Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De uitnemendheid der liefde |
1 Ἐὰν ταῖς γλώσσαις τῶν ἀνθρώπων λαλῶ καὶ τῶν ἀγγέλων, ἀγάπην δὲ μὴ ἔχω, γέγονα χαλκὸς ἠχῶν ἢ κύμβαλον ἀλαλάζον. | | 1 AL ware het dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden. |
2 καὶ ἐὰν ἔχω προφητείαν, καὶ εἰδῶ τὰ μυστήρια πάντα καὶ πᾶσαν τὴν γνῶσιν, καὶ ἐὰν ἔχω πᾶσαν τὴν πίστιν, ὥστε ὄρη μεθιστάνειν, ἀγάπην δὲ μὴ ἔχω, *οὐδέν εἰμι. * οὐδέν B, Elz, Sc | οὐθέν St, M | | 2 aEn al ware het dat ik de gave
der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap, en al ware het dat ik al het geloof had, zodat ik bbergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets. a Matth. 7:22. Rom. 12:7. b Matth. 17:20; 21:21. Mark. 11:23. Luk. 17:6. a Matth. 7:22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan? Rom. 12:7 Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren; b Matth. 17:20 En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u, zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga heen vanhier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn. Matth. 21:21 Doch Jezus antwoordende zeide tot hen: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij geloof hadt en niet twijfeldet, gij zoudt niet alleenlijk doen hetgeen den vijgenboom is geschied, maar indien gij ook tot dezen berg zeidet: Word opgeheven en in de zee geworpen, het zou geschieden. Mark. 11:23 Want voorwaar zeg Ik u, dat zo wie tot dezen berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat hetgeen hij zegt geschieden zal, het zal hem geworden zo wat hij zegt. Luk. 17:6 En de Heere zeide: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tegen dezen moerbezieboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant; en hij zou u gehoorzaam zijn. |
3 καὶ ἐὰν *ψωμίζω πάντα τὰ ὑπάρχοντά μου, καὶ ἐὰν παραδῶ τὸ σῶμά μου ἵνα καυθήσωμαι, ἀγάπην δὲ μὴ ἔχω, οὐδὲν ὠφελοῦμαι. * ψωμίζω B, Elz | ψωμίσω St, Sc, M | | 3 En al ware het dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het dat ik mijn lichaam overgaf opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven. |
4 ἡ ἀγάπη μακροθυμεῖ, χρηστεύεται· ἡ ἀγάπη οὐ ζηλοῖ· ἡ ἀγάπη οὐ περπερεύεται, οὐ φυσιοῦται, | | 4 cDe liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; c Spr. 10:12. 1 Petr. 4:8. c Spr. 10:12 Haat verwekt krakelen, maar de liefde dekt alle overtredingen toe. 1 Petr. 4:8 Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken. |
5 οὐκ ἀσχημονεῖ, οὐ ζητεῖ τὰ ἑαυτῆς, οὐ παροξύνεται, οὐ λογίζεται τὸ κακόν, | | 5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, dzij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; d 1 Kor. 10:24. Filipp. 2:4. d 1 Kor. 10:24 Niemand zoeke wat zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke
wat des anderen is. Filipp. 2:4 Een iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen dat der anderen is. |
6 οὐ χαίρει ἐπὶ τῇ ἀδικίᾳ, συγχαίρει δὲ τῇ ἀληθείᾳ, | | 6 Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, emaar zij verblijdt zich in de waarheid; e 2 Joh. vs. 4. e 2 Joh. vs. 4 Ik ben zeer verblijd geweest dat ik van uw kinderen gevonden heb die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben van den Vader. |
7 πάντα στέγει, πάντα πιστεύει, πάντα ἐλπίζει, πάντα ὑπομένει. | | 7 Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. |
8 ἡ ἀγάπη οὐδέποτε ἐκπίπτει· εἴτε δὲ προφητεῖαι, καταργηθήσονται· εἴτε γλῶσσαι, παύσονται· εἴτε γνῶσις, καταργηθήσεται. | | 8 De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieën, zij zullen tenietgedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal tenietgedaan worden. |
9 ἐκ μέρους γὰρ γινώσκομεν, καὶ ἐκ μέρους προφητεύομεν· | | 9 Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele; |
10 ὅταν δὲ ἔλθῃ τὸ τέλειον, τότε τὸ ἐκ μέρους καταργηθήσεται. | | 10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen dat ten dele is, tenietgedaan worden. |
11 ὅτε ἤμην νήπιος, ὡς νήπιος ἐλάλουν, ὡς νήπιος ἐφρόνουν, ὡς νήπιος ἐλογιζόμην· ὅτε δὲ γέγονα ἀνήρ, κατήργηκα τὰ τοῦ νηπίου. | | 11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik tenietgedaan hetgeen eens kinds was. |
12 βλέπομεν γὰρ ἄρτι δι’ ἐσόπτρου ἐν αἰνίγματι, τότε δὲ πρόσωπον πρὸς πρόσωπον· ἄρτι γινώσκω ἐκ μέρους, τότε δὲ ἐπιγνώσομαι καθὼς καὶ ἐπεγνώσθην. | | 12 fWant wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij
zien
aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben. f 2 Kor. 3:18. f 2 Kor. 3:18 En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. |
13 νυνὶ δὲ μένει πίστις, ἐλπίς, ἀγάπη, τὰ τρία ταῦτα· μείζων δὲ τούτων ἡ ἀγάπη. | | 13 En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde. |