Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De tucht niet veronachtzamen |
1 Ὅλως ἀκούεται ἐν ὑμῖν πορνεία, καὶ τοιαύτη πορνεία, ἥτις οὐδὲ ἐν τοῖς ἔθνεσιν ὀνομάζεται, ὥστε γυναῖκά τινα τοῦ πατρὸς ἔχειν. | | 1 MEN hoort ganselijk dat er hoererij onder u is, en zodanige hoererij die ook onder de heidenen niet genaamd wordt, alzo dat er een azijns vaders huisvrouw heeft. a Lev. 18:8. Deut. 27:20. a Lev. 18:8 Gij zult de schaamte der huisvrouw uws vaders niet ontdekken; het is de schaamte uws vaders. Deut. 27:20 Vervloekt zij, die bij de vrouw zijns vaders ligt, omdat hij zijns vaders slip ontdekt heeft. En al het volk zal zeggen: Amen. |
2 καὶ ὑμεῖς πεφυσιωμένοι ἐστέ, καὶ οὐχὶ μᾶλλον ἐπενθήσατε, ἵνα ἐξαρθῇ ἐκ μέσου ὑμῶν ὁ τὸ ἔργον τοῦτο ποιήσας. | | 2 En zijt gij nog opgeblazen, en hebt niet veelmeer leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan worde, die deze daad begaan heeft? |
3 ἐγὼ μὲν γὰρ ὡς ἀπὼν τῷ σώματι παρὼν δὲ τῷ πνεύματι, ἤδη κέκρικα ὡς παρών, τὸν οὕτω τοῦτο κατεργασάμενον, | | 3 bDoch ik, als wel met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb alrede, alsof ik tegenwoordig ware, dengene die dat alzo bedreven heeft, besloten, b Kol. 2:5. b Kol. 2:5 Want hoewel ik met het vlees ván u ben, nochtans ben ik met den geest bij u, mij verblijdende en ziende uw ordening en de vastigheid van uw geloof in Christus. |
4 ἐν τῷ ὀνόματι τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, συναχθέντων ὑμῶν καὶ τοῦ ἐμοῦ πνεύματος, σὺν τῇ δυνάμει τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, | | 4 In den Naam onzes Heeren Jezus Christus, als gijlieden en mijn geest tezamen vergaderd zullen zijn, met de kracht van onzen Heere Jezus Christus, |
5 παραδοῦναι τὸν τοιοῦτον τῷ Σατανᾷ εἰς ὄλεθρον τῆς σαρκός, ἵνα τὸ πνεῦμα σωθῇ ἐν τῇ ἡμέρᾳ τοῦ Κυρίου Ἰησοῦ. | | 5 cDenzulke over te geven aan den satan tot verderf des vleses, opdat de geest behouden moge worden in den dag van den Heere Jezus. c 1 Tim. 1:20. c 1 Tim. 1:20 Onder welke is Hymenéüs en Alexander, die ik den satan overgegeven heb, opdat zij zouden leren niet meer te lasteren. |
6 οὐ καλὸν τὸ καύχημα ὑμῶν. οὐκ οἴδατε ὅτι μικρὰ ζύμη ὅλον τὸ φύραμα ζυμοῖ; | | 6 Uw roem is niet goed. dWeet gij niet dat een weinig zuurdesem het gehele deeg zuur maakt? d Gal. 5:9. d Gal. 5:9 Een weinig zuurdesem verzuurt het gehele deeg. |
7 ἐκκαθάρατε οὖν τὴν παλαιὰν ζύμην, ἵνα ἦτε νέον φύραμα, καθώς ἐστε ἄζυμοι. καὶ γὰρ τὸ πάσχα ἡμῶν ὑπὲρ ἡμῶν *ἐθύθη Χριστός· * ἐθύθη B, Elz, Sc | ἐτύθη St, M | | 7 Zuivert dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons ePascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. e Jes. 53:7. Joh. 1:29. 1 Kor. 15:3. e Jes. 53:7 Als
dezelve geëist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. Joh. 1:29 Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt. 1 Kor. 15:3 Want ik heb ulieden ten eerste overgegeven hetgeen ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften; |
8 ὥστε ἑορτάζωμεν, μὴ ἐν ζύμῃ παλαιᾷ, μηδὲ ἐν ζύμῃ κακίας καὶ πονηρίας, ἀλλ’ ἐν ἀζύμοις εἰλικρινείας καὶ ἀληθείας. | | 8 Zo dan, laat ons ffeesthouden, niet in den gouden zuurdesem, noch in den zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid. f Ex. 12:3, 15. g Deut. 16:3. f Ex. 12:3 Spreekt tot de ganse vergadering Israëls, zeggende: Aan den tiende dezer maand neme een iegelijk een lam, naar de huizen der vaders, een lam voor een huis. Ex. 12:15 Zeven dagen zult gijlieden ongezuurde broden eten; maar aan den eersten dag zult gij het zuurdeeg wegdoen uit uw huizen; want wie het gedesemde eet, van den eersten dag af tot op den zevenden dag, diezelve ziel die zal uitgeroeid worden uit Israël. g Deut. 16:3 Gij zult niets gedesemds op hetzelve eten; zeven dagen zult gij ongezuurde broden op hetzelve eten, een brood der ellende (want inderhaast zijt gij uit Egypteland uitgetogen); opdat gij gedenkt aan den dag van uw uittrekken uit Egypteland, al de dagen uws levens. |
9 Ἔγραψα ὑμῖν ἐν τῇ ἐπιστολῇ μὴ συναναμίγνυσθαι πόρνοις· | | 9 Ik heb u geschreven in den brief, hdat gij u niet zoudt vermengen met de hoereerders; h Deut. 7:2. Matth. 18:17. 2 Kor. 6:14. Ef. 5:11. 2 Thess. 3:14. h Deut. 7:2 En de HEERE uw God hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat gij hen slaat, zo zult gij hen ganselijk verbannen; gij zult geen verbond met hen maken, noch hun genadig zijn. Matth. 18:17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft, zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. 2 Kor. 6:14 Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Ef. 5:11 En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer. 2 Thess. 3:14 Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien, en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde; |
10 καὶ οὐ πάντως τοῖς πόρνοις τοῦ κόσμου τούτου, ἢ τοῖς πλεονέκταις, ἢ ἅρπαξιν, ἢ εἰδωλολάτραις· ἐπεὶ ὀφείλετε ἄρα ἐκ τοῦ κόσμου ἐξελθεῖν. | | 10 Doch niet geheel met de hoereerders dezer wereld, of met de gierigaards, of met de rovers, of met de afgodendienaars; want anders zoudt gij moeten uit de wereld gaan. |
11 νυνὶ δὲ ἔγραψα ὑμῖν μὴ συναναμίγνυσθαι, ἐάν τις ἀδελφὸς ὀνομαζόμενος *ᾖ πόρνος, ἢ πλεονέκτης, ἢ εἰδωλολάτρης, ἢ λοίδορος, ἢ μέθυσος, ἢ ἅρπαξ· τῷ τοιούτῳ μηδὲ συνεσθίειν. * ᾖ B, Elz, Sc, M | ἢ St | | 11 Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, namelijk indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; idat gij met zodanig een ook niet zult eten. i Num. 12:14. Matth. 18:17. 2 Thess. 3:14. 2 Joh. vs. 10. i Num. 12:14 En de HEERE zeide tot Mozes: Zo haar vader smadelijk in haar aangezicht gespogen had, zou zij niet zeven dagen beschaamd zijn? Laat haar zeven dagen buiten het leger gesloten en daarna aangenomen worden. Matth. 18:17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft, zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. 2 Thess. 3:14 Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien, en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde; 2 Joh. vs. 10 Indien iemand tot ulieden komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: Zijt gegroet. |
12 τί γάρ μοι καὶ τοὺς ἔξω κρίνειν; οὐχὶ τοὺς ἔσω ὑμεῖς κρίνετε; | | 12 Want wat heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen zijn? |
13 τοὺς δὲ ἔξω ὁ Θεὸς κρίνει. καὶ ἐξαρεῖτε τὸν πονηρὸν ἐξ ὑμῶν αὐτῶν. | | 13 Maar die buiten zijn oordeelt God. kEn doet gij dezen boze uit ulieden weg. k Deut. 13:5. k Deut. 13:5 En diezelve profeet of droomdromer zal gedood worden; want hij heeft tot een afval gesproken tegen den HEERE uw God, Die ulieden uit Egypteland heeft uitgevoerd en u uit het diensthuis verlost; om u af te drijven van den weg dien u de HEERE uw God geboden heeft om daarin te wandelen. Zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen. |