Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Opschrift en zegengroet |
1 Παῦλος κλητὸς ἀπόστολος Ἰησοῦ Χριστοῦ διὰ θελήματος Θεοῦ, καὶ Σωσθένης ὁ ἀδελφός, | | 1 PAULUS, een geroepen apostel van JEZUS CHRISTUS door den wil Gods, en Sósthenes, de broeder, |
2 τῇ ἐκκλησίᾳ τοῦ Θεοῦ τῇ οὔσῃ ἐν Κορίνθῳ, ἡγιασμένοις ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, κλητοῖς ἁγίοις, σὺν πᾶσι τοῖς ἐπικαλουμένοις τὸ ὄνομα τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ ἐν παντὶ τόπῳ, αὐτῶν τε καὶ ἡμῶν· | | 2 Aan de gemeente Gods die te Korinthe is, aden geheiligden in Christus Jezus, bden geroepen heiligen, cmet allen die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere: a Joh. 17:19. Hand. 15:9. 1 Thess. 4:7. b Rom. 1:7. Ef. 1:1. c 2 Tim. 2:22. a Joh. 17:19 En Ik heilig Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. Hand. 15:9 En heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, gereinigd hebbende hun harten door het geloof. 1 Thess. 4:7 Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar tot heiligmaking. b Rom. 1:7 Allen die te Rome zijt, geliefden Gods en geroepen heiligen: Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. Ef. 1:1 PAULUS, een apostel van JEZUS CHRISTUS door den wil Gods, den heiligen die te Éfeze zijn, en gelovigen in Christus Jezus: c 2 Tim. 2:22 Maar vlied de begeerlijkheden der jonkheid, en jaag na rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede met degenen die den Heere aanroepen uit een rein hart. |
3 χάρις ὑμῖν καὶ εἰρήνη ἀπὸ Θεοῦ Πατρὸς ἡμῶν καὶ Κυρίου Ἰησοῦ Χριστοῦ. | | 3 dGenade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. d Rom. 1:7. 2 Kor. 1:2. Ef. 1:2. 1 Petr. 1:2. d Rom. 1:7 Allen die te Rome zijt, geliefden Gods en geroepen heiligen: Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. 2 Kor. 1:2 Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. Ef. 1:2 Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. 1 Petr. 1:2 De uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus: Genade en vrede zij u vermenigvuldigd. |
| | De Korinthiërs rijk in Christus |
4 Εὐχαριστῶ τῷ Θεῷ μου πάντοτε περὶ ὑμῶν, ἐπὶ τῇ χάριτι τοῦ Θεοῦ τῇ δοθείσῃ ὑμῖν ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ· | | 4 Ik dank mijn God allen tijd over u vanwege de genade Gods, die u gegeven is in Christus Jezus; |
5 ὅτι ἐν παντὶ ἐπλουτίσθητε ἐν αὐτῷ, ἐν παντὶ λόγῳ καὶ πάσῃ γνώσει, | | 5 eDat gij in alles zijt rijk geworden in Hem, in alle rede en alle kennis, e Kol. 1:9. e Kol. 1:9 Waarom ook wij, van dien dag af dat wij het gehoord hebben, niet ophouden voor u te bidden, en te begeren dat gij moogt vervuld worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand, |
6 καθὼς τὸ μαρτύριον τοῦ Χριστοῦ ἐβεβαιώθη ἐν ὑμῖν· | | 6 Gelijk de getuigenis van Christus bevestigd is onder u; |
7 ὥστε ὑμᾶς μὴ ὑστερεῖσθαι ἐν μηδενὶ χαρίσματι, ἀπεκδεχομένους τὴν ἀποκάλυψιν τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, | | 7 Alzo dat het u aan geen gave ontbreekt, fverwachtende de openbaring van onzen Heere Jezus Christus; f Filipp. 3:20. Tit. 2:13. f Filipp. 3:20 Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus, Tit. 2:13 Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus; |
8 ὃς καὶ βεβαιώσει ὑμᾶς ἕως τέλους, ἀνεγκλήτους ἐν τῇ ἡμέρᾳ τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ. | | 8 gWelke God u ook zal bevestigen tot het einde toe, om
onstraffelijk te zijn
in den dag van onzen Heere Jezus Christus. g 1 Thess. 3:13; 5:23. g 1 Thess. 3:13 Opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking voor onzen God en Vader, in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen. 1 Thess. 5:23 En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. |
9 πιστὸς ὁ Θεός, δι’ οὗ ἐκλήθητε εἰς κοινωνίαν τοῦ Υἱοῦ αὐτοῦ Ἰησοῦ Χριστοῦ τοῦ Κυρίου ἡμῶν. | | 9 hGod is getrouw, door Welken gij geroepen zijt tot ide gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onzen Heere. h 1 Kor. 10:13. 1 Thess. 5:24. i Jer. 32:40, enz. Joh. 15:5. Gal. 2:20. 1 Joh. 1:3. h 1 Kor. 10:13 Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Welke u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen. 1 Thess. 5:24 Hij Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal. i Jer. 32:40 En Ik zal een eeuwig verbond met hen maken, dat Ik van achter hen niet zal afkeren, opdat Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van Mij afwijken. Joh. 15:5 Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch
niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. 1 Joh. 1:3 Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij
met den Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. |
| | Partijschap in de gemeente |
10 Παρακαλῶ δὲ ὑμᾶς, ἀδελφοί, διὰ τοῦ ὀνόματος τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, ἵνα τὸ αὐτὸ λέγητε πάντες, καὶ μὴ ᾖ ἐν ὑμῖν σχίσματα, ἦτε δὲ κατηρτισμένοι ἐν τῷ αὐτῷ νοῒ καὶ ἐν τῇ αὐτῇ γνώμῃ. | | 10 Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, kdat gij allen hetzelfde spreekt en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in één zelfden zin en in één zelfde gevoelen. k Rom. 12:16; 15:5. Filipp. 2:2; 3:16. 1 Petr. 3:8. k Rom. 12:16 Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. Rom. 15:5 Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus, Filipp. 2:2 Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde. Filipp. 3:16 Doch waar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin
naar denzelven regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen. 1 Petr. 3:8 En eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk; |
11 ἐδηλώθη γάρ μοι περὶ ὑμῶν, ἀδελφοί μου, ὑπὸ τῶν Χλόης, ὅτι ἔριδες ἐν ὑμῖν εἰσι. | | 11 Want mij is van u bekendgemaakt, mijne broeders, door die van het huisgezin van
Chloë zijn, dat er twisten onder u zijn. |
12 λέγω δὲ τοῦτο, ὅτι ἕκαστος ὑμῶν λέγει, Ἐγὼ μέν εἰμι Παύλου, Ἐγὼ δὲ Ἀπολλώ, Ἐγὼ δὲ Κηφᾶ, Ἐγὼ δὲ Χριστοῦ. | | 12 En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: lIk ben van Paulus, en ik mvan Apollos, en ik van Céfas, en ik van Christus. l 1 Kor. 3:4. m Hand. 18:24. 1 Kor. 16:12. l 1 Kor. 3:4 Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk? m Hand. 18:24 En een zekere Jood, met name Apollos, van geboorte een Alexandrijn, een welsprekend man, kwam te Éfeze, machtig zijnde in de Schriften. 1 Kor. 16:12 En wat aangaat Apollos, den broeder, ik heb hem zeer gebeden dat hij met de broederen tot u komen zou; maar het was ganselijk zijn wil niet dat hij nu zou komen; doch hij zal komen wanneer het hem welgelegen zal zijn. |
13 μεμέρισται ὁ Χριστός; μὴ Παῦλος ἐσταυρώθη ὑπὲρ ὑμῶν, ἢ εἰς τὸ ὄνομα Παύλου ἐβαπτίσθητε; | | 13 Is Christus gedeeld? Is Paulus voor u gekruist? Of zijt gij in Paulus’ naam gedoopt? |
14 εὐχαριστῶ τῷ Θεῷ ὅτι οὐδένα ὑμῶν ἐβάπτισα, εἰ μὴ Κρίσπον καὶ Γάϊον· | | 14 Ik dank God dat ik niemand van ulieden gedoopt heb dan nCrispus en oGajus; n Hand. 18:8. o Rom. 16:23. n Hand. 18:8 En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan den Heere met geheel zijn huis, en velen van de Korinthiërs hem horende, geloofden en werden gedoopt. o Rom. 16:23 U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele gemeente. U groet Erástus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus. |
15 ἵνα μή τις εἴπῃ ὅτι εἰς τὸ ἐμὸν ὄνομα ἐβάπτισα. | | 15 Opdat niet iemand zegge dat ik in mijn naam gedoopt heb. |
16 ἐβάπτισα δὲ καὶ τὸν Στεφανᾶ οἶκον· λοιπὸν οὐκ οἶδα εἴ τινα ἄλλον ἐβάπτισα. | | 16 Doch ik heb ook het huisgezin van pStéfanas gedoopt; voorts weet ik niet of ik iemand anders gedoopt heb. p 1 Kor. 16:15, 17. p 1 Kor. 16:15 En ik bid u, broeders, gij kent het huis van Stéfanas, dat het is de eersteling van Acháje en dat zij zichzelven den heiligen ten dienste hebben geschikt; 1 Kor. 16:17 En ik verblijd mij over de aankomst van Stéfanas en Fortunátus en Acháïkus, want dezen hebben vervuld hetgeen mij aan u ontbrak; |
17 οὐ γὰρ ἀπέστειλέ με Χριστὸς βαπτίζειν, ἀλλ’ εὐαγγελίζεσθαι· οὐκ ἐν σοφίᾳ λόγου, ἵνα μὴ κενωθῇ ὁ σταυρὸς τοῦ Χριστοῦ. | | 17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; qniet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. q 1 Kor. 2:1, 4. 2 Petr. 1:16. q 1 Kor. 2:1 EN ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis Gods. 1 Kor. 2:4 En mijn rede en mijn prediking was niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht; 2 Petr. 1:16 Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. |
| | De dwaasheid der prediking |
18 Ὁ λόγος γὰρ ὁ τοῦ σταυροῦ τοῖς μὲν ἀπολλυμένοις μωρία ἐστί, τοῖς δὲ σωζομένοις ἡμῖν δύναμις Θεοῦ ἐστι. | | 18 Want het woord des kruises is wel dengenen die verloren gaan, dwaasheid; rmaar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. r Rom. 1:16. r Rom. 1:16 Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek. |
19 γέγραπται γάρ, Ἀπολῶ τὴν σοφίαν τῶν σοφῶν, καὶ τὴν σύνεσιν τῶν συνετῶν ἀθετήσω. | | 19 Want er is geschreven: sIk zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik tenietmaken. s Job 5:12. Jes. 29:14. s Job 5:12 Hij maakt teniet de gedachten der arglistigen, dat hun handen niet één ding uitrichten. Jes. 29:14 Daarom, zie, Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk; want de wijsheid zijner wijzen zal vergaan en het verstand zijner verstandigen zal zich verbergen. |
20 ποῦ σοφός; ποῦ γραμματεύς; ποῦ συζητητὴς τοῦ αἰῶνος τούτου; οὐχὶ ἐμώρανεν ὁ Θεὸς τὴν σοφίαν τοῦ κόσμου τούτου; | | 20 tWaar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? t Jes. 33:18. t Jes. 33:18 Uw hart zal de verschrikking overdenken, zeggende: Waar is de schrijver? Waar is de betaalheer? Waar is hij die de torens telt? |
21 ἐπειδὴ γὰρ ἐν τῇ σοφίᾳ τοῦ Θεοῦ οὐκ ἔγνω ὁ κόσμος διὰ τῆς σοφίας τὸν Θεόν, εὐδόκησεν ὁ Θεὸς διὰ τῆς μωρίας τοῦ κηρύγματος σῶσαι τοὺς πιστεύοντας. | | 21 vWant nademaal in de wijsheid Gods de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking zalig te maken die geloven. v Matth. 11:25. Luk. 10:21. v Matth. 11:25 In dienzelven tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. Luk. 10:21 Te dier ure verheugde Zich Jezus in den geest, en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U. |
22 ἐπειδὴ καὶ Ἰουδαῖοι σημεῖον αἰτοῦσι, καὶ Ἕλληνες σοφίαν ζητοῦσιν· | | 22 Overmits xde Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken; x Matth. 12:38; 16:1. Joh. 4:48. x Matth. 12:38 Toen antwoordden sommigen der schriftgeleerden en farizeeën, zeggende: Meester, wij wilden van U wel een teken zien. Matth. 16:1 EN de farizeeën en sadduceeën tot Hem gekomen zijnde en Hem verzoekende, begeerden van Hem dat Hij hun een teken uit den hemel zou tonen. Joh. 4:48 Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven. |
23 ἡμεῖς δὲ κηρύσσομεν Χριστὸν ἐσταυρωμένον, Ἰουδαίοις μὲν σκάνδαλον, Ἕλλησι δὲ μωρίαν· | | 23 Doch wij prediken Christus den Gekruisigde, yden Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid, y Matth. 11:6. Joh. 6:60, 66. y Matth. 11:6 En zalig is hij die aan Mij niet zal geërgerd worden. Joh. 6:60 Velen dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen? Joh. 6:66 Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem. |
24 αὐτοῖς δὲ τοῖς κλητοῖς, Ἰουδαίοις τε καὶ Ἕλλησι, Χριστὸν Θεοῦ δύναμιν καὶ Θεοῦ σοφίαν. | | 24 Maar hun die geroepen zijn, beide Joden en Grieken, prediken wij Christus, de Kracht Gods en zde Wijsheid Gods. z Kol. 2:3. z Kol. 2:3 In Denwelken al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn. |
25 ὅτι τὸ μωρὸν τοῦ Θεοῦ σοφώτερον τῶν ἀνθρώπων ἐστί, καὶ τὸ ἀσθενὲς τοῦ Θεοῦ ἰσχυρότερον τῶν ἀνθρώπων ἐστί. | | 25 Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen, en het zwakke Gods is sterker dan de mensen. |
26 Βλέπετε γὰρ τὴν κλῆσιν ὑμῶν, ἀδελφοί, ὅτι οὐ πολλοὶ σοφοὶ κατὰ σάρκα, οὐ πολλοὶ δυνατοί, οὐ πολλοὶ εὐγενεῖς· | | 26 Want gij ziet uw roeping, broeders, adat gij niet vele wijzen zijt
naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen. a Joh. 7:48. Jak. 2:5. a Joh. 7:48 Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de farizeeën? Jak. 2:5 Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen die Hem liefhebben? |
27 ἀλλὰ τὰ μωρὰ τοῦ κόσμου ἐξελέξατο ὁ Θεός, ἵνα τοὺς σοφοὺς καταισχύνῃ· καὶ τὰ ἀσθενῆ τοῦ κόσμου ἐξελέξατο ὁ Θεός, ἵνα καταισχύνῃ τὰ ἰσχυρά· | | 27 Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen; |
28 καὶ τὰ ἀγενῆ τοῦ κόσμου καὶ τὰ ἐξουθενημένα ἐξελέξατο ὁ Θεός, καὶ τὰ μὴ ὄντα, ἵνα τὰ ὄντα καταργήσῃ· | | 28 En het onedele der wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is, teniet zou maken; |
29 ὅπως μὴ *καυχήσηται πᾶσα σὰρξ ἐνώπιον αὐτοῦ. * καυχήσηται St, B, Sc, M | καυχήσεται Elz | | 29 Opdat geen vlees zou roemen voor Hem. |
30 ἐξ αὐτοῦ δὲ ὑμεῖς ἐστε ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, ὃς ἐγενήθη ἡμῖν σοφία ἀπὸ Θεοῦ, δικαιοσύνη τε καὶ ἁγιασμός, καὶ ἀπολύτρωσις· | | 30 Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, bDie ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing; b Jer. 23:5. Joh. 17:19. b Jer. 23:5 Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik den David een rechtvaardige SPRUITE zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. Joh. 17:19 En Ik heilig Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. |
31 ἵνα, καθὼς γέγραπται, Ὁ καυχώμενος, ἐν Κυρίῳ καυχάσθω. | | 31 Opdat het zij, gelijk geschreven is: cDie roemt, roeme in den Heere. c Jes. 65:16. Jer. 9:23, 24. 2 Kor. 10:17. c Jes. 65:16 Zodat wie zich zegenen zal op aarde, die zal zich zegenen in den God der waarheid; en wie zweren zal op aarde, die zal zweren
bij den God der waarheid, omdat de vorige benauwdheden zullen vergeten zijn en omdat zij voor Mijn ogen verborgen zijn. Jer. 9:23 Zo zegt de HEERE: Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijn sterkheid, een rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom, Jer. 9:24 Maar die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde; want in die dingen heb Ik lust, spreekt de HEERE. 2 Kor. 10:17 Doch wie roemt, die roeme in den Heere. |