Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Romeinen 12 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Romeinen 12

1 De apostel dusverre in de voorgaande hoofdstukken verhandeld hebbende de voornaamste leerstukken der christelijke religie, begint nu, volgens zijn gebruikelijke orde in meest al zijn brieven, het deel van dezen brief, hetwelk bestaat in vermaningen tot een godzalig christenleven, waarvan de eerste is, dat wij onszelven Gode opofferen en der wereld niet gelijk worden. 3 Daarna vermaant hij ernstiglijk en in het bijzonder degenen die in de gemeente openbare diensten en bijzondere gaven hadden, dat zij zich op hun diensten of gaven niet verhovaardigen, maar dezelve tot de meeste stichting der gemeente getrouwelijk bedienen en besteden. 6 Zo de leraars des Woords, 8 Als de ouderlingen en diakenen. 9 Voegt daarbij verscheidene vermaningen tot allerlei christelijke deugden, als oprechte broederlijke liefde, 11 Vurigen ijver tot Gods eer, 12 Lijdzaamheid, bidden, hoop, 13 Mededeelzaamheid, 14 Zachtmoedigheid, 15 Medelijden, 16 Eendrachtigheid, nederigheid, 17 Verdraagzaamheid, 18 Vreedzaamheid, 19 Aflegging van wraakgierigheid, 20 Liefde der vijanden, 21 En standvastigheid in het goede.
  
De Gode welbehaaglijke offerande
1 Παρακαλῶ οὖν ὑμᾶς, ἀδελφοί, διὰ τῶν οἰκτιρμῶν τοῦ Θεοῦ, παραστῆσαι τὰ σώματα ὑμῶν θυσίαν ζῶσαν, ἁγίαν, εὐάρεστον τῷ Θεῷ, τὴν λογικὴν λατρείαν ὑμῶν. 1 IK1 bid u dan, broeders, 2door de ontfermingen Gods, adat gij 3uw lichamen b4stelt tot 5een levende, 6heilige en 7Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw 8redelijke godsdienst.
1 Of: Ik vermaan.
2 Dat is, dewijl dan God ons zo veelvoudige barmhartigheid in Christus heeft betoond, gelijk in het voorgaande geleerd is; hetwelk het woordje dan aanwijst.
a 1 Petr. 2:5. verwijsteksten
3 Dat is, uzelven, geheel. Een Hebreeuwse manier van spreken, waardoor een deel voor het geheel genomen wordt; gelijk hetzelve uitgelegd wordt 1 Thess. 5:23. verwijsteksten
b Rom. 6:13, 16. verwijsteksten
4 Dat is, offert op; gelijk de offeranden voor den Heere werden gepresenteerd en voor Hem daargesteld en alzo Hem toegeëigend.
5 Dat is, niet lichamelijk door slachting gedood, maar geestelijk door doding der begeerlijkheden geslacht zijnde om Gode te leven, Rom. 6:11. 2 Kor. 5:15. Kol. 3:3, 5. verwijsteksten
6 Dat is, gelijk de beesten die in het Oude Testament opgeofferd werden, zonder vlek of gebrek moesten zijn, Ex. 12:5. Lev. 1:10. Deut. 15:21, dat alzo wij ons afzonderen van alle onheiligheden. verwijsteksten
7 Dat is, voortkomende uit een oprecht en verslagen hart door het geloof gereinigd, zonder hetwelk Gode geen offeranden behagen, Jes. 1:11; 66:3. Jer. 6:20; 7:20. Hos. 6:6. Hebr. 11:4, 6. verwijsteksten
8 Dat is, een godsdienst die niet bestaat in uiterlijk opofferen van onredelijke dieren, gelijk in het Oude Testament, maar in een geestelijk opofferen van redelijke mensen, dat is, van uzelven, Hebr. 13:15. 1 Petr. 2:5. verwijsteksten
   
2 καὶ μὴ συσχηματίζεσθε τῷ αἰῶνι τούτῳ, ἀλλὰ μεταμορφοῦσθε τῇ ἀνακαινώσει τοῦ νοὸς ὑμῶν, εἰς τὸ δοκιμάζειν ὑμᾶς τί τὸ θέλημα τοῦ Θεοῦ τὸ ἀγαθὸν καὶ εὐάρεστον καὶ τέλειον. 2 cEn wordt 9dezer wereld 10niet gelijkvormig, maar 11wordt veranderd door de vernieuwing uws 12gemoeds, dopdat gij moogt 13beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte 14wil van God is.
c 1 Joh. 2:15. verwijsteksten
9 Gr. dezer eeuw; namelijk die in het boze gelegen is, 1 Joh. 5:19. verwijsteksten
10 Dat is, neemt niet den vorm of de gedaante dezer boze wereld aan. Hoedanig dezelve vorm nu was, beschrijft de apostel Rom. 13:13. Ef. 4:18, 19, en Petrus, 1 Petr. 4:3, en Johannes, 1 Joh. 2:16. verwijsteksten
11 Gr. in vorm of gedaante hersteld; niet naar lichaam, gelijk de poëten in hun fabelen dichten somwijlen geschied te zijn, maar naar de ziel en krachten derzelve, namelijk naar het verstand en naar den wil en de genegenheden.
12 Of: verstands. Zie Ef. 1:18; 2:3; 4:23. Kol. 1:21. verwijsteksten
d Ef. 5:17. 1 Thess. 4:3. verwijsteksten
13 Dat is, onderscheiden; of: een proeve geven door uw godzalig leven, dat gij verstaat welke de goede wil Gods is.
14 Namelijk naar denwelken, als den enigen en volmaakten regel, wij ons leven moeten aanstellen; dien Hij in Zijn Woord ons volkomenlijk geopenbaard heeft.
   
3 Λέγω γάρ, διὰ τῆς χάριτος τῆς δοθείσης μοι, παντὶ τῷ ὄντι ἐν ὑμῖν, μὴ ὑπερφρονεῖν παρ’ ὃ δεῖ φρονεῖν, ἀλλὰ φρονεῖν εἰς τὸ σωφρονεῖν, ἑκάστῳ ὡς ὁ Θεὸς ἐμέρισε μέτρον πίστεως. 3 Want door 15de genade edie mij gegeven is, 16zeg ik 17een iegelijk die onder u is, fdat hij niet 18wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn, maar dat hij 19wijs zij tot 20matigheid, gelijk als 21gGod 22een iegelijk 23de mate des geloofs 24gedeeld heeft.
15 Dat is, naar het ambt des apostelschaps, dat mij uit genade bevolen is, en naar de autoriteit die mij als een apostel en gezant Gods van Hem gegeven is.
e Rom. 1:5. verwijsteksten
16 Dat is, ik gebied.
17 Namelijk die enige publieke bediening of bijzondere gave heeft, Deut. 29:29. Spr. 25:27. Pred. 7:16. verwijsteksten
f Ef. 4:7. verwijsteksten
18 Gr. overwijs zij; namelijk boven zijn begrip of beroeping. Of: zich niet late voorstaan dat bij hem overvloediger wijsheid is dan bij anderen.
19 Namelijk in Goddelijke zaken; want die mogen en moeten ook van ons met eerbied en aandachtige naarstigheid onderzocht worden.
20 Namelijk des verstands of der wetenschap, gelijk het Griekse woord medebrengt, zich tevreden houdende met kennis der dingen die ter zaligheid nodig of dienstig zijn.
21 Dat is, gedenkende dat het God is, Die de kennis die gij hebt, u gegeven heeft, 1 Kor. 7:17, en dat gij daarom u niet over dezelve moet verhovaardigen. verwijsteksten
g 1 Kor. 12:11. Ef. 4:7. verwijsteksten
22 Dat is, gedenkende ook dat gij die kennis alleen niet hebt, maar dat dezelve, en dikwijls ook nog meerdere, aan anderen is medegedeeld.
23 Dat is, naar de portie die elkeen der gelovigen van God uitgedeeld is. Want daar is niemand die een volmaakte kennis van alles heeft, maar de een heeft mindere, de ander meerdere, 1 Kor. 7:7; 13:9. Ef. 4:7. verwijsteksten
24 Namelijk als een huisvader die elkeen zijner huisgenoten zijn portie uitdeelt, den een wat meerder, den ander wat minder, den een dit, den ander wat anders.
   
4 καθάπερ γὰρ ἐν ἑνὶ σώματι μέλη πολλὰ ἔχομεν, τὰ δὲ μέλη πάντα οὐ τὴν αὐτὴν ἔχει πρᾶξιν· 4 25Want hgelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben,
25 Dit verklaart hij met de gelijkenis van een lichaam en van deszelfs ledematen; waarmede hij bewijst dat al de diensten en gaven, die de ene of de andere lidmaat der gemeente heeft, volgens de gemeenschap der heiligen, tot gemene stichting van het ganse lichaam der gemeente moeten besteed worden. Zie van deze gelijkenis ook 1 Kor. 10:17; 12:12, enz. Ef. 4:12, 16, 25; 5:30. Kol. 2:19; 3:15. verwijsteksten
h 1 Kor. 12:27. Ef. 1:23; 4:16; 5:23. Kol. 1:24. verwijsteksten
   
5 οὕτως οἱ πολλοὶ ἓν σῶμά ἐσμεν ἐν Χριστῷ, ὁ δὲ καθ’ εἷς ἀλλήλων μέλη. 5 iAlzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.
i 1 Kor. 12:4. 2 Kor. 10:13. 1 Petr. 4:10. verwijsteksten
   
6 ἔχοντες δὲ χαρίσματα κατὰ τὴν χάριν τὴν δοθεῖσαν ἡμῖν διάφορα, εἴτε προφητείαν, κατὰ τὴν ἀναλογίαν τῆς πίστεως· 6 26Hebbende nu kverscheidene 27gaven, naar de genade die ons gegeven is,
26 Namelijk sommige extraordinaire, van welke de apostel handelt 1 Korinthe 12 en 14, sommige gewone, van welke hier voornamelijk gehandeld wordt; die ook verscheiden zijn, gelijk hierna verklaard wordt. verwijsteksten
k 1 Kor. 12:4. verwijsteksten
27 Gr. charismata; zo worden de bedieningen en de gaven daartoe nodig genaamd, omdat zij van God den mensen uit genade geschonken worden.
   
7 εἴτε διακονίαν, ἐν τῇ διακονίᾳ· εἴτε ὁ διδάσκων, ἐν τῇ διδασκαλίᾳ· 7 28Zo laat ons die gaven besteden, hetzij 29lprofetie, naar 30de mate des geloofs; mhetzij 31bediening, in het bedienen; hetzij 32die leert, in het leren;
28 Anderen vullen dit aldus aan: Hetzij profetie, zo laat ons wijs zijn naar de mate des geloofs, enz.
29 Dat is, de gave of beroeping om te profeteren; waardoor verstaan wordt de gave niet zozeer om toekomende dingen te voorzeggen, gelijk gehad hebben de profeten des Ouden Testaments, en in het Nieuwe Agabus, Paulus, Petrus, Johannes en anderen, gelijk dit woord genomen wordt 1 Kor. 12:28. Ef. 4:11, als van het recht verstaan der Heilige Schrift uit te leggen, en tot vertroosting en vermaning de gemeente toe te passen. Zie 1 Kor. 14:1, 3. verwijsteksten
l 1 Kor. 12:10. verwijsteksten
30 Gr. analogian; waardoor verstaan wordt óf de mate van kennis die iemand van God gegeven is, gelijk vers 3. Ef. 4:7, óf de gelijkmatigheid en overeenkomst van de hoofdstukken der christelijke leer, klaarlijk uitgedrukt in Gods Woord en in de artikelen des geloofs, die als een regel zijn, naar welken alle uitleggingen der Heilige Schrift moeten gedaan worden. verwijsteksten
m 1 Petr. 4:10, 11. verwijsteksten
31 Gr. diakonian, welk woord hier in het gemeen genomen wordt voor de bedieningen die hierna in bijzondere soorten afgedeeld worden. Zie Hand. 1:17. 1 Kor. 12:5. verwijsteksten
32 Dat is, die beroepen is om een leraar te zijn; welke leraars, alzo zij hier van de vermaners onderscheiden worden, zo menen sommigen dat hierdoor in het bijzonder verstaan worden degenen die voornamelijk geroepen zijn om de christelijke leer te verklaren, en dezelve tegen de valse leraars en tegensprekers te verdedigen.
   
8 εἴτε ὁ παρακαλῶν, ἐν τῇ παρακλήσει· ὁ μεταδιδούς, ἐν ἁπλότητι· ὁ προϊστάμενος, ἐν σπουδῇ· ὁ ἐλεῶν, ἐν ἱλαρότητι. 8 Hetzij 33die vermaant, in het vermanen; 34die uitdeelt, n35in eenvoudigheid; 36die een voorstander is, in naarstigheid; 37die barmhartigheid doet, o38in blijmoedigheid.
33 Of: vertroost; waardoor verstaan kunnen worden de leraars die voornamelijk beroepen zijn om de christelijke leer aan de gemeente toe te passen tot vermaning en vertroosting; die anderszins herders genaamd worden, Jer. 3:15; 23:4. Zach. 10:2. Ef. 4:11. 1 Petr. 5:2, 4. verwijsteksten
34 Dat is, die beroepen is om de aalmoezen en collecten der gemeente te vergaderen, en aan de armen naar hun nood uit te delen, die bijzonderlijk diakenen genoemd worden. Zie van dezelve Handelingen 6. verwijsteksten
n Matth. 6:1, 2, 3. verwijsteksten
35 Namelijk des harten; niet straf of hoogmoedig zijnde tegen de armen, niet uit gunst of nijd gevende; maar met een medelijdend en eenvoudig hart hun nood aanziende, en hen naar denzelven getrouwelijk bijstaande.
36 Of: die over anderen gesteld is. Waardoor verstaan kunnen worden de ouderlingen die in het Woord niet arbeiden, 1 Tim. 5:17, maar met de herders opzicht hebben over de gemeente, om dezelve te regeren en in christelijken vrede en discipline te houden; die anders genaamd worden regeringen, 1 Kor. 12:28. verwijsteksten
37 Daardoor kan verstaan worden een zekere soort van diakenen en diaconessen die bijzondere opzicht en bediening hadden over de kranken, ballingen en vreemdelingen, 1 Tim. 5:9, hetwelk een van de bijzonderste werken der barmhartigheid is. verwijsteksten
o Deut. 15:7. 2 Kor. 9:7. verwijsteksten
38 Dat is, met een gewillig en toegenegen hart, zonder zich dien moeilijken dienst te laten verdrieten, of zich tegen den arme gemelijk te tonen.
  
Opwekking tot liefde
9 ἡ ἀγάπη ἀνυπόκριτος. ἀποστυγοῦντες τὸ πονηρόν, κολλώμενοι τῷ ἀγαθῷ. 9 39De liefde zij 40ongeveinsd. pHebt 41een afkeer van het boze, en 42hangt het goede aan.
39 Onder de christelijke deugden wordt deze vooraan gesteld, omdat alle andere deugden daarin begrepen zijn, en met dezelve vergezelschapt moeten worden, Rom. 13:8, 9, 10. 1 Kor. 13:2. 1 Tim. 1:5. verwijsteksten
40 Dat is, bestaande niet alleen in woorden en uiterlijke gebaren, maar voornamelijk in een oprechte toegenegenheid des harten, 1 Joh. 3:18. 1 Petr. 1:22. verwijsteksten
p Ps. 97:10. Amos 5:15. verwijsteksten
41 Hij vermaant het kwaad niet alleen te vlieden, maar ook als een gruwelijke zaak te haten, Ps. 139:22. verwijsteksten
42 Gr. kleeft aan, of: wordt aangekleefd, namelijk gelijk als met lijm, vasthoudende aan het goede, zonder daarvan afgetrokken te worden, 1 Kor. 6:16, 17. In deze twee stukken bestaat de ganse bekering des mensen, Ps. 34:15. Jes. 1:16. verwijsteksten
   
10 τῇ φιλαδελφίᾳ εἰς ἀλλήλους φιλόστοργοι· τῇ τιμῇ ἀλλήλους προηγούμενοι· 10 qHebt elkander 43hartelijk lief met 44broederlijke liefde, rmet eer de een den ander 45voorgaande.
q Ef. 4:2. Hebr. 13:1. 1 Petr. 1:22; 2:17. verwijsteksten
43 Het Griekse woord betekent zulke liefde waarmede de ouders hun kinderen van nature liefhebben, welke is de grootste en heftigste.
44 Dat is, zulke als betaamt dengenen die niet alleen van één vlees zijn, Jes. 58:7, maar die ook door het geloof broeders zijn van één Vader in de hemelen, 1 Thess. 4:9. Hebr. 13:1. 1 Petr. 1:22; 2:17. verwijsteksten
r Filipp. 2:3. 1 Petr. 5:5. verwijsteksten
45 Dat is, bejegent elkander met allen burgerlijken eerbied en beleefdheid naar eens iegelijks staat, zonder te verwachten dat gij eerst van uw broeder alzo bejegend wordt.
   
11 τῇ σπουδῇ μὴ ὀκνηροί· τῷ πνεύματι ζέοντες· τῷ *Κυρίῳ δουλεύοντες·
* Κυρίῳ B, Elz, Sc, M | καιρῷ St (SV-kt)
11 Zijt niet 46traag 47in het benaarstigen. 48Zijt vurig van geest. 49Dient den Heere.
46 Of: lui.
47 Gr. in de benaarstiging, dat is, in de werken uwer beroeping naarstiglijk waar te nemen.
48 Dat is, ijverig, niet lauw, Openb. 3:16. verwijsteksten
49 Dat is, wilt als dienstknechten des Heeren vlijtiglijk betrachten alles wat tot Zijn dienst en eer vereist wordt, Ps. 2:11. Ef. 6:7. Anderen lezen in het Grieks voor Kyrio, dat is, den Heere, kairo, dat is, den tijd; in zulken zin gelijk Ef. 5:16. Kol. 4:5. verwijsteksten
   
12 τῇ ἐλπίδι χαίροντες· τῇ θλίψει ὑπομένοντες· τῇ προσευχῇ προσκαρτεροῦντες· 12 s50Verblijdt u 51in de hoop. tZijt geduldig in de verdrukking. vVolhardt in het gebed.
s Rom. 15:13. 1 Thess. 5:16. verwijsteksten
50 In dit vers worden drie remedies aangewezen om te gebruiken in tijd van kruis en tegenspoed.
51 Namelijk der verlossing en der zaligheid.
t Hebr. 10:36; 12:1. Jak. 5:7. verwijsteksten
v Luk. 18:1. Ef. 6:18. Kol. 4:2. 1 Thess. 5:17. verwijsteksten
   
13 ταῖς χρείαις τῶν ἁγίων κοινωνοῦντες· τὴν φιλοξενίαν διώκοντες. 13 x52Deelt mede tot de behoeften 53der heiligen. y54Tracht naar herbergzaamheid.
x 1 Kor. 16:1. verwijsteksten
52 Dat is, hebt ook mede uw deel in het geven tot onderhoud der armen. Of: Hebt gemeenschap aan de noden der heiligen.
53 Dat is, der arme, gebrek lijdende Christenen.
y Hebr. 13:2. 1 Petr. 4:9. verwijsteksten
54 Gr. Volgt of vervolgt de herbergzaamheid, jaagt haar na; gelijk Abraham en Lot deden, Gen. 18:1, 2; 19:1, 2. verwijsteksten
   
14 εὐλογεῖτε τοὺς διώκοντας ὑμᾶς· εὐλογεῖτε, καὶ μὴ καταρᾶσθε. 14 zZegent hen die u vervolgen; 55zegent, en 56vervloekt niet.
z Matth. 5:44. 1 Kor. 4:12. verwijsteksten
55 Dit woord herhaalt hij nog eens, om te tonen hoe nodig deze vermaning is.
56 Namelijk gelijk gemeenlijk de vleselijke mensen doen, 1 Kor. 4:12. 1 Petr. 2:23. verwijsteksten
   
15 χαίρειν μετὰ χαιρόντων, καὶ κλαίειν μετὰ κλαιόντων. 15 57Verblijdt u met de blijden, en weent met de wenenden.
57 Dat is, zo het uw naaste welgaat, dat hij oorzaak heeft om daarover blijde te zijn, verblijdt u ook over zijn voorspoed; en zo hij daarentegen in ellende en tegenspoed is, en daarover bedroefd is, laat u ook zijn ellende ter harte gaan alsof het uzelven aanging, 1 Kor. 12:26. Hebr. 13:3. verwijsteksten
   
16 τὸ αὐτὸ εἰς ἀλλήλους φρονοῦντες. μὴ τὰ ὑψηλὰ φρονοῦντες, ἀλλὰ τοῖς ταπεινοῖς συναπαγόμενοι. μὴ γίνεσθε φρόνιμοι παρ’ ἑαυτοῖς. 16 aWeest 58eensgezind onder elkander. bTracht niet naar 59de hoge dingen, 60maar voegt u 61tot de nederige. 62Zijt niet wijs bij uzelven.
a Rom. 15:5. 1 Kor. 1:10. Filipp. 2:2; 3:16. 1 Petr. 3:8. verwijsteksten
58 Dit wordt verstaan niet alleen van de enigheid van gevoelen en verstand in de hoofdstukken der christelijke leer, maar ook voornamelijk van de enigheid der gemoederen en genegenheden tot elkander.
b Spr. 3:7. Jes. 5:21. verwijsteksten
59 Namelijk die uw begrip, krachten of beroeping te boven gaan; of: gevoelt niet, namelijk van uzelven, hoge dingen.
60 Het Griekse woord betekent zich van iemand mede laten leiden, dat is, zich naar iemand voegen.
61 Namelijk dingen of zaken, gelijk hij tevoren hoge dingen heeft uitgedrukt, dat is, dingen die naar nederigheid zien.
62 Zie vers 3. verwijsteksten
   
17 μηδενὶ κακὸν ἀντὶ κακοῦ ἀποδιδόντες. προνοούμενοι καλὰ ἐνώπιον πάντων ἀνθρώπων. 17 c63Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. d64Bezorgt hetgeen eerlijk is 65voor alle mensen.
c Spr. 20:22. Matth. 5:39. 1 Kor. 6:7. 1 Thess. 5:15. verwijsteksten
63 Hetzelve leert ook Christus, Matth. 5:39. verwijsteksten
d 2 Kor. 8:21. 1 Petr. 2:12. verwijsteksten
64 Dat is, bevlijtigt u om zorgvuldiglijk te betrachten.
65 Dat is, in tegenwoordigheid niet alleen voor God, maar ook voor allerlei mensen, zowel voor de ongelovigen als voor de gelovigen, 2 Kor. 8:21. verwijsteksten
   
18 εἰ δυνατόν, τὸ ἐξ ὑμῶν, μετὰ πάντων ἀνθρώπων εἰρηνεύοντες. 18 eIndien het 66mogelijk is, 67zoveel in u is, houdt vrede met 68alle mensen.
e Mark. 9:50. Hebr. 12:14. verwijsteksten
66 Namelijk dat het met goede consciëntie kan gedaan worden; of: tenzij de boosheid der mensen zo groot is, dat het onmogelijk is met dezelve vrede te houden.
67 Dat is, dat gij geen oorzaak van onvrede geeft, en aan uw zijde alles toebrengt wat dienstig is om den vrede te houden of te maken.
68 Namelijk niet alleen met de gelovigen, waartoe hij ons vermaant vers 16, maar ook met de ongelovigen die buiten zijn. verwijsteksten
   
19 μὴ ἑαυτοὺς ἐκδικοῦντες, ἀγαπητοί, ἀλλὰ δότε τόπον τῇ ὀργῇ· γέγραπται γάρ, Ἐμοὶ ἐκδίκησις, ἐγὼ ἀνταποδώσω, λέγει Κύριος. 19 fWreekt uzelven niet, beminden, maar 69geeft den toorn plaats; want er is geschreven: gMij komt de wrake toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere.
f Matth. 5:39. Luk. 6:29. verwijsteksten
69 Sommigen verstaan dit van den toorn des mensen, namelijk óf desgenen die verongelijkt is, dat hij zijn toorn over het ongelijk hem aangedaan, plaats, dat is, tijd geve om te stillen; óf desgenen die ongelijk doet, dat men denzelven niet tegensta, om hem niet meer te verbitteren, maar voor zijn toorn wijke en alzo plaats geve. Doch hetgeen navolgt, schijnt te vereisen dat dit moet verstaan worden van den toorn, dat is, van de wraak Gods, die Hij doen zal over dengene die ongelijk doet, welke wraak men plaats geeft als men Gode de wraak opgeeft.
g Deut. 32:35. Hebr. 10:30. verwijsteksten
   
20 ἐὰν οὖν πεινᾷ ὁ ἐχθρός σου, ψώμιζε αὐτόν· ἐὰν διψᾷ, πότιζε αὐτόν· τοῦτο γὰρ ποιῶν, ἄνθρακας πυρὸς σωρεύσεις ἐπὶ τὴν κεφαλὴν αὐτοῦ. 20 hIndien dan 70uw vijand 71hongert, zo 72spijzig hem; indien hem dorst, zo geef hem te drinken; want dat doende zult gij 73kolen vuurs op zijn hoofd hopen.
h Spr. 25:21. Matth. 5:44. verwijsteksten
70 Dat is, die zich vijandelijk tegen u gedraagt, niet dien gij haat of vijand zijt, want dat betaamt den Christenen niet.
71 Dat is, in enigen nood is, en daarin uw hulp vandoen heeft; een deel voor het geheel genomen.
72 Dat is, bewijs hem alle diensten der liefde in zijn nood.
73 Dat is, gij zult hem daarmede opwekken om zijn ongelijk te kennen, zich daarvan te bekeren, en ophouden u meer kwaad te doen, gelijk iemand dien een kool vuur op zijn hoofd gelegd wordt, hetzelve terstond gevoelt en afschudt, als hetzelve niet kunnende verdragen.
   
21 μὴ νικῶ ὑπὸ τοῦ κακοῦ, ἀλλὰ νίκα ἐν τῷ ἀγαθῷ τὸ κακόν. 21 Word 74van het kwade niet 75overwonnen, maar 76overwin het kwade 77door het goede.
74 Dat is, van het ongelijk dat u aangedaan wordt.
75 Namelijk om daardoor tot wraakgierigheid gebracht te worden.
76 Dat is, neem weg, verbreek, verzacht.
77 Dat is, met lankmoedigheid en weldadigheid.

Einde Romeinen 12