Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Romeinen 7 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Romeinen 7

 Gods volk vrij van de wet
1 Ἢ ἀγνοεῖτε, ἀδελφοί (γινώσκουσι γὰρ νόμον λαλῶ), ὅτι ὁ νόμος κυριεύει τοῦ ἀνθρώπου ἐφ’ ὅσον χρόνον ζῇ; 1 WEET gij niet, broeders (want ik spreek tot degenen die de wet verstaan), dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
2 ἡ γὰρ ὕπανδρος γυνὴ τῷ ζῶντι ἀνδρὶ δέδεται νόμῳ· ἐὰν δὲ ἀποθάνῃ ὁ ἀνήρ, κατήργηται ἀπὸ τοῦ *νόμου τοῦ ἀνδρός.
* νόμου τοῦ ἀνδρός St, B, Sc, M | ἀνδρός Elz
2 aWant een vrouw die onder den man staat, is aan den levenden man bverbonden door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrijgemaakt van de wet des mans. a 1 Kor. 7:39. b 1 Kor. 7:2, 10. verwijsteksten
3 ἄρα οὖν ζῶντος τοῦ ἀνδρὸς μοιχαλὶς χρηματίσει, ἐὰν γένηται ἀνδρὶ ἑτέρῳ· ἐὰν δὲ ἀποθάνῃ ὁ ἀνήρ, ἐλευθέρα ἐστὶν ἀπὸ τοῦ νόμου, τοῦ μὴ εἶναι αὐτὴν μοιχαλίδα, γενομένην ἀνδρὶ ἑτέρῳ. 3 cDaarom dan, indien zij eens anderen mans wordt terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd worden; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is als zij eens anderen mans wordt. c Matth. 5:32. verwijsteksten
4 ὥστε, ἀδελφοί μου, καὶ ὑμεῖς ἐθανατώθητε τῷ νόμῳ διὰ τοῦ σώματος τοῦ Χριστοῦ, εἰς τὸ γενέσθαι ὑμᾶς ἑτέρῳ, τῷ ἐκ νεκρῶν ἐγερθέντι, ἵνα καρποφορήσωμεν τῷ Θεῷ. 4 Zo dan, mijne broeders, dgij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden. d Gal. 2:19. 1 Petr. 4:1. verwijsteksten
5 ὅτε γὰρ ἦμεν ἐν τῇ σαρκί, τὰ παθήματα τῶν ἁμαρτιῶν τὰ διὰ τοῦ νόμου ἐνηργεῖτο ἐν τοῖς μέλεσιν ἡμῶν εἰς τὸ καρποφορῆσαι τῷ θανάτῳ. 5 Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen.
6 νυνὶ δὲ κατηργήθημεν ἀπὸ τοῦ νόμου, *ἀποθανόντες ἐν ᾧ κατειχόμεθα, ὥστε δουλεύειν ἡμᾶς ἐν καινότητι πνεύματος, καὶ οὐ παλαιότητι γράμματος.
* ἀποθανόντες St, M | ἀποθανόντος B, Elz, Sc (SV-kt)
6 Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen ein nieuwheid des Geestes, en niet in de oudheid der letter. e Rom. 2:29. 2 Kor. 3:6. verwijsteksten
  
De wet leert de zonde kennen
7 Τί οὖν ἐροῦμεν; ὁ νόμος ἁμαρτία; μὴ γένοιτο· ἀλλὰ τὴν ἁμαρτίαν οὐκ ἔγνων, εἰ μὴ διὰ νόμου· τήν τε γὰρ ἐπιθυμίαν οὐκ ᾔδειν, εἰ μὴ ὁ νόμος ἔλεγεν, Οὐκ ἐπιθυμήσεις· 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, fik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: gGij zult niet begeren. f Rom. 3:20. Hebr. 7:18. g Ex. 20:17. Deut. 5:21. verwijsteksten
8 ἀφορμὴν δὲ λαβοῦσα ἡ ἁμαρτία διὰ τῆς ἐντολῆς κατειργάσατο ἐν ἐμοὶ πᾶσαν ἐπιθυμίαν· χωρὶς γὰρ νόμου ἁμαρτία νεκρά. 8 hMaar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood. h Joh. 15:22. Rom. 4:15; 5:20. Gal. 3:19. verwijsteksten
9 ἐγὼ δὲ ἔζων χωρὶς νόμου ποτέ· ἐλθούσης δὲ τῆς ἐντολῆς, ἡ ἁμαρτία ἀνέζησεν, ἐγὼ δὲ ἀπέθανον· 9 En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven.
10 καὶ εὑρέθη μοι ἡ ἐντολὴ ἡ εἰς ζωήν, αὕτη εἰς θάνατον· 10 En het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden.
11 ἡ γὰρ ἁμαρτία ἀφορμὴν λαβοῦσα διὰ τῆς ἐντολῆς ἐξηπάτησέ με, καὶ δι’ αὐτῆς ἀπέκτεινεν. 11 Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid en door hetzelve gedood.
12 ὥστε ὁ μὲν νόμος ἅγιος, καὶ ἡ ἐντολὴ ἁγία καὶ δικαία καὶ ἀγαθή. 12 iAlzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. i 1 Tim. 1:8. verwijsteksten
13 τὸ οὖν ἀγαθὸν ἐμοὶ γέγονε θάνατος; μὴ γένοιτο. ἀλλὰ ἡ ἁμαρτία, ἵνα φανῇ ἁμαρτία, διὰ τοῦ ἀγαθοῦ μοι κατεργαζομένη θάνατον, ἵνα γένηται καθ’ ὑπερβολὴν ἁμαρτωλὸς ἡ ἁμαρτία διὰ τῆς ἐντολῆς. 13 Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de dood geworden, opdat zij zou openbaar worden zonde te zijn, werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde bovenmate werd zondigende door het gebod.
  
Inwendige strijd
14 οἴδαμεν γὰρ ὅτι ὁ νόμος πνευματικός ἐστιν· ἐγὼ δὲ σαρκικός εἰμι, πεπραμένος ὑπὸ τὴν ἁμαρτίαν. 14 Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, kverkocht onder de zonde. k Jes. 52:3. verwijsteksten
15 ὃ γὰρ κατεργάζομαι, οὐ γινώσκω· οὐ γὰρ ὃ θέλω, τοῦτο πράσσω· ἀλλ’ ὃ μισῶ, τοῦτο ποιῶ. 15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; lwant hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. l Gal. 5:17. verwijsteksten
16 εἰ δὲ ὃ οὐ θέλω, τοῦτο ποιῶ, σύμφημι τῷ νόμῳ ὅτι καλός. 16 En indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe dat zij goed is.
17 νυνὶ δὲ οὐκέτι ἐγὼ κατεργάζομαι αὐτό, ἀλλ’ ἡ οἰκοῦσα ἐν ἐμοὶ ἁμαρτία. 17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde die in mij woont.
18 οἶδα γὰρ ὅτι οὐκ οἰκεῖ ἐν ἐμοί, τοῦτ’ ἔστιν ἐν τῇ σαρκί μου, ἀγαθόν· τὸ γὰρ θέλειν παράκειταί μοι, τὸ δὲ κατεργάζεσθαι τὸ καλὸν οὐχ εὑρίσκω. 18 mWant ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. m Gen. 6:5; 8:21. verwijsteksten
19 οὐ γὰρ ὃ θέλω, ποιῶ ἀγαθόν· ἀλλ’ ὃ οὐ θέλω κακόν, τοῦτο πράσσω. 19 Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 εἰ δὲ ὃ οὐ θέλω ἐγώ, τοῦτο ποιῶ, οὐκέτι ἐγὼ κατεργάζομαι αὐτό, ἀλλ’ ἡ οἰκοῦσα ἐν ἐμοὶ ἁμαρτία. 20 Indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde die in mij woont.
21 εὑρίσκω ἄρα τὸν νόμον τῷ θέλοντι ἐμοὶ ποιεῖν τὸ καλόν, ὅτι ἐμοὶ τὸ κακὸν παράκειται. 21 Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 συνήδομαι γὰρ τῷ νόμῳ τοῦ Θεοῦ κατὰ τὸν ἔσω ἄνθρωπον· 22 nWant ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mens, n Ef. 3:16. verwijsteksten
23 βλέπω δὲ ἕτερον νόμον ἐν τοῖς μέλεσί μου ἀντιστρατευόμενον τῷ νόμῳ τοῦ νοός μου, καὶ αἰχμαλωτίζοντά με τῷ νόμῳ τῆς ἁμαρτίας τῷ ὄντι ἐν τοῖς μέλεσί μου. 23 oMaar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangenneemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. o Gal. 5:17. verwijsteksten
24 ταλαίπωρος ἐγὼ ἄνθρωπος· τίς με ῥύσεται ἐκ τοῦ σώματος τοῦ θανάτου τούτου; 24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
25 εὐχαριστῶ τῷ Θεῷ διὰ Ἰησοῦ Χριστοῦ τοῦ Κυρίου ἡμῶν. 25 Ik dank God door Jezus Christus, onzen Heere.
26 ἄρα οὖν αὐτὸς ἐγὼ τῷ μὲν νοῒ δουλεύω νόμῳ Θεοῦ, τῇ δὲ σαρκὶ νόμῳ ἁμαρτίας. 26 Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.

Einde Romeinen 7