de wereldse rijkdommen.
23 Namelijk met geestelijke gaven.
24 Namelijk in Christus, en met Christus, 1 Kor. 3:21, 22. verwijsteksten
   
11 Τὸ στόμα ἡμῶν ἀνέῳγε πρὸς ὑμᾶς, Κορίνθιοι, ἡ καρδία ἡμῶν πεπλάτυνται. 11 25Onze mond is opengedaan tegen u, o Korinthiërs, ons hart is uitgebreid.
25 Dat is, ik spreek vrijmoediglijk en in den brede met u van al mijn gelegenheden, gelijk mijn genegenheid en goed hart jegens u ook groot is. Een Hebreeuwse wijze van spreken.
   
12 οὐ στενοχωρεῖσθε ἐν ἡμῖν, στενοχωρεῖσθε δὲ ἐν τοῖς σπλάγχνοις ὑμῶν. 12 26Gij zijt niet nauw in ons, maar 27gij zijt nauw in uw ingewanden.
26 Dat is, gij bezit ons hart in het geheel. Wij doen ons hart voor u wijd open.
27 Dat is, gij doet uw hart niet genoeg open, maar houdt dat nog ten dele gelijk gesloten voor ons.
   
13 τὴν δὲ αὐτὴν ἀντιμισθίαν (ὡς τέκνοις λέγω), πλατύνθητε καὶ ὑμεῖς. 13 Nu, om dezelfde vergelding te doen (ik spreek hals tot mijn kinderen) zo 28wordt gij ook uitgebreid.
h 1 Kor. 4:14. verwijsteksten
28 Namelijk in uw ingewanden, of hart; om ons gelijke affectie of liefde toe te dragen.
  
Geen gemeenschap met ongelovigen
14 Μὴ γίνεσθε ἑτεροζυγοῦντες ἀπίστοις· τίς γὰρ μετοχὴ δικαιοσύνῃ καὶ ἀνομίᾳ; τίς δὲ κοινωνία φωτὶ πρὸς σκότος; 14 iTrekt niet 29een ander juk aan met de ongelovigen; kwant wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis?
i Deut. 7:2. 1 Kor. 5:9. verwijsteksten
29 Dat is, een juk of gemeenschap met degenen die van ongelijke religie zijn, gelijk de afgodische heidenen waren. Waarmede hij niet allerlei gemeenschap verbiedt, want dat zou strijden met hetgeen hij gezegd heeft 1 Kor. 5:10, maar alleen zulke gemeenschap, waardoor zij ook tot de gemeenschap van hun afgoderij of andere zonden zouden worden gebracht, of de ongelovigen in hun zonden gesterkt; en is een gelijkenis genomen uit de wet, Deut. 22:10, waar God verbiedt dat zij in het ploegen den os en den ezel zouden samenvoegen. verwijsteksten
k 1 Sam. 5:1, 2. 1 Kon. 18:21. 1 Kor. 10:21. Ef. 5:11. verwijsteksten
   
15 τίς δὲ συμφώνησις Χριστῷ πρὸς *Βελίαλ; ἢ τίς μερὶς πιστῷ μετὰ ἀπίστου;
* Βελίαλ B, Elz, Sc | Βελίαρ St, M
15 En wat samenstemming heeft Christus met 30Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige?
30 Dit is een Hebreeuws woord, en betekent een die zonder juk is, of niemand nuttig. Hier wordt het genomen voor den satan zelven, die alle gehoorzaamheid Gods van zich heeft geworpen. Zie 1 Sam. 1:16. verwijsteksten
   
16 τίς δὲ συγκατάθεσις ναῷ Θεοῦ μετὰ εἰδώλων; ὑμεῖς γὰρ ναὸς Θεοῦ ἐστε ζῶντος, καθὼς εἶπεν ὁ Θεὸς ὅτι Ἐνοικήσω ἐν αὐτοῖς, καὶ ἐμπεριπατήσω· καὶ ἔσομαι αὐτῶν Θεός, καὶ αὐτοὶ ἔσονταί μοι λαός. 16 Of wat samenvoeging heeft 31de tempel Gods lmet de afgoden? mWant 32gij zijt de tempel 33des levenden Gods, gelijkerwijs 34God gezegd heeft: nIk zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
31 Namelijk die tot den dienst van den waren God is geheiligd.
l 1 Kor. 10:7, 14. verwijsteksten
m 1 Kor. 3:16; 6:19. Ef. 2:21. Hebr. 3:6. 1 Petr. 2:5. verwijsteksten
32 Namelijk die in Christus gelooft, Ef. 2:21, 22. 1 Petr. 2:5. verwijsteksten
33 Dat is, Die niet alleen Zelf leeft, maar allen een Auteur des levens is, Hand. 17:25. Deze titel wordt hier Gode gegeven tegen de stomme en dode afgoden. verwijsteksten
34 Deze woorden zijn genomen ten dele uit Lev. 26:11, 12, ten dele uit Ez. 37:26. verwijsteksten
n Ex. 29:45. Lev. 26:11. Ez. 37:26. verwijsteksten
   
17 διὸ Ἐξέλθετε ἐκ μέσου αὐτῶν καὶ ἀφορίσθητε, λέγει Κύριος, καὶ ἀκαθάρτου μὴ ἅπτεσθε· κἀγὼ εἰσδέξομαι ὑμᾶς, 17 35Daarom, ogaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen.
35 Deze woorden zijn genomen uit Jes. 52:11, zodat deze vermaning van Paulus uit verscheidene plaatsen bijeengevoegd is. verwijsteksten
o Jes. 52:11. Openb. 18:4. verwijsteksten
   
18 καὶ ἔσομαι ὑμῖν εἰς Πατέρα, καὶ ὑμεῖς ἔσεσθέ μοι εἰς υἱοὺς καὶ θυγατέρας, λέγει Κύριος παντοκράτωρ. 18 pEn Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige.
p Jer. 31:1. verwijsteksten

Einde 2 Korinthe 6