Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De genezing van een kreupele |
1 Ἐπὶ τὸ αὐτὸ δὲ Πέτρος καὶ Ἰωάννης ἀνέβαινον εἰς τὸ ἱερὸν ἐπὶ τὴν ὥραν τῆς προσευχῆς τὴν ἐννάτην. | | 1 PETRUS nu en Johannes gingen tezamen op naar den tempel, omtrent de ure des gebeds, zijnde de negende ure. |
2 καί τις ἀνὴρ χωλὸς ἐκ κοιλίας μητρὸς αὐτοῦ ὑπάρχων ἐβαστάζετο· ὃν ἐτίθουν καθ’ ἡμέραν πρὸς τὴν θύραν τοῦ ἱεροῦ τὴν λεγομένην Ὡραίαν, τοῦ αἰτεῖν ἐλεημοσύνην παρὰ τῶν εἰσπορευομένων εἰς τὸ ἱερόν. | | 2 aEn een zeker man, die kreupel was van zijner moeders lijf, werd gedragen, welken zij dagelijks zetten aan de deur des tempels, genaamd de Schone, bom een aalmoes te begeren van degenen die in den tempel gingen; a Hand. 14:8. b Joh. 9:8. a Hand. 14:8 En een zeker man te Lystre zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld. b Joh. 9:8 De geburen dan, en die hem tevoren gezien hadden dat hij blind was, zeiden: Is deze niet die zat en bedelde? |
3 ὃς ἰδὼν Πέτρον καὶ Ἰωάννην μέλλοντας εἰσιέναι εἰς τὸ ἱερόν, ἠρώτα *ἐλεημοσύνην λαβεῖν. * ἐλεημοσύνην λαβεῖν St, B, Elz | ἐλεημοσύνην Sc, M | | 3 Welke, Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden ingaan, bad dat hij een aalmoes mocht ontvangen. |
4 ἀτενίσας δὲ Πέτρος εἰς αὐτὸν σὺν τῷ Ἰωάννῃ, εἶπε, Βλέψον εἰς ἡμᾶς. | | 4 En Petrus sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons. |
5 ὁ δὲ ἐπεῖχεν αὐτοῖς, προσδοκῶν τι παρ’ αὐτῶν λαβεῖν. | | 5 En hij hield de ogen op hen, verwachtende dat hij iets van hen zou ontvangen. |
6 εἶπε δὲ Πέτρος, Ἀργύριον καὶ χρυσίον οὐχ ὑπάρχει μοι· ὃ δὲ ἔχω, τοῦτό σοι δίδωμι. ἐν τῷ ὀνόματι Ἰησοῦ Χριστοῦ τοῦ Ναζωραίου, ἔγειραι καὶ περιπάτει. | | 6 En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geef ik u: cIn den Naam van Jezus Christus den Nazaréner, sta op en wandel. c Hand. 4:10. c Hand. 4:10 Zo zij u allen kennelijk en het ganse volk Israël, dat door den Naam van Jezus Christus den Nazaréner, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond. |
7 καὶ πιάσας αὐτὸν τῆς δεξιᾶς χειρὸς ἤγειρε· παραχρῆμα δὲ ἐστερεώθησαν αὐτοῦ αἱ βάσεις καὶ τὰ σφυρά. | | 7 En hem grijpende bij de rechterhand, richtte hij hem op, en terstond werden zijn voeten en enkels vast; |
8 καὶ ἐξαλλόμενος ἔστη καὶ περιεπάτει, καὶ εἰσῆλθε σὺν αὐτοῖς εἰς τὸ ἱερόν, περιπατῶν καὶ ἁλλόμενος καὶ αἰνῶν τὸν Θεόν. | | 8 En hij opspringende stond en wandelde en ging met hen in den tempel, wandelende en springende en lovende God. |
9 καὶ εἶδεν αὐτὸν πᾶς ὁ λαὸς περιπατοῦντα καὶ αἰνοῦντα τὸν Θεόν· | | 9 En al het volk zag hem wandelen en God loven. |
10 ἐπεγίνωσκόν τε αὐτὸν ὅτι οὗτος ἦν ὁ πρὸς τὴν ἐλεημοσύνην καθήμενος ἐπὶ τῇ Ὡραίᾳ πύλῃ τοῦ ἱεροῦ· καὶ ἐπλήσθησαν θάμβους καὶ ἐκστάσεως ἐπὶ τῷ συμβεβηκότι αὐτῷ. | | 10 En zij kenden hem dat hij die was die om een aalmoes gezeten had aan de Schone poort des tempels; en zij werden vervuld met verbaasdheid en ontzetting over hetgeen dat hem geschied was. |
| | Petrus’ toespraak in den tempel |
11 Κρατοῦντος δὲ τοῦ ἰαθέντος χωλοῦ τὸν Πέτρον καὶ Ἰωάννην, συνέδραμε πρὸς αὐτοὺς πᾶς ὁ λαὸς ἐπὶ τῇ στοᾷ τῇ καλουμένῃ Σολομῶντος, ἔκθαμβοι. | | 11 En als de kreupele, die gezond gemaakt was, aan Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk gezamenlijk tot hen in het voorhof, hetwelk Sálomo’s voorhof genaamd wordt, verbaasd zijnde. |
12 ἰδὼν δὲ Πέτρος ἀπεκρίνατο πρὸς τὸν λαόν, Ἄνδρες Ἰσραηλῖται, τί θαυμάζετε ἐπὶ τούτῳ, ἢ ἡμῖν τί ἀτενίζετε, ὡς ἰδίᾳ δυνάμει ἢ εὐσεβείᾳ πεποιηκόσι τοῦ περιπατεῖν αὐτόν; | | 12 En Petrus dat ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israëlitische mannen, wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij zo sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid dezen hadden doen wandelen? |
13 ὁ Θεὸς Ἀβραὰμ καὶ Ἰσαὰκ καὶ Ἰακώβ, ὁ Θεὸς τῶν πατέρων ἡμῶν, ἐδόξασε τὸν παῖδα αὐτοῦ Ἰησοῦν· ὃν ὑμεῖς παρεδώκατε, καὶ ἠρνήσασθε αὐτὸν κατὰ πρόσωπον Πιλάτου, κρίναντος ἐκείνου ἀπολύειν. | | 13 De God Abrahams en Izaks en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend dvoor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde dat men Hem zou loslaten. d Matth. 27:20. Mark. 15:11. Luk. 23:18. Joh. 18:40. d Matth. 27:20 Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den scharen aangeraden dat zij zouden Barábbas begeren en Jezus doden. Mark. 15:11 Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Barábbas zou loslaten. Luk. 23:18 Doch al de menigte riep gelijkelijk, zeggende: Weg met Dezen en laat ons Barábbas los. Joh. 18:40 Zij dan riepen allen wederom, zeggende: Niet Dezen, maar Barábbas. En Barábbas was een moordenaar. |
14 ὑμεῖς δὲ τὸν ἅγιον καὶ δίκαιον ἠρνήσασθε, καὶ ᾐτήσασθε ἄνδρα φονέα χαρισθῆναι ὑμῖν, | | 14 Maar gij hebt den Heilige en Rechtvaardige verloochend, en hebt begeerd dat u een man die een doodslager was, zou geschonken worden; |
15 τὸν δὲ ἀρχηγὸν τῆς ζωῆς ἀπεκτείνατε· ὃν ὁ Θεὸς ἤγειρεν ἐκ νεκρῶν, οὗ ἡμεῖς μάρτυρές ἐσμεν. | | 15 En den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden, ewaarvan wij getuigen zijn. e Hand. 1:8; 2:32. e Hand. 1:8 Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaría, en tot aan het uiterste der aarde. Hand. 2:32 Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn. |
16 καὶ ἐπὶ τῇ πίστει τοῦ ὀνόματος αὐτοῦ, τοῦτον ὃν θεωρεῖτε καὶ οἴδατε ἐστερέωσε τὸ ὄνομα αὐτοῦ· καὶ ἡ πίστις ἡ δι’ αὐτοῦ ἔδωκεν αὐτῷ τὴν ὁλοκληρίαν ταύτην ἀπέναντι πάντων ὑμῶν. | | 16 En door het geloof in Zijn Naam heeft Zijn Naam dezen gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven, in u aller tegenwoordigheid. |
17 καὶ νῦν, ἀδελφοί, οἶδα ὅτι κατὰ ἄγνοιαν ἐπράξατε, ὥσπερ καὶ οἱ ἄρχοντες ὑμῶν. | | 17 En nu, broeders, ik weet dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten. |
18 ὁ δὲ Θεὸς ἃ προκατήγγειλε διὰ στόματος πάντων τῶν προφητῶν αὐτοῦ, παθεῖν τὸν Χριστόν, ἐπλήρωσεν οὕτω. | | 18 Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij fdoor den mond van al Zijn profeten tevoren verkondigd had, dat de Christus lijden zou. f Jes. 50:6; 53:5. Luk. 24:27. f Jes. 50:6 Ik geef Mijn rug dengenen die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel. Jes. 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Luk. 24:27 En begonnen hebbende van Mozes en van al de Profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was. |
19 μετανοήσατε οὖν καὶ ἐπιστρέψατε, εἰς τὸ ἐξαλειφθῆναι ὑμῶν τὰς ἁμαρτίας, ὅπως ἂν ἔλθωσι καιροὶ ἀναψύξεως ἀπὸ προσώπου τοῦ Κυρίου, | | 19 gBetert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden, wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren, g Hand. 2:38. g Hand. 2:38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. |
20 καὶ ἀποστείλῃ τὸν προκεκηρυγμένον ὑμῖν Ἰησοῦν Χριστόν· | | 20 En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is; |
21 ὃν δεῖ οὐρανὸν μὲν δέξασθαι ἄχρι χρόνων ἀποκαταστάσεως πάντων, ὧν ἐλάλησεν ὁ Θεὸς διὰ στόματος πάντων ἁγίων αὐτοῦ προφητῶν ἀπ’ αἰῶνος. | | 21 Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. |
22 Μωσῆς μὲν γὰρ πρὸς τοὺς πατέρας εἶπεν ὅτι Προφήτην ὑμῖν ἀναστήσει Κύριος ὁ Θεὸς ὑμῶν ἐκ τῶν ἀδελφῶν ὑμῶν ὡς ἐμέ· αὐτοῦ ἀκούσεσθε κατὰ πάντα ὅσα ἂν λαλήσῃ πρὸς ὑμᾶς. | | 22 Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: hDe Heere uw God zal u een Profeet verwekken uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen in alles wat Hij tot u spreken zal; h Deut. 18:15, 18, 19. Joh. 1:46. Hand. 7:37. h Deut. 18:15 Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE uw God verwekken; naar Hem zult gij horen; Deut. 18:18 Een Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u; en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen spreken alles wat Ik Hem gebieden zal. Deut. 18:19 En het zal geschieden, de man die niet zal horen naar Mijn woorden, die Hij in Mijn Naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken. Joh. 1:46 Filippus vond Nathánaël en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden van Welken Mozes in de Wet geschreven heeft, en de Profeten, namelijk Jezus, den Zoon van Jozef, van Nazareth. Hand. 7:37 Deze is de Mozes die tot de kinderen Israëls gezegd heeft: De Heere uw God zal u een Profeet verwekken uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen. |
23 ἔσται δέ, πᾶσα ψυχή, ἥτις ἂν μὴ ἀκούσῃ τοῦ προφήτου ἐκείνου, ἐξολοθρευθήσεται ἐκ τοῦ λαοῦ. | | 23 En het zal geschieden dat alle ziel die dezen Profeet niet zal gehoord hebben, uitgeroeid zal worden uit het volk. |
24 καὶ πάντες δὲ οἱ προφῆται ἀπὸ Σαμουὴλ καὶ τῶν καθεξῆς, ὅσοι ἐλάλησαν, καὶ προκατήγγειλαν τὰς ἡμέρας ταύτας. | | 24 En ook al de profeten, van Samuël aan en die daarna gevolgd zijn, zovelen als er hebben gesproken, die hebben ook deze dagen tevoren verkondigd. |
25 ὑμεῖς ἐστε υἱοὶ τῶν προφητῶν, καὶ τῆς διαθήκης ἧς διέθετο ὁ Θεὸς πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, λέγων πρὸς Ἀβραάμ, Καὶ τῷ σπέρματί σου ἐνευλογηθήσονται πᾶσαι αἱ πατριαὶ τῆς γῆς. | | 25 Gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: iEn in uw Zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. i Gen. 22:18. Gal. 3:8. i Gen. 22:18 En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt. Gal. 3:8 En de Schrift, tevoren ziende dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft tevoren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. |
26 ὑμῖν πρῶτον ὁ Θεός, ἀναστήσας τὸν παῖδα αὐτοῦ Ἰησοῦν, ἀπέστειλεν αὐτὸν εὐλογοῦντα ὑμᾶς, ἐν τῷ ἀποστρέφειν ἕκαστον ἀπὸ τῶν πονηριῶν ὑμῶν. | | 26 God opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Denzelven eerst tot u gezonden, dat Hij ulieden zegenen zou, daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden. |