Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Handelingen 4 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Handelingen 4

 Petrus en Johannes voor den Raad
1 Λαλούντων δὲ αὐτῶν πρὸς τὸν λαόν, ἐπέστησαν αὐτοῖς οἱ ἱερεῖς καὶ ὁ στρατηγὸς τοῦ ἱεροῦ καὶ οἱ Σαδδουκαῖοι, 1 EN terwijl zij tot het volk spraken, kwamen daarover tot hen de priesters en de hoofdman des tempels en de sadduceeën,
2 διαπονούμενοι διὰ τὸ διδάσκειν αὐτοὺς τὸν λαόν, καὶ καταγγέλλειν ἐν τῷ Ἰησοῦ τὴν ἀνάστασιν τὴν ἐκ νεκρῶν. 2 Zeer ontevreden zijnde, omdat zij het volk leerden en verkondigden in Jezus de opstanding uit de doden;
3 καὶ ἐπέβαλον αὐτοῖς τὰς χεῖρας, καὶ ἔθεντο εἰς τήρησιν εἰς τὴν αὔριον· ἦν γὰρ ἑσπέρα ἤδη. 3 En sloegen de handen aan hen en zetten hen in bewaring tot den anderen dag; want het was nu avond.
4 πολλοὶ δὲ τῶν ἀκουσάντων τὸν λόγον ἐπίστευσαν· καὶ ἐγενήθη ὁ ἀριθμὸς τῶν ἀνδρῶν ὡσεὶ χιλιάδες πέντε. 4 En velen van degenen die het Woord gehoord hadden, geloofden; en het getal der mannen werd omtrent vijfduizend.
5 Ἐγένετο δὲ ἐπὶ τὴν αὔριον συναχθῆναι αὐτῶν τοὺς ἄρχοντας καὶ πρεσβυτέρους καὶ γραμματεῖς εἰς Ἱερουσαλήμ, 5 En het geschiedde des anderen daags, dat hun oversten en ouderlingen en schriftgeleerden te Jeruzalem vergaderden,
6 καὶ Ἄνναν τὸν ἀρχιερέα, καὶ Καϊάφαν, καὶ Ἰωάννην, καὶ Ἀλέξανδρον, καὶ ὅσοι ἦσαν ἐκ γένους ἀρχιερατικοῦ. 6 En Annas, de hogepriester, en Kájafas en Johannes en Alexander, en zovelen er van het hogepriesterlijk geslacht waren.
7 καὶ στήσαντες αὐτοὺς ἐν τῷ μέσῳ ἐπυνθάνοντο, Ἐν ποίᾳ δυνάμει ἢ ἐν ποίῳ ὀνόματι ἐποιήσατε τοῦτο ὑμεῖς; 7 En als zij hen in het midden gesteld hadden, vraagden zij: aDoor wat kracht of door wat naam hebt gijlieden dit gedaan? a Ex. 2:14. Matth. 21:23. Hand. 7:27. verwijsteksten
8 τότε Πέτρος πλησθεὶς Πνεύματος Ἁγίου εἶπε πρὸς αὐτούς, Ἄρχοντες τοῦ λαοῦ καὶ πρεσβύτεροι τοῦ Ἰσραήλ, 8 Toen zeide Petrus, vervuld zijnde met den Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten des volks en gij ouderlingen Israëls,
9 εἰ ἡμεῖς σήμερον ἀνακρινόμεθα ἐπὶ εὐεργεσίᾳ ἀνθρώπου ἀσθενοῦς, ἐν τίνι οὗτος σέσωσται· 9 Alzo wij heden rechtelijk onderzocht worden over de weldaad aan een krank mens geschied, waardoor hij gezond geworden is,
10 γνωστὸν ἔστω πᾶσιν ὑμῖν καὶ παντὶ τῷ λαῷ Ἰσραήλ, ὅτι ἐν τῷ ὀνόματι Ἰησοῦ Χριστοῦ τοῦ Ναζωραίου, ὃν ὑμεῖς ἐσταυρώσατε, ὃν ὁ Θεὸς ἤγειρεν ἐκ νεκρῶν, ἐν τούτῳ οὗτος παρέστηκεν ἐνώπιον ὑμῶν ὑγιής. 10 Zo zij u allen kennelijk en het ganse volk Israël, dat door den Naam van Jezus Christus den Nazaréner, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond.
11 οὗτός ἐστιν ὁ λίθος ὁ ἐξουθενηθεὶς ὑφ’ ὑμῶν τῶν οἰκοδομούντων, ὁ γενόμενος εἰς κεφαλὴν γωνίας. 11 Deze is de Steen Die van u, bde bouwlieden, veracht is, Welke tot een Hoofd des hoeks geworden is. b Ps. 118:22. Jes. 28:16. Matth. 21:42. Mark. 12:10. Luk. 20:17. Rom. 9:33. 1 Petr. 2:7. verwijsteksten
12 καὶ οὐκ ἔστιν ἐν ἄλλῳ οὐδενὶ ἡ σωτηρία· οὔτε γὰρ ὄνομά ἐστιν ἕτερον ὑπὸ τὸν οὐρανὸν τὸ δεδομένον ἐν ἀνθρώποις, ἐν ᾧ δεῖ σωθῆναι ἡμᾶς. 12 cEn de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden. c Matth. 1:21. Hand. 10:43. 1 Tim. 2:5. verwijsteksten
13 Θεωροῦντες δὲ τὴν τοῦ Πέτρου παρρησίαν καὶ Ἰωάννου, καὶ καταλαβόμενοι ὅτι ἄνθρωποι ἀγράμματοί εἰσι καὶ ἰδιῶται, ἐθαύμαζον, ἐπεγίνωσκόν τε αὐτοὺς ὅτι σὺν τῷ Ἰησοῦ ἦσαν. 13 Zij nu ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen dat zij met Jezus geweest waren.
14 τὸν δὲ ἄνθρωπον βλέποντες σὺν αὐτοῖς ἑστῶτα τὸν τεθεραπευμένον, οὐδὲν εἶχον ἀντειπεῖν. 14 En ziende den mens bij hen staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen.
15 κελεύσαντες δὲ αὐτοὺς ἔξω τοῦ συνεδρίου ἀπελθεῖν, συνέβαλον πρὸς ἀλλήλους, 15 En hun geboden hebbende uit te gaan buiten den Raad, overlegden zij met elkander,
16 λέγοντες, Τί ποιήσομεν τοῖς ἀνθρώποις τούτοις; ὅτι μὲν γὰρ γνωστὸν σημεῖον γέγονε δι’ αὐτῶν, πᾶσι τοῖς κατοικοῦσιν Ἱερουσαλὴμ φανερόν, καὶ οὐ δυνάμεθα ἀρνήσασθαι. 16 Zeggende: dWat zullen wij dezen mensen doen? Want dat er een bekend teken door hen geschied is, is openbaar aan allen die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen. d Joh. 11:47. verwijsteksten
17 ἀλλ’ ἵνα μὴ ἐπὶ πλεῖον διανεμηθῇ εἰς τὸν λαόν, ἀπειλῇ ἀπειλησώμεθα αὐτοῖς μηκέτι λαλεῖν ἐπὶ τῷ ὀνόματι τούτῳ μηδενὶ ἀνθρώπων. 17 Maar opdat het niet meer en meer onder het volk verspreid worde, laat ons hen scherpelijk dreigen, dat zij niet meer tot enig mens in dezen Naam spreken.
18 καὶ καλέσαντες αὐτούς, παρήγγειλαν αὐτοῖς τὸ καθόλου μὴ φθέγγεσθαι μηδὲ διδάσκειν ἐπὶ τῷ ὀνόματι τοῦ Ἰησοῦ. 18 En als zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij ganselijk niet zouden spreken noch leren in den Naam van Jezus.
19 ὁ δὲ Πέτρος καὶ Ἰωάννης ἀποκριθέντες πρὸς αὐτοὺς εἶπον, Εἰ δίκαιόν ἐστιν ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ ὑμῶν ἀκούειν μᾶλλον ἢ τοῦ Θεοῦ, κρίνατε. 19 Maar Petrus en Johannes antwoordende, zeiden tot hen: eOordeelt gij of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God. e Hand. 5:29. verwijsteksten
20 οὐ δυνάμεθα γὰρ ἡμεῖς, ἃ εἴδομεν καὶ ἠκούσαμεν, μὴ λαλεῖν. 20 Want wij kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben.
21 οἱ δὲ προσαπειλησάμενοι ἀπέλυσαν αὐτούς, μηδὲν εὑρίσκοντες τὸ πῶς κολάσωνται αὐτούς, διὰ τὸν λαόν, ὅτι πάντες ἐδόξαζον τὸν Θεὸν ἐπὶ τῷ γεγονότι. 21 Maar zij dreigden hen nog meer en lieten hen gaan, niets vindende hoe zij hen straffen zouden, fom des volks wil; want zij verheerlijkten allen God over hetgeen gdat er geschied was. f Hand. 5:26. g Hand. 3:7, 8. verwijsteksten
22 ἐτῶν γὰρ ἦν πλειόνων τεσσαράκοντα ὁ ἄνθρωπος ἐφ’ ὃν ἐγεγόνει τὸ σημεῖον τοῦτο τῆς ἰάσεως. 22 Want de mens was meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken der genezing geschied was.
  
Het gebed der gemeente
23 Ἀπολυθέντες δὲ ἦλθον πρὸς τοὺς ἰδίους, καὶ ἀπήγγειλαν ὅσα πρὸς αὐτοὺς οἱ ἀρχιερεῖς καὶ οἱ πρεσβύτεροι εἶπον. 23 En zij losgelaten zijnde, hkwamen tot de hunnen, en verkondigden al wat de overpriesters en de ouderlingen tot hen gezegd hadden. h Hand. 12:12. verwijsteksten
24 οἱ δὲ ἀκούσαντες ὁμοθυμαδὸν ἦραν φωνὴν πρὸς τὸν Θεόν, καὶ εἶπον, Δέσποτα, σὺ ὁ Θεὸς ὁ ποιήσας τὸν οὐρανὸν καὶ τὴν γῆν καὶ τὴν θάλασσαν καὶ πάντα τὰ ἐν αὐτοῖς· 24 En als dezen dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem op tot God en zeiden: Heere, Gij zijt de God Die gemaakt hebt den hemel en de aarde en de zee en alle dingen die in dezelve zijn;
25 *ὁ διὰ στόματος Δαβὶδ τοῦ παιδός σου εἰπών, Ἱνατί ἐφρύαξαν ἔθνη, καὶ λαοὶ ἐμελέτησαν κενά;
* ὁ St, B-edd, Elz, Sc, M | ὁ Πνεύματι Ἁγίῳ B-edd
25 Die door den mond van David, Uw knecht, gezegd hebt: iWaarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht? i Ps. 2:1. verwijsteksten
26 παρέστησαν οἱ βασιλεῖς τῆς γῆς, καὶ οἱ ἄρχοντες συνήχθησαν ἐπὶ τὸ αὐτὸ κατὰ τοῦ Κυρίου, καὶ κατὰ τοῦ Χριστοῦ αὐτοῦ· 26 De koningen der aarde zijn tezamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd, tegen den Heere en tegen Zijn Gezalfde.
27 συνήχθησαν γὰρ ἐπ’ *ἀληθείας ἐπὶ τὸν ἅγιον παῖδά σου Ἰησοῦν, ὃν ἔχρισας, Ἡρώδης τε καὶ Πόντιος Πιλάτος, σὺν ἔθνεσι καὶ λαοῖς Ἰσραήλ,
* ἀληθείας St, B-edd, Elz, Sc, M-pt | ἀληθείας ἐν τῇ πόλει ταύτῃ B-edd, M-pt
27 kWant in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beide Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls, k Matth. 26:3. Mark. 14:1. Luk. 22:2. Joh. 11:47. verwijsteksten
28 ποιῆσαι ὅσα ἡ χείρ σου καὶ ἡ βουλή σου προώρισε γενέσθαι. 28 Om te doen al wat Uw hand en Uw raad tevoren bepaald had dat geschieden zou.
29 καὶ τὰ νῦν, Κύριε, ἔπιδε ἐπὶ τὰς ἀπειλὰς αὐτῶν, καὶ δὸς τοῖς δούλοις σου μετὰ παρρησίας πάσης λαλεῖν τὸν λόγον σου, 29 En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken,
30 ἐν τῷ τὴν χεῖρά σου ἐκτείνειν σε εἰς ἴασιν, καὶ σημεῖα καὶ τέρατα γίνεσθαι διὰ τοῦ ὀνόματος τοῦ ἁγίου παιδός σου Ἰησοῦ. 30 lDaarin, dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door den Naam van Uw heilig Kind Jezus. l Mark. 16:17. verwijsteksten
31 καὶ δεηθέντων αὐτῶν ἐσαλεύθη ὁ τόπος ἐν ᾧ ἦσαν συνηγμένοι, καὶ ἐπλήσθησαν ἅπαντες Πνεύματος Ἁγίου, καὶ ἐλάλουν τὸν λόγον τοῦ Θεοῦ μετὰ παρρησίας. 31 En als zij gebeden hadden, werd de plaats in welke zij vergaderd waren, mbewogen; en zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid. m Hand. 16:26. verwijsteksten
  
Gemeenschap van goederen
32 Τοῦ δὲ πλήθους τῶν πιστευσάντων ἦν ἡ καρδία καὶ ἡ ψυχὴ μία· καὶ οὐδ’ εἷς τι τῶν ὑπαρχόντων αὐτῷ ἔλεγεν ἴδιον εἶναι, ἀλλ’ ἦν αὐτοῖς ἅπαντα κοινά. 32 En der menigte van degenen die geloofden, was néén hart en één ziel; en niemand zeide dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen was, maar alle dingen waren hun gemeen. n Hand. 2:44. 1 Petr. 3:8. verwijsteksten
33 καὶ μεγάλῃ δυνάμει ἀπεδίδουν τὸ μαρτύριον οἱ ἀπόστολοι τῆς ἀναστάσεως τοῦ Κυρίου Ἰησοῦ, χάρις τε μεγάλη ἦν ἐπὶ πάντας αὐτούς. 33 En de apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding des Heeren Jezus; en er was grote genade over hen allen.
34 οὐδὲ γὰρ ἐνδεής τις ὑπῆρχεν ἐν αὐτοῖς· ὅσοι γὰρ κτήτορες χωρίων ἢ οἰκιῶν ὑπῆρχον, πωλοῦντες ἔφερον τὰς τιμὰς τῶν πιπρασκομένων, 34 Want er was ook niemand onder hen die gebrek had; want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der verkochte goederen en legden dien aan de voeten der apostelen;
35 καὶ ἐτίθουν παρὰ τοὺς πόδας τῶν ἀποστόλων· διεδίδοτο δὲ ἑκάστῳ καθότι ἄν τις χρείαν εἶχεν. 35 oEn aan een iegelijk werd uitgedeeld naar dat elk van node had. o Jes. 58:7. verwijsteksten
36 *Ἰωσῆς δέ, ὁ ἐπικληθεὶς Βαρνάβας ὑπὸ τῶν ἀποστόλων (ὅ ἐστι, μεθερμηνευόμενον, υἱὸς παρακλήσεως), Λευΐτης, Κύπριος τῷ γένει,
* Ἰωσῆς St, B-edd, Elz, Sc, M | Ἰωσὴφ B-edd (SV-kt)
36 En Joses, van de apostelen toegenaamd Bárnabas (hetwelk is, overgezet zijnde, een zoon der vertroosting), een Leviet, van geboorte uit Cyprus,
37 ὑπάρχοντος αὐτῷ ἀγροῦ, πωλήσας ἤνεγκε τὸ χρῆμα, καὶ ἔθηκε παρὰ τοὺς πόδας τῶν ἀποστόλων. 37 Alzo hij een akker had, verkocht dien, en bracht het geld en legde het aan de voeten der apostelen.

Einde Handelingen 4