Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Handelingen 7 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Handelingen 7

 De rede van Stéfanus
1 Εἶπε δὲ ὁ ἀρχιερεύς, Εἰ ἄρα ταῦτα οὕτως ἔχει; 1 EN de hogepriester zeide: Zijn dan deze dingen alzo?
2 ὁ δὲ ἔφη, Ἄνδρες ἀδελφοὶ καὶ πατέρες, ἀκούσατε. ὁ Θεὸς τῆς δόξης ὤφθη τῷ πατρὶ *ἡμῶν Ἀβραὰμ ὄντι ἐν τῇ Μεσοποταμίᾳ, πρὶν ἢ κατοικῆσαι αὐτὸν ἐν Χαρράν,
* ἡμῶν St, B-edd, Elz, Sc, M | ὑμῶν B-edd
2 En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe. De God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotámië, eer hij woonde in Haran,
3 καὶ εἶπε πρὸς αὐτόν, Ἔξελθε ἐκ τῆς γῆς σου καὶ ἐκ τῆς συγγενείας σου, καὶ δεῦρο εἰς γῆν ἣν ἄν σοι δείξω. 3 En zeide tot hem: aGa uit uw land en uit uw maagschap, en kom in een land dat Ik u wijzen zal. a Gen. 12:1. verwijsteksten
4 τότε ἐξελθὼν ἐκ γῆς Χαλδαίων κατῴκησεν ἐν Χαρράν· κἀκεῖθεν, μετὰ τὸ ἀποθανεῖν τὸν πατέρα αὐτοῦ, μετῴκισεν αὐτὸν εἰς τὴν γῆν ταύτην εἰς ἣν ὑμεῖς νῦν κατοικεῖτε· 4 Toen ging hij uit het land der Chaldeeën, en woonde in Haran. En vandaar, nadat zijn vader gestorven was, bracht Hij hem over in dit land, waar gij nu in woont.
5 καὶ οὐκ ἔδωκεν αὐτῷ κληρονομίαν ἐν αὐτῇ, οὐδὲ βῆμα ποδός· καὶ ἐπηγγείλατο αὐτῷ δοῦναι εἰς κατάσχεσιν αὐτήν, καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ μετ’ αὐτόν, οὐκ ὄντος αὐτῷ τέκνου. 5 En Hij gaf hem geen erfdeel in hetzelve, ook niet een voetstap, ben beloofde dat Hij hem hetzelve tot een bezitting geven zou, en aan zijn zaad na hem, als hij nog geen kind had. b Gen. 12:7; 13:15. verwijsteksten
6 ἐλάλησε δὲ οὕτως ὁ Θεός, ὅτι ἔσται τὸ σπέρμα αὐτοῦ πάροικον ἐν γῇ ἀλλοτρίᾳ, καὶ δουλώσουσιν αὐτὸ καὶ κακώσουσιν, ἔτη τετρακόσια. 6 En God sprak alzo, cdat zijn zaad vreemdeling zijn zou in een vreemd land, en dat zij het zouden dienstbaar maken en kwalijk behandelen dvierhonderd jaren. c Gen. 15:13. d Gen. 15:16. Ex. 12:40. Gal. 3:17. verwijsteksten
7 καὶ τὸ ἔθνος, ᾧ ἐὰν δουλεύσωσι, κρινῶ ἐγώ, εἶπεν ὁ Θεός· καὶ μετὰ ταῦτα ἐξελεύσονται, καὶ λατρεύσουσί μοι ἐν τῷ τόπῳ τούτῳ. 7 En het volk dat zij dienen zullen, zal Ik oordelen, sprak God; en edaarna zullen zij uitgaan, fen zij zullen Mij dienen in deze plaats. e Gen. 15:16. f Ex. 3:12. verwijsteksten
8 καὶ ἔδωκεν αὐτῷ διαθήκην περιτομῆς· καὶ οὕτως ἐγέννησε τὸν Ἰσαάκ, καὶ περιέτεμεν αὐτὸν τῇ ἡμέρᾳ τῇ ὀγδόῃ· καὶ ὁ Ἰσαὰκ τὸν Ἰακώβ, καὶ ὁ Ἰακὼβ τοὺς δώδεκα πατριάρχας. 8 En Hij gaf hem het verbond gder besnijdenis; en alzo hgewon hij Izak, en besneed hem op den achtsten dag; en Izak igewon Jakob, en Jakob kde twaalf patriarchen. g Gen. 17:10. h Gen. 21:2. i Gen. 25:24. k Gen. 29:32; 30:5; 35:23. verwijsteksten
9 καὶ οἱ πατριάρχαι ζηλώσαντες τὸν Ἰωσὴφ ἀπέδοντο εἰς Αἴγυπτον· καὶ ἦν ὁ Θεὸς μετ’ αὐτοῦ, 9 En de patriarchen lnijdig zijnde, mverkochten Jozef om naar Egypte gebracht te worden; en God was met hem, l Gen. 37:4. m Gen. 37:28. Ps. 105:17. verwijsteksten
10 καὶ ἐξείλετο αὐτὸν ἐκ πασῶν τῶν θλίψεων αὐτοῦ, καὶ ἔδωκεν αὐτῷ χάριν καὶ σοφίαν ἐναντίον Φαραὼ βασιλέως Αἰγύπτου, καὶ κατέστησεν αὐτὸν ἡγούμενον ἐπ’ Αἴγυπτον καὶ ὅλον τὸν οἶκον αὐτοῦ. 10 En verloste hem uit al zijn verdrukkingen, en gaf hem genade en wijsheid voor Farao, den koning van Egypte; en hij nstelde hem tot een overste over Egypte en zijn gehele huis. n Gen. 41:40. verwijsteksten
11 ἦλθε δὲ λιμὸς ἐφ’ ὅλην τὴν γῆν Αἰγύπτου καὶ Χαναάν, καὶ θλίψις μεγάλη· καὶ οὐχ εὕρισκον χορτάσματα οἱ πατέρες ἡμῶν. 11 oEn er kwam een hongersnood over het gehele land van Egypte en Kanaän, en grote benauwdheid; en onze vaders vonden geen spijze. o Gen. 41:54. Ps. 105:16. verwijsteksten
12 ἀκούσας δὲ Ἰακὼβ ὄντα σῖτα ἐν Αἰγύπτῳ, ἐξαπέστειλε τοὺς πατέρας ἡμῶν πρῶτον. 12 pMaar als Jakob hoorde dat in Egypte koren was, zond hij onze vaders de eerste maal uit. p Gen. 42:1. verwijsteksten
13 καὶ ἐν τῷ δευτέρῳ ἀνεγνωρίσθη Ἰωσὴφ τοῖς ἀδελφοῖς αὐτοῦ, καὶ φανερὸν ἐγένετο τῷ Φαραὼ τὸ γένος τοῦ Ἰωσήφ. 13 qEn in de tweede reize werd Jozef aan zijn broederen bekend, en het geslacht van Jozef werd aan Farao openbaar. q Gen. 45:4. verwijsteksten
14 ἀποστείλας δὲ Ἰωσὴφ μετεκαλέσατο τὸν πατέρα αὐτοῦ Ἰακώβ, καὶ πᾶσαν τὴν συγγένειαν αὐτοῦ, ἐν ψυχαῖς ἑβδομήκοντα πέντε. 14 En Jozef zond heen en ontbood zijn vader Jakob, en al zijn geslacht, bestaande in vijf en zeventig zielen.
15 κατέβη δὲ Ἰακὼβ εἰς Αἴγυπτον, καὶ ἐτελεύτησεν αὐτὸς καὶ οἱ πατέρες ἡμῶν· 15 rEn Jakob kwam af in Egypte, en sstierf, hij zelf en onze vaders. r Gen. 46:5. s Gen. 49:33. verwijsteksten
16 καὶ μετετέθησαν εἰς Σιχέμ, καὶ ἐτέθησαν ἐν τῷ μνήματι ὃ ὠνήσατο Ἀβραὰμ τιμῆς ἀργυρίου παρὰ τῶν υἱῶν Ἐμμὸρ τοῦ Σιχέμ. 16 tEn zij werden overgebracht naar Sichem, en gelegd in het graf vhetwelk Abraham gekocht had voor een som geld van de zonen van Hemor, den vader van Sichem. t Gen. 50:13. Ex. 13:19. Joz. 24:32. v Gen. 23:16. verwijsteksten
17 καθὼς δὲ ἤγγιζεν ὁ χρόνος τῆς ἐπαγγελίας ἧς ὤμοσεν ὁ Θεὸς τῷ Ἀβραάμ, ηὔξησεν ὁ λαὸς καὶ ἐπληθύνθη ἐν Αἰγύπτῳ, 17 Maar als nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, genaakte, xwies het volk en vermenigvuldigde in Egypte, x Ex. 1:7. Ps. 105:24. verwijsteksten
18 ἄχρις οὗ ἀνέστη βασιλεὺς ἕτερος, ὃς οὐκ ᾔδει τὸν Ἰωσήφ. 18 Totdat een ander koning opstond, die Jozef niet gekend had.
19 οὗτος κατασοφισάμενος τὸ γένος ἡμῶν, ἐκάκωσε τοὺς πατέρας ἡμῶν, τοῦ ποιεῖν ἔκθετα τὰ βρέφη αὐτῶν, εἰς τὸ μὴ ζωογονεῖσθαι. 19 Deze gebruikte listigheid tegen ons geslacht en handelde kwalijk met onze vaderen, zodat zij hun jonge kinderen moesten wegwerpen, opdat zij niet zouden voorttelen;
20 ἐν ᾧ καιρῷ ἐγεννήθη Μωσῆς, καὶ ἦν ἀστεῖος τῷ Θεῷ· ὃς ἀνετράφη μῆνας τρεῖς ἐν τῷ οἴκῳ τοῦ πατρὸς αὐτοῦ. 20 yIn welken tijd Mozes werd geboren, en was uitnemend schoon; welke drie maanden opgevoed werd in het huis zijns vaders. y Ex. 2:2; 6:19. Num. 26:59. 1 Kron. 23:13. Hebr. 11:23. verwijsteksten
21 ἐκτεθέντα δὲ αὐτόν, ἀνείλετο αὐτὸν ἡ θυγάτηρ Φαραώ, καὶ ἀνεθρέψατο αὐτὸν ἑαυτῇ εἰς υἱόν. 21 En als hij weggeworpen was, nam hem de dochter van Farao op, en voedde hem voor zichzelve op tot een zoon.
22 καὶ ἐπαιδεύθη Μωσῆς πάσῃ σοφίᾳ Αἰγυπτίων· ἦν δὲ δυνατὸς ἐν λόγοις καὶ ἐν ἔργοις. 22 En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaars, en was machtig in woorden en in werken.
23 ὡς δὲ ἐπληροῦτο αὐτῷ τεσσαρακονταετὴς χρόνος, ἀνέβη ἐπὶ τὴν καρδίαν αὐτοῦ ἐπισκέψασθαι τοὺς ἀδελφοὺς αὐτοῦ τοὺς υἱοὺς Ἰσραήλ. 23 zAls hem nu de tijd van veertig jaren vervuld was, kwam hem in zijn hart zijn broeders, de kinderen Israëls, te bezoeken. z Ex. 2:11. verwijsteksten
24 καὶ ἰδών τινα ἀδικούμενον, ἠμύνατο καὶ ἐποίησεν ἐκδίκησιν τῷ καταπονουμένῳ, πατάξας τὸν Αἰγύπτιον· 24 aEn ziende een die onrecht leed, beschermde hij hem en wreekte dengene dien overlast geschiedde, en versloeg den Egyptenaar. a Ex. 2:11. verwijsteksten
25 ἐνόμιζε δὲ συνιέναι τοὺς ἀδελφοὺς αὐτοῦ ὅτι ὁ Θεὸς διὰ χειρὸς αὐτοῦ δίδωσιν αὐτοῖς σωτηρίαν· οἱ δὲ οὐ συνῆκαν. 25 En hij meende dat zijn broeders zouden verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou; maar zij hebben het niet verstaan.
26 τῇ *δὲ ἐπιούσῃ ἡμέρᾳ ὤφθη αὐτοῖς μαχομένοις, καὶ συνήλασεν αὐτοὺς εἰς εἰρήνην, εἰπών, Ἄνδρες, ἀδελφοί ἐστε ὑμεῖς· ἱνατί ἀδικεῖτε ἀλλήλους;
* δὲ B, Elz, Sc | τε St, M
26 bEn den volgenden dag werd hij van hen gezien, daar zij vochten, en hij drong hen tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders; waarom doet gij elkander ongelijk? b Ex. 2:13. verwijsteksten
27 ὁ δὲ ἀδικῶν τὸν πλησίον ἀπώσατο αὐτόν, εἰπών, Τίς σε κατέστησεν ἄρχοντα καὶ δικαστὴν ἐφ’ ἡμᾶς; 27 En die zijn naaste ongelijk deed, verstiet hem, zeggende: cWie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld? c vers 35. Ex. 2:14. Matth. 21:23. Hand. 4:7. verwijsteksten
28 μὴ ἀνελεῖν με σὺ θέλεις, ὃν τρόπον ἀνεῖλες χθὲς τὸν Αἰγύπτιον; 28 Wilt gij mij ook ombrengen, gelijkerwijs gij gisteren den Egyptenaar omgebracht hebt?
29 ἔφυγε δὲ Μωσῆς ἐν τῷ λόγῳ τούτῳ, καὶ ἐγένετο πάροικος ἐν γῇ Μαδιάμ, οὗ ἐγέννησεν υἱοὺς δύο. 29 En Mozes vluchtte op dat woord, en werd een vreemdeling in het land Midian, waar hij twee zonen gewon.
30 καὶ πληρωθέντων ἐτῶν τεσσαράκοντα, ὤφθη αὐτῷ ἐν τῇ ἐρήμῳ τοῦ ὄρους Σινᾶ ἄγγελος Κυρίου ἐν φλογὶ πυρὸς βάτου. 30 dEn als veertig jaren vervuld waren, verscheen hem de Engel des Heeren in de woestijn van den berg Sinaï in een vlammig vuur van het doornbos. d Ex. 3:2. verwijsteksten
31 ὁ δὲ Μωσῆς ἰδὼν ἐθαύμασε τὸ ὅραμα· προσερχομένου δὲ αὐτοῦ κατανοῆσαι, ἐγένετο φωνὴ Κυρίου πρὸς αὐτόν, 31 Mozes nu dat ziende, verwonderde zich over het gezicht; en als hij derwaarts ging om dat te bezien, zo geschiedde een stem des Heeren tot hem,
32 Ἐγὼ ὁ Θεὸς τῶν πατέρων σου, ὁ Θεὸς Ἀβραὰμ καὶ ὁ Θεὸς Ἰσαὰκ καὶ ὁ Θεὸς Ἰακώβ. ἔντρομος δὲ γενόμενος Μωσῆς οὐκ ἐτόλμα κατανοῆσαι. 32 Zeggende: eIk ben de God uwer vaderen, de God Abrahams en de God Izaks en de God Jakobs. En Mozes werd zeer bevende, en durfde het niet bezien. e Ex. 3:6. Matth. 22:32. Hebr. 11:16. verwijsteksten
33 εἶπε δὲ αὐτῷ ὁ Κύριος, Λῦσον τὸ ὑπόδημα τῶν ποδῶν σου· ὁ γὰρ τόπος ἐν ᾧ ἕστηκας γῆ ἁγία ἐστίν. 33 En de Heere zeide tot hem: fOntbind de schoenen van uw voeten; want de plaats in welke gij staat, is heilig land. f Joz. 5:15. verwijsteksten
34 ἰδὼν εἶδον τὴν κάκωσιν τοῦ λαοῦ μου τοῦ ἐν Αἰγύπτῳ, καὶ τοῦ στεναγμοῦ αὐτῶν ἤκουσα· καὶ κατέβην ἐξελέσθαι αὐτούς· καὶ νῦν δεῦρο, ἀποστελῶ σε εἰς Αἴγυπτον. 34 Ik heb merkelijk gezien de mishandeling van Mijn volk dat in Egypte is, en Ik heb hun zuchten gehoord, en ben nedergekomen om hen daaruit te verlossen; en nu, kom herwaarts, Ik zal u naar Egypte zenden.
35 τοῦτον τὸν Μωϋσῆν ὃν ἠρνήσαντο εἰπόντες, Τίς σε κατέστησεν ἄρχοντα καὶ δικαστήν; τοῦτον ὁ Θεὸς ἄρχοντα καὶ λυτρωτὴν ἀπέστειλεν ἐν χειρὶ ἀγγέλου τοῦ ὀφθέντος αὐτῷ ἐν τῇ βάτῳ. 35 Dezen Mozes, welken zij verloochend hadden, zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter gesteld? dezen, zeg ik, heeft God tot een overste en verlosser gezonden door de hand des Engels, Die hem verschenen was in het doornbos.
36 οὗτος ἐξήγαγεν αὐτούς, ποιήσας τέρατα καὶ σημεῖα ἐν γῇ Αἰγύπτου καὶ ἐν Ἐρυθρᾷ θαλάσσῃ, καὶ ἐν τῇ ἐρήμῳ ἔτη τεσσαράκοντα. 36 gDeze heeft hen uitgeleid, doende wonderen en tekenen in het land van Egypte, en in de Rode Zee, hen in de woestijn, veertig jaren. g Exodus 7; 8; 9; 10; 11; 13; 14. h Ex. 16:1. Deut. 1:3. verwijsteksten
37 οὗτός ἐστιν ὁ Μωϋσῆς ὁ εἰπὼν τοῖς υἱοῖς Ἰσραήλ, Προφήτην ὑμῖν ἀναστήσει Κύριος ὁ Θεὸς ὑμῶν ἐκ τῶν ἀδελφῶν ὑμῶν ὡς ἐμέ· αὐτοῦ ἀκούσεσθε. 37 Deze is de Mozes die tot de kinderen Israëls gezegd heeft: iDe Heere uw God zal u een Profeet verwekken uit uw broederen, gelijk mij; kDien zult gij horen. i Deut. 18:15, 18. Joh. 1:46. Hand. 3:22. k Matth. 17:5. verwijsteksten
38 οὗτός ἐστιν ὁ γενόμενος ἐν τῇ ἐκκλησίᾳ ἐν τῇ ἐρήμῳ μετὰ τοῦ ἀγγέλου τοῦ λαλοῦντος αὐτῷ ἐν τῷ ὄρει Σινᾶ καὶ τῶν πατέρων ἡμῶν· ὃς ἐδέξατο λόγια ζῶντα δοῦναι ἡμῖν· 38 lDeze is het die in de vergadering des volks in de woestijn was mmet den Engel, Die tot hem sprak op den berg Sinaï, en met onze vaderen; welke de levende woorden ontving, om ons die te geven; l Ex. 19:3. m Gal. 3:19. verwijsteksten
39 ᾧ οὐκ ἠθέλησαν ὑπήκοοι γενέσθαι οἱ πατέρες ἡμῶν, ἀλλ’ ἀπώσαντο, καὶ ἐστράφησαν ταῖς καρδίαις αὐτῶν εἰς Αἴγυπτον, 39 Denwelken onze vaders niet wilden gehoorzaam zijn, maar verwierpen hem, en keerden met hun harten weder naar Egypte,
40 εἰπόντες τῷ Ἀαρών, Ποίησον ἡμῖν θεοὺς οἳ προπορεύσονται ἡμῶν· ὁ γὰρ Μωσῆς οὗτος, ὃς ἐξήγαγεν ἡμᾶς ἐκ γῆς Αἰγύπτου, οὐκ οἴδαμεν τί γέγονεν αὐτῷ. 40 Zeggende tot Aäron: nMaak ons goden die voor ons heen gaan; want wat dezen Mozes aangaat, die ons uit het land van Egypte geleid heeft, wij weten niet wat hem geschied is. n Ex. 32:1. verwijsteksten
41 καὶ ἐμοσχοποίησαν ἐν ταῖς ἡμέραις ἐκείναις, καὶ ἀνήγαγον θυσίαν τῷ εἰδώλῳ, καὶ εὐφραίνοντο ἐν τοῖς ἔργοις τῶν χειρῶν αὐτῶν. 41 En zij maakten een kalf in die dagen, en brachten offerande tot den afgod, en verheugden zich in de werken hunner handen.
42 ἔστρεψε δὲ ὁ Θεός, καὶ παρέδωκεν αὐτοὺς λατρεύειν τῇ στρατιᾷ τοῦ οὐρανοῦ· καθὼς γέγραπται ἐν βίβλῳ τῶν προφητῶν, Μὴ σφάγια καὶ θυσίας προσηνέγκατέ μοι ἔτη τεσσαράκοντα ἐν τῇ ἐρήμῳ, οἶκος Ἰσραήλ; 42 En God keerde Zich en gaf hen over, dat zij het heir des hemels dienden, gelijk geschreven is in het boek der Profeten: oHebt gij ook slachtoffers en offeranden Mij opgeofferd, veertig jaren in de woestijn, gij huis Israëls? o Amos 5:25. verwijsteksten
43 καὶ ἀνελάβετε τὴν σκηνὴν τοῦ Μολόχ, καὶ τὸ ἄστρον τοῦ θεοῦ ὑμῶν Ῥεμφάν, τοὺς τύπους οὓς ἐποιήσατε προσκυνεῖν αὐτοῖς· καὶ μετοικιῶ ὑμᾶς ἐπέκεινα Βαβυλῶνος. 43 pJa, gij hebt opgenomen den tabernakel van Moloch, en het gesternte van uw god Remfan, de afbeeldingen die gij gemaakt hebt om die te aanbidden; en Ik zal u overvoeren op gene zijde van Babylonië. p Amos 5:26, 27. verwijsteksten
44 ἡ σκηνὴ τοῦ μαρτυρίου ἦν *ἐν τοῖς πατράσιν ἡμῶν ἐν τῇ ἐρήμῳ, καθὼς διετάξατο ὁ λαλῶν τῷ Μωσῇ, ποιῆσαι αὐτὴν κατὰ τὸν τύπον ὃν ἑωράκει.
* ἐν τοῖς St, B, Elz | τοῖς Sc, M
44 De tabernakel der getuigenis was onder onze vaderen in de woestijn, gelijk geordineerd had Hij Die tot Mozes zeide, dat hij denzelven maken zou qnaar de afbeelding die hij gezien had; q Ex. 25:40. Hebr. 8:5. verwijsteksten
45 ἣν καὶ εἰσήγαγον διαδεξάμενοι οἱ πατέρες ἡμῶν μετὰ Ἰησοῦ ἐν τῇ κατασχέσει τῶν ἐθνῶν, ὧν ἐξῶσεν ὁ Θεὸς ἀπὸ προσώπου τῶν πατέρων ἡμῶν, ἕως τῶν ἡμερῶν Δαβίδ· 45 rWelken ook onze vaders ontvangen hebbende, met Jozua gebracht hebben in het land dat de heidenen bezaten, die God verdreven heeft van het aangezicht onzer vaderen, tot de dagen van David toe; r Joz. 3:14. verwijsteksten
46 ὃς εὗρε χάριν ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ, καὶ ᾐτήσατο εὑρεῖν σκήνωμα τῷ Θεῷ Ἰακώβ. 46 sDewelke voor God genade gevonden heeft, en tbegeerd heeft te vinden een woonstede voor den God Jakobs. s 1 Sam. 16:1. Ps. 89:21. Hand. 13:22. t 2 Sam. 7:2. 1 Kron. 17:1. Ps. 132:5. verwijsteksten
47 Σολομῶν δὲ ᾠκοδόμησεν αὐτῷ οἶκον. 47 vEn Sálomo bouwde Hem een huis. v 1 Kon. 6:1. 1 Kron. 17:12. verwijsteksten
48 ἀλλ’ οὐχ ὁ ὕψιστος ἐν χειροποιήτοις ναοῖς κατοικεῖ, καθὼς ὁ προφήτης λέγει, 48 xMaar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt: x 1 Kon. 8:27. Hand. 17:24. verwijsteksten
49 Ὁ οὐρανός μοι θρόνος, ἡ δὲ γῆ ὑποπόδιον τῶν ποδῶν μου· ποῖον οἶκον οἰκοδομήσετέ μοι; λέγει Κύριος· ἢ τίς τόπος τῆς καταπαύσεώς μου; 49 yDe hemel is Mij een troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten; hoedanig huis zult gij Mij bouwen, zegt de Heere, of welke is de plaats Mijner rust? y 2 Kron. 6:33. Jes. 66:1. Matth. 5:34; 23:22. verwijsteksten
50 οὐχὶ ἡ χείρ μου ἐποίησε ταῦτα πάντα; 50 zHeeft niet Mijn hand al deze dingen gemaakt? z Gen. 1:4. verwijsteksten
51 Σκληροτράχηλοι καὶ ἀπερίτμητοι τῇ καρδίᾳ καὶ τοῖς ὠσίν, ὑμεῖς ἀεὶ τῷ Πνεύματι τῷ Ἁγίῳ ἀντιπίπτετε· ὡς οἱ πατέρες ὑμῶν, καὶ ὑμεῖς. 51 aGij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij wederstaat altijd den Heiligen Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij. a Neh. 9:16, 17. Jer. 6:10. verwijsteksten
52 τίνα τῶν προφητῶν οὐκ ἐδίωξαν οἱ πατέρες ὑμῶν; καὶ ἀπέκτειναν τοὺς προκαταγγείλαντας περὶ τῆς ἐλεύσεως τοῦ δικαίου, οὗ νῦν ὑμεῖς προδόται καὶ φονεῖς γεγένησθε· 52 Wien van de profeten hebben uw vaders niet vervolgd? En zij hebben gedood degenen die tevoren verkondigd hebben de komst des Rechtvaardigen, van Welken gijlieden nu verraders en moorders geworden zijt;
53 οἵτινες ἐλάβετε τὸν νόμον εἰς διαταγὰς ἀγγέλων, καὶ οὐκ ἐφυλάξατε. 53 bGij, die de wet ontvangen hebt door bestellingen der engelen, en hebt ze niet gehouden. b Ex. 19:3; 24:3. Joh. 7:19. Gal. 3:19. Hebr. 2:2. verwijsteksten
  
Stéfanus gestenigd
54 Ἀκούοντες δὲ ταῦτα, διεπρίοντο ταῖς καρδίαις αὐτῶν, καὶ ἔβρυχον τοὺς ὀδόντας ἐπ’ αὐτόν. 54 Als zij nu dit hoorden, berstten hun harten en zij knersten de tanden tegen hem.
55 ὑπάρχων δὲ πλήρης Πνεύματος Ἁγίου, ἀτενίσας εἰς τὸν οὐρανόν, εἶδε δόξαν Θεοῦ, καὶ Ἰησοῦν ἑστῶτα ἐκ δεξιῶν τοῦ Θεοῦ, 55 Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechterhand Gods.
56 καὶ εἶπεν, Ἰδού, θεωρῶ τοὺς οὐρανοὺς ἀνεῳγμένους, καὶ τὸν Υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου ἐκ δεξιῶν ἑστῶτα τοῦ Θεοῦ. 56 En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.
57 κράξαντες δὲ φωνῇ μεγάλῃ, συνέσχον τὰ ὦτα αὐτῶν, καὶ ὥρμησαν ὁμοθυμαδὸν ἐπ’ αὐτόν· 57 Maar zij roepende met grote stem, stopten hun oren, en vielen eendrachtelijk op hem aan,
58 καὶ ἐκβαλόντες ἔξω τῆς πόλεως, ἐλιθοβόλουν· καὶ οἱ μάρτυρες ἀπέθεντο τὰ ἱμάτια αὐτῶν παρὰ τοὺς πόδας νεανίου καλουμένου Σαύλου. 58 cEn wierpen hem ter stad uit, en stenigden hem. dEn de getuigen legden hun klederen af aan de voeten van een jongeling, genaamd Saulus. c 1 Kon. 21:13. Luk. 4:29. d Hand. 22:20. verwijsteksten
59 καὶ ἐλιθοβόλουν τὸν Στέφανον, ἐπικαλούμενον καὶ λέγοντα, Κύριε Ἰησοῦ, δέξαι τὸ πνεῦμά μου. 59 En zij stenigden Stéfanus, aanroepende en zeggende: eHeere Jezus, ontvang mijn geest. e Ps. 31:6. Luk. 23:46. verwijsteksten
60 θεὶς δὲ τὰ γόνατα, ἔκραξε φωνῇ μεγάλῃ, Κύριε, μὴ στήσῃς αὐτοῖς τὴν ἁμαρτίαν ταύτην. καὶ τοῦτο εἰπὼν ἐκοιμήθη. 60 En vallende op de knieën, riep hij met grote stem: fHeere, reken hun deze zonde niet toe. En als hij dat gezegd had, ontsliep hij. f Matth. 5:44. Luk. 23:34. 1 Kor. 4:12. verwijsteksten

Einde Handelingen 7