Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Romeinen 1 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Παύλου τοῦ ἀποστόλου ἡ πρὸς Ῥωμαίους ἐπιστολή

De zendbrief van den apostel Paulus aan de Romeinen

Romeinen 1

 Opschrift en zegengroet
1 Παῦλος, δοῦλος Ἰησοῦ Χριστοῦ, κλητὸς ἀπόστολος, ἀφωρισμένος εἰς εὐαγγέλιον Θεοῦ 1 PAULUS, een dienstknecht van JEZUS CHRISTUS, een geroepen apostel, aafgezonderd tot het Evangelie Gods a Hand. 9:15; 13:2. Gal. 1:15. verwijsteksten
2 (ὃ προεπηγγείλατο διὰ τῶν προφητῶν αὐτοῦ ἐν γραφαῖς ἁγίαις), 2 (Hetwelk Hij tevoren bbeloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften), b Gen. 3:15; 22:18; 26:4; 49:10. Deut. 18:15. 2 Sam. 7:12. Ps. 132:11. Jes. 4:2; 7:14; 9:5; 40:10. Jer. 23:5; 33:14. Ez. 34:23; 37:24. Dan. 9:24. Micha 7:20. verwijsteksten
3 περὶ τοῦ Υἱοῦ αὐτοῦ (τοῦ γενομένου ἐκ σπέρματος Δαβὶδ κατὰ σάρκα, 3 Van Zijn Zoon (Die geworden is cuit het zaad Davids naar het vlees; c Matth. 1:1. Luk. 1:32. Hand. 2:30; 13:23. 2 Tim. 2:8. verwijsteksten
4 τοῦ ὁρισθέντος Υἱοῦ Θεοῦ ἐν δυνάμει, κατὰ Πνεῦμα ἁγιωσύνης, ἐξ ἀναστάσεως νεκρῶν), Ἰησοῦ Χριστοῦ τοῦ Κυρίου ἡμῶν, 4 Die krachtiglijk bewezen is te zijn dde Zone Gods naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden), namelijk Jezus Christus, onzen Heere d Jes. 9:5; 44:6; 54:5. Joh. 2:19. Rom. 9:5. 1 Joh. 5:20. verwijsteksten
5 (δι’ οὗ ἐλάβομεν χάριν καὶ ἀποστολὴν εἰς ὑπακοὴν πίστεως ἐν πᾶσι τοῖς ἔθνεσιν, ὑπὲρ τοῦ ὀνόματος αὐτοῦ 5 (Door Welken wij hebben ontvangen genade en het apostelschap, tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, voor Zijn Naam;
6 ἐν οἷς ἐστὲ καὶ ὑμεῖς, κλητοὶ Ἰησοῦ Χριστοῦ)· 6 Onder welke gij ook zijt, geroepenen van Jezus Christus):
7 πᾶσι τοῖς οὖσιν ἐν Ῥώμῃ ἀγαπητοῖς Θεοῦ, κλητοῖς ἁγίοις· χάρις ὑμῖν καὶ εἰρήνη ἀπὸ Θεοῦ Πατρὸς ἡμῶν καὶ Κυρίου Ἰησοῦ Χριστοῦ. 7 Allen die te Rome zijt, geliefden Gods en egeroepen heiligen: Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. e 1 Kor. 1:2. Ef. 1:1. verwijsteksten
  
Paulus’ verlangen naar Rome
8 Πρῶτον μὲν εὐχαριστῶ τῷ Θεῷ μου διὰ Ἰησοῦ Χριστοῦ ὑπὲρ πάντων ὑμῶν, ὅτι ἡ πίστις ὑμῶν καταγγέλλεται ἐν ὅλῳ τῷ κόσμῳ. 8 Eerstelijk dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat uw geloof verkondigd wordt in de gehele wereld.
9 μάρτυς γάρ μού ἐστιν ὁ Θεός, ᾧ λατρεύω ἐν τῷ πνεύματί μου ἐν τῷ εὐαγγελίῳ τοῦ Υἱοῦ αὐτοῦ, ὡς ἀδιαλείπτως μνείαν ὑμῶν ποιοῦμαι, 9 Want fGod is mijn Getuige, gWelken ik dien in mijn geest in het Evangelie Zijns Zoons, hoe ik zonder nalaten uwer gedenk, f Rom. 9:1. 2 Kor. 1:23; 11:31. Gal. 1:20. Filipp. 1:8. 1 Thess. 2:5. g 2 Tim. 1:3. verwijsteksten
10 πάντοτε ἐπὶ τῶν προσευχῶν μου δεόμενος, εἴπως ἤδη ποτὲ εὐοδωθήσομαι ἐν τῷ θελήματι τοῦ Θεοῦ ἐλθεῖν πρὸς ὑμᾶς. 10 hAllen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd door den wil Gods om tot ulieden te komen. h Rom. 15:23, 32. verwijsteksten
11 ἐπιποθῶ γὰρ ἰδεῖν ὑμᾶς, ἵνα τι μεταδῶ χάρισμα ὑμῖν πνευματικόν, εἰς τὸ στηριχθῆναι ὑμᾶς, 11 iWant ik verlang om u te zien, kopdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, teneinde gij versterkt zoudt worden; i 1 Thess. 3:10. k Rom. 15:29. verwijsteksten
12 τοῦτο δέ ἐστι, συμπαρακληθῆναι ἐν ὑμῖν διὰ τῆς ἐν ἀλλήλοις πίστεως ὑμῶν τε καὶ ἐμοῦ. 12 Dat is, om medevertroost te worden onder u door het onderling geloof, zo het uwe als het mijne.
13 οὐ θέλω δὲ ὑμᾶς ἀγνοεῖν, ἀδελφοί, ὅτι πολλάκις προεθέμην ἐλθεῖν πρὸς ὑμᾶς (καὶ ἐκωλύθην ἄχρι τοῦ δεῦρο), ἵνα καρπόν τινα σχῶ καὶ ἐν ὑμῖν, καθὼς καὶ ἐν τοῖς λοιποῖς ἔθνεσιν. 13 Doch ik wil niet dat u onbekend zij, broeders, ldat ik menigmaal voorgenomen heb tot u te komen (en ben tot nog toe verhinderd geweest), opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen. l 1 Thess. 2:18. verwijsteksten
14 Ἕλλησί τε καὶ βαρβάροις, σοφοῖς τε καὶ ἀνοήτοις ὀφειλέτης εἰμί· 14 mBeide Grieken en barbaren, beide wijzen en onwijzen ben ik een schuldenaar. m 1 Kor. 9:16. verwijsteksten
15 οὕτω τὸ κατ’ ἐμὲ πρόθυμον καὶ ὑμῖν τοῖς ἐν Ῥώμῃ εὐαγγελίσασθαι. 15 Alzo hetgeen in mij is, dat is volvaardig om u ook, die te Rome zijt, het Evangelie te verkondigen.
  
De hoofdgedachte van den brief
16 οὐ γὰρ ἐπαισχύνομαι τὸ εὐαγγέλιον τοῦ Χριστοῦ· δύναμις γὰρ Θεοῦ ἐστιν εἰς σωτηρίαν παντὶ τῷ πιστεύοντι, Ἰουδαίῳ τε πρῶτον καὶ Ἕλληνι. 16 nWant ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; owant het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek. n Ps. 40:10. 2 Tim. 1:8. o 1 Kor. 1:18; 15:2. verwijsteksten
17 δικαιοσύνη γὰρ Θεοῦ ἐν αὐτῷ ἀποκαλύπτεται ἐκ πίστεως εἰς πίστιν, καθὼς γέγραπται, Ὁ δὲ δίκαιος ἐκ πίστεως ζήσεται. 17 pWant de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: qMaar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. p Rom. 3:21. Filipp. 3:9. q Hab. 2:4. Joh. 3:36. Gal. 3:11. Hebr. 10:38. verwijsteksten
  
Gods toorn over de heidenen
18 Ἀποκαλύπτεται γὰρ ὀργὴ Θεοῦ ἀπ’ οὐρανοῦ ἐπὶ πᾶσαν ἀσέβειαν καὶ ἀδικίαν ἀνθρώπων τῶν τὴν ἀλήθειαν ἐν ἀδικίᾳ κατεχόντων· 18 Want de toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid der mensen, als die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden;
19 διότι τὸ γνωστὸν τοῦ Θεοῦ φανερόν ἐστιν ἐν αὐτοῖς· ὁ γὰρ Θεὸς αὐτοῖς ἐφανέρωσε. 19 rOvermits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. r Hand. 14:17. verwijsteksten
20 τὰ γὰρ ἀόρατα αὐτοῦ ἀπὸ κτίσεως κόσμου τοῖς ποιήμασι νοούμενα καθορᾶται, ἥ τε ἀΐδιος αὐτοῦ δύναμις καὶ θειότης, εἰς τὸ εἶναι αὐτοὺς ἀναπολογήτους· 20 sWant Zijn onzienlijke dingen worden van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn; s Ps. 19:2. verwijsteksten
21 διότι γνόντες τὸν Θεόν, οὐχ ὡς Θεὸν ἐδόξασαν ἢ εὐχαρίστησαν, ἀλλ’ ἐματαιώθησαν ἐν τοῖς διαλογισμοῖς αὐτῶν, καὶ ἐσκοτίσθη ἡ ἀσύνετος αὐτῶν καρδία. 21 Omdat zij God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; tmaar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen, en hun onverstandig hart is verduisterd geworden. t Deut. 28:28. verwijsteksten
22 φάσκοντες εἶναι σοφοὶ ἐμωράνθησαν, 22 Zich uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden,
23 καὶ ἤλλαξαν τὴν δόξαν τοῦ ἀφθάρτου Θεοῦ ἐν ὁμοιώματι εἰκόνος φθαρτοῦ ἀνθρώπου καὶ πετεινῶν καὶ τετραπόδων καὶ ἑρπετῶν. 23 vEn hebben de heerlijkheid des onverderfelijken Gods veranderd in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens en van gevogelte en van viervoetige en kruipende gedierten. v 2 Kon. 17:29. verwijsteksten
24 Διὸ καὶ παρέδωκεν αὐτοὺς ὁ Θεὸς ἐν ταῖς ἐπιθυμίαις τῶν καρδιῶν αὐτῶν εἰς ἀκαθαρσίαν, τοῦ ἀτιμάζεσθαι τὰ σώματα αὐτῶν ἐν ἑαυτοῖς· 24 Daarom heeft hen God ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinheid, om hun lichamen onder elkander te onteren;
25 οἵτινες μετήλλαξαν τὴν ἀλήθειαν τοῦ Θεοῦ ἐν τῷ ψεύδει, καὶ ἐσεβάσθησαν καὶ ἐλάτρευσαν τῇ κτίσει παρὰ τὸν κτίσαντα, ὅς ἐστιν εὐλογητὸς εἰς τοὺς αἰῶνας. ἀμήν. 25 Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geëerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid. Amen.
26 Διὰ τοῦτο παρέδωκεν αὐτοὺς ὁ Θεὸς εἰς πάθη ἀτιμίας· αἵ τε γὰρ θήλειαι αὐτῶν μετήλλαξαν τὴν φυσικὴν χρῆσιν εἰς τὴν παρὰ φύσιν· 26 Daarom heeft hen God overgegeven xtot oneerlijke bewegingen; want ook hun vrouwen hebben het natuurlijk gebruik veranderd in het gebruik tegen nature; x Lev. 18:22, 23. verwijsteksten
27 ὁμοίως τε καὶ οἱ ἄρσενες, ἀφέντες τὴν φυσικὴν χρῆσιν τῆς θηλείας, ἐξεκαύθησαν ἐν τῇ ὀρέξει αὐτῶν εἰς ἀλλήλους, ἄρσενες ἐν ἄρσεσι τὴν ἀσχημοσύνην κατεργαζόμενοι, καὶ τὴν ἀντιμισθίαν ἣν ἔδει τῆς πλάνης αὐτῶν ἐν ἑαυτοῖς ἀπολαμβάνοντες. 27 En insgelijks ook de mannen nalatende het natuurlijk gebruik der vrouw, zijn verhit geworden in hun lust tegen elkander, mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende, en de vergelding van hun dwaling, die daartoe behoorde, in zichzelven ontvangende.
28 Καὶ καθὼς οὐκ ἐδοκίμασαν τὸν Θεὸν ἔχειν ἐν ἐπιγνώσει, παρέδωκεν αὐτοὺς ὁ Θεὸς εἰς ἀδόκιμον νοῦν, ποιεῖν τὰ μὴ καθήκοντα, 28 En gelijk het hun niet goedgedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft hen God overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen die niet betamen:
29 πεπληρωμένους πάσῃ ἀδικίᾳ, *πορνείᾳ, πονηρίᾳ, πλεονεξίᾳ, κακίᾳ· μεστοὺς φθόνου, φόνου, ἔριδος, δόλου, κακοηθείας·
* πορνείᾳ, πονηρίᾳ, πλεονεξίᾳ, κακίᾳ St, B-edd, Elz, Sc, M | κακίᾳ, πορνείᾳ, πονηρίᾳ, πλεονεξίᾳ B-edd
29 Vervuld zijnde met alle ongerechtigheid, hoererij, boosheid, gierigheid, kwaadheid; vol van nijdigheid, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid;
30 ψιθυριστάς, καταλάλους, θεοστυγεῖς, ὑβριστάς, ὑπερηφάνους, ἀλαζόνας, ἐφευρετὰς κακῶν, γονεῦσιν ἀπειθεῖς, 30 Oorblazers, achterklappers, haters Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden, vinders van kwade dingen, den ouders ongehoorzaam;
31 ἀσυνέτους, ἀσυνθέτους, ἀστόργους, ἀσπόνδους, ἀνελεήμονας· 31 Onverstandigen, verbondsbrekers, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijken, onbarmhartigen;
32 οἵτινες τὸ δικαίωμα τοῦ Θεοῦ ἐπιγνόντες (ὅτι οἱ τὰ τοιαῦτα πράσσοντες ἄξιοι θανάτου εἰσίν), οὐ μόνον αὐτὰ ποιοῦσιν, ἀλλὰ καὶ συνευδοκοῦσι τοῖς πράσσουσι. 32 Dewelke, daar zij het recht Gods weten (namelijk dat degenen die zulke dingen doen, des doods waardig zijn), niet alleen dezelve doen, ymaar ook mede een welgevallen hebben in degenen die ze doen. y Hos. 7:3. verwijsteksten

Einde Romeinen 1