Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Handelingen 27 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Handelingen 27

 Naar Rome
1 Ὡς δὲ ἐκρίθη τοῦ ἀποπλεῖν ἡμᾶς εἰς τὴν Ἰταλίαν, παρεδίδουν τόν τε Παῦλον καί τινας ἑτέρους δεσμώτας ἑκατοντάρχῃ, ὀνόματι Ἰουλίῳ, σπείρης Σεβαστῆς. 1 EN als het besloten was dat wij naar Italië zouden afvaren, leverden zij Paulus en enige andere gevangenen over aan een hoofdman over honderd, met name Július, van de keizerlijke bende.
2 ἐπιβάντες δὲ πλοίῳ Ἀδραμυττηνῷ, μέλλοντες πλεῖν τοὺς κατὰ τὴν Ἀσίαν τόπους, ἀνήχθημεν, ὄντος σὺν ἡμῖν Ἀριστάρχου Μακεδόνος Θεσσαλονικέως. 2 aEn in een Adramytteens schip gegaan zijnde, alzo wij de plaatsen langs Azië bevaren zouden, voeren wij af; en Aristárchus, de Macedóniër van Thessaloníca, was met ons. a 2 Kor. 11:25. verwijsteksten
3 τῇ τε ἑτέρᾳ κατήχθημεν εἰς Σιδῶνα· φιλανθρώπως τε ὁ Ἰούλιος τῷ Παύλῳ χρησάμενος ἐπέτρεψε πρὸς *τοὺς φίλους πορευθέντα ἐπιμελείας τυχεῖν.
* τοὺς φίλους B-edd, Sc, M | φίλους St, B-edd, Elz
3 En des anderen daags kwamen wij aan te Sidon. En Július bvriendelijk met Paulus handelende, liet hem toe tot de vrienden te gaan om van hen bezorgd te worden. b Hand. 24:23; 28:16. verwijsteksten
4 κἀκεῖθεν ἀναχθέντες ὑπεπλεύσαμεν τὴν Κύπρον, διὰ τὸ τοὺς ἀνέμους εἶναι ἐναντίους. 4 En vandaar afgevaren zijnde, voeren wij onder Cyprus heen, omdat de winden ons tegen waren.
5 τό τε πέλαγος τὸ κατὰ τὴν Κιλικίαν καὶ Παμφυλίαν διαπλεύσαντες, κατήλθομεν εἰς Μύρα τῆς Λυκίας. 5 En de zee die langs Cilícië en Pamfylië is, doorgevaren zijnde, kwamen wij aan te Myra in Lycië.
6 κἀκεῖ εὑρὼν ὁ ἑκατόνταρχος πλοῖον Ἀλεξανδρῖνον πλέον εἰς τὴν Ἰταλίαν, ἐνεβίβασεν ἡμᾶς εἰς αὐτό. 6 En de hoofdman aldaar een schip gevonden hebbende van Alexandríë, dat naar Italië voer, deed ons in hetzelve overgaan.
7 ἐν ἱκαναῖς δὲ ἡμέραις βραδυπλοοῦντες, καὶ μόλις γενόμενοι κατὰ τὴν Κνίδον, μὴ προσεῶντος ἡμᾶς τοῦ ἀνέμου, ὑπεπλεύσαμεν τὴν Κρήτην κατὰ Σαλμώνην· 7 En als wij vele dagen langzaam voortvoeren, en nauwelijks tegenover Knidus gekomen waren, overmits het ons de wind niet toeliet, zo voeren wij onder Kreta heen, tegenover Salmóne.
8 μόλις τε παραλεγόμενοι αὐτὴν ἤλθομεν εἰς τόπον τινὰ καλούμενον Καλοὺς Λιμένας, ᾧ ἐγγὺς ἦν πόλις Λασαία. 8 En hetzelve nauwelijks voorbijzeilende, kwamen wij in een zekere plaats, genaamd Schonehavens, waar de stad Laséa nabij was.
9 Ἱκανοῦ δὲ χρόνου διαγενομένου, καὶ ὄντος ἤδη ἐπισφαλοῦς τοῦ πλοός, διὰ τὸ καὶ τὴν νηστείαν ἤδη παρεληλυθέναι, παρῄνει ὁ Παῦλος 9 En als veel tijd verlopen en de vaart nu zorgelijk was, omdat ook de vasten nu voorbij was, vermaande hen Paulus,
10 λέγων αὐτοῖς, Ἄνδρες, θεωρῶ ὅτι μετὰ ὕβρεως καὶ πολλῆς ζημίας, οὐ μόνον τοῦ φόρτου καὶ τοῦ πλοίου ἀλλὰ καὶ τῶν ψυχῶν ἡμῶν, μέλλειν ἔσεσθαι τὸν πλοῦν. 10 En zeide tot hen: Mannen, ik zie dat de vaart zal geschieden met hinder en grote schade, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook van ons leven.
11 ὁ δὲ ἑκατόνταρχος τῷ κυβερνήτῃ καὶ τῷ ναυκλήρῳ ἐπείθετο μᾶλλον ἢ τοῖς ὑπὸ τοῦ Παύλου λεγομένοις. 11 Doch de hoofdman geloofde meer den stuurman en den schipper dan hetgeen van Paulus gezegd werd.
12 ἀνευθέτου δὲ τοῦ λιμένος ὑπάρχοντος πρὸς παραχειμασίαν, οἱ πλείους ἔθεντο βουλὴν ἀναχθῆναι κἀκεῖθεν, εἴπως δύναιντο καταντήσαντες εἰς Φοίνικα παραχειμάσαι, λιμένα τῆς Κρήτης βλέποντα κατὰ λίβα καὶ *κατὰ χῶρον.
* κατὰ χῶρον St, B-edd, Elz, Sc, M | χῶρον B-edd
12 En alzo de haven ongelegen was om te overwinteren, vond het meerderdeel geraden ook vandaar te varen, of zij enigszins te Fenix konden aankomen om te overwinteren, zijnde een haven in Kreta, strekkende tegen het zuidwesten en tegen het noordwesten.
13 ὑποπνεύσαντος δὲ νότου, δόξαντες τῆς προθέσεως κεκρατηκέναι, ἄραντες ἆσσον παρελέγοντο τὴν Κρήτην. 13 En alzo de zuidenwind zachtelijk waaide, meenden zij hun voornemen verkregen te hebben, en afgevaren zijnde zeilden zij dicht voorbij Kreta heen.
  
De storm
14 μετ’ οὐ πολὺ δὲ ἔβαλε κατ’ αὐτῆς ἄνεμος τυφωνικός, ὁ καλούμενος Εὐροκλύδων· 14 Maar niet lang daarna sloeg tegen hetzelve een stormwind, genaamd Euróklydon.
15 συναρπασθέντος δὲ τοῦ πλοίου, καὶ μὴ δυναμένου ἀντοφθαλμεῖν τῷ ἀνέμῳ, ἐπιδόντες ἐφερόμεθα. 15 En als het schip daarmede weggerukt werd, en niet kon tegen den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen.
16 νησίον δέ τι ὑποδραμόντες καλούμενον Κλαύδην μόλις ἰσχύσαμεν περικρατεῖς γενέσθαι τῆς σκάφης· 16 En lopende onder een zeker eilandje, genaamd Klauda, konden wij nauwelijks de boot machtig worden;
17 ἣν ἄραντες, βοηθείαις ἐχρῶντο, ὑποζωννύντες τὸ πλοῖον· φοβούμενοί τε μὴ εἰς τὴν σύρτιν ἐκπέσωσι, χαλάσαντες τὸ σκεῦος, οὕτως ἐφέροντο. 17 Dewelke opgehaald hebbende, gebruikten zij alle behulpselen, het schip ondergordende; en alzo zij vreesden, dat zij op de droogte Syrtis vervallen zouden, streken zij het zeil en dreven alzo heen.
18 σφοδρῶς δὲ χειμαζομένων ἡμῶν, τῇ ἑξῆς ἐκβολὴν ἐποιοῦντο· 18 En alzo wij van het onweder geweldiglijk geslingerd werden, deden zij den volgenden dag een uitworp;
19 καὶ τῇ τρίτῃ αὐτόχειρες τὴν σκευὴν τοῦ πλοίου ἐρρίψαμεν. 19 En den derden dag wierpen wij met onze eigen handen het scheepsgereedschap uit.
20 μήτε δὲ ἡλίου μήτε ἄστρων ἐπιφαινόντων ἐπὶ πλείονας ἡμέρας, χειμῶνός τε οὐκ ὀλίγου ἐπικειμένου, λοιπὸν περιῃρεῖτο πᾶσα ἐλπὶς τοῦ σώζεσθαι ἡμᾶς. 20 En als noch zon noch gesternten verschenen in vele dagen, en geen klein onweder ons drukte, zo werd ons voorts alle hoop van behouden te worden benomen.
21 πολλῆς δὲ ἀσιτίας ὑπαρχούσης, τότε σταθεὶς ὁ Παῦλος ἐν μέσῳ αὐτῶν εἶπεν, Ἔδει μέν, ὦ ἄνδρες, πειθαρχήσαντάς μοι μὴ ἀνάγεσθαι ἀπὸ τῆς Κρήτης, κερδῆσαί τε τὴν ὕβριν ταύτην καὶ τὴν ζημίαν. 21 En als men langen tijd zonder eten geweest was, toen stond Paulus op in het midden van hen, en zeide: O mannen, men behoorde mij wel gehoor gegeven te hebben en van Kreta niet afgevaren te zijn, en dezen hinder en deze schade verhoed te hebben.
22 καὶ τὰ νῦν παραινῶ ὑμᾶς εὐθυμεῖν· ἀποβολὴ γὰρ ψυχῆς οὐδεμία ἔσται ἐξ ὑμῶν, πλὴν τοῦ πλοίου. 22 Doch alsnu vermaan ik ulieden goedsmoeds te zijn; want er zal geen verlies geschieden van iemands leven onder u, maar alleen van het schip.
23 παρέστη γάρ μοι τῇ νυκτὶ ταύτῃ ἄγγελος τοῦ Θεοῦ, οὗ εἰμι, ᾧ καὶ λατρεύω, 23 Want dezen zelven nacht heeft bij mij gestaan een engel Gods, Wiens ik ben, Welken ook ik dien,
24 λέγων, Μὴ φοβοῦ, Παῦλε· Καίσαρί σε δεῖ παραστῆναι· καὶ ἰδού, κεχάρισταί σοι ὁ Θεὸς πάντας τοὺς πλέοντας μετὰ σοῦ. 24 Zeggende: Vrees niet, Paulus, gij moet voor den keizer gesteld worden; en zie, God heeft u geschonken allen die met u varen.
25 διὸ εὐθυμεῖτε ἄνδρες· πιστεύω γὰρ τῷ Θεῷ ὅτι οὕτως ἔσται καθ’ ὃν τρόπον λελάληταί μοι. 25 Daarom, zijt goedsmoeds, mannen, want ik geloof God, dat het alzo zijn zal, gelijkerwijs het mij gezegd is.
26 εἰς νῆσον δέ τινα δεῖ ἡμᾶς ἐκπεσεῖν. 26 Doch wij moeten op een zeker ceiland vervallen. c Hand. 28:1. verwijsteksten
27 Ὡς δὲ τεσσαρεσκαιδεκάτη νὺξ ἐγένετο, διαφερομένων ἡμῶν ἐν τῷ Ἀδρίᾳ, κατὰ μέσον τῆς νυκτὸς ὑπενόουν οἱ ναῦται προσάγειν τινὰ αὐτοῖς χώραν· 27 Als nu de veertiende nacht gekomen was, alzo wij in de Adriatische Zee herwaarts en derwaarts gedreven werden, omtrent het midden des nachts, vermoedden de scheepslieden dat hun enig land naderde.
28 καὶ βολίσαντες εὗρον ὀργυιὰς εἴκοσι· βραχὺ δὲ διαστήσαντες, καὶ πάλιν βολίσαντες, εὗρον ὀργυιὰς δεκαπέντε· 28 En het dieplood uitgeworpen hebbende, vonden zij twintig vademen; en een weinig voortgevaren zijnde, wierpen zij wederom het dieplood uit en vonden vijftien vademen.
29 φοβούμενοί τε μήπως εἰς τραχεῖς τόπους *ἐκπέσωσιν, ἐκ πρύμνης ῥίψαντες ἀγκύρας τέσσαρας, ηὔχοντο ἡμέραν γενέσθαι.
* ἐκπέσωσιν St, B, Elz | ἐκπέσωμεν Sc, M
29 En vrezende dat zij ergens op harde plaatsen vervallen mochten, wierpen zij vier ankers van het achterschip uit, en wensten dat het dag werd.
30 τῶν δὲ ναυτῶν ζητούντων φυγεῖν ἐκ τοῦ πλοίου, καὶ χαλασάντων τὴν σκάφην εἰς τὴν θάλασσαν, προφάσει ὡς ἐκ πρώρας μελλόντων ἀγκύρας ἐκτείνειν, 30 Maar als de scheepslieden zochten uit het schip te vlieden, en de boot nederlieten in de zee, onder den schijn alsof zij uit het voorschip de ankers zouden uitbrengen,
31 εἶπεν ὁ Παῦλος τῷ ἑκατοντάρχῃ καὶ τοῖς στρατιώταις, Ἐὰν μὴ οὗτοι μείνωσιν ἐν τῷ πλοίῳ, ὑμεῖς σωθῆναι οὐ δύνασθε. 31 Zeide Paulus tot den hoofdman en tot de krijgsknechten: Indien dezen in het schip niet blijven, gij kunt niet behouden worden.
32 τότε οἱ στρατιῶται ἀπέκοψαν τὰ σχοινία τῆς σκάφης, καὶ εἴασαν αὐτὴν ἐκπεσεῖν. 32 Toen hieuwen de krijgsknechten de touwen af van de boot en lieten haar afvallen.
  
De schipbreuk
33 ἄχρι δὲ οὗ ἔμελλεν ἡμέρα γίνεσθαι, παρεκάλει ὁ Παῦλος ἅπαντας μεταλαβεῖν τροφῆς, λέγων, Τεσσαρεσκαιδεκάτην σήμερον ἡμέραν προσδοκῶντες ἄσιτοι διατελεῖτε, μηδὲν προσλαβόμενοι. 33 En ondertussen dat het dag zou worden, vermaande Paulus hen allen, dat zij zouden spijze nemen, en zeide: Het is heden de veertiende dag dat gij verwachtende blijft zonder eten en niets hebt genomen.
34 διὸ παρακαλῶ ὑμᾶς προσλαβεῖν τροφῆς· τοῦτο γὰρ πρὸς τῆς ὑμετέρας σωτηρίας ὑπάρχει· οὐδενὸς γὰρ ὑμῶν θρὶξ ἐκ τῆς κεφαλῆς πεσεῖται. 34 Daarom vermaan ik u spijze te nemen, want dat dient tot uw behoudenis; want niemand van u dzal een haar van het hoofd vallen. d Matth. 10:30. verwijsteksten
35 εἰπὼν δὲ ταῦτα, καὶ λαβὼν ἄρτον, εὐχαρίστησε τῷ Θεῷ ἐνώπιον πάντων· καὶ κλάσας ἤρξατο ἐσθίειν. 35 En als hij dit gezegd en brood genomen had, edankte hij God in aller tegenwoordigheid; en hetzelve gebroken hebbende, begon hij te eten. e 1 Sam. 9:13. Joh. 6:11. 1 Tim. 4:3. verwijsteksten
36 εὔθυμοι δὲ γενόμενοι πάντες καὶ αὐτοὶ προσελάβοντο τροφῆς. 36 En zij allen goedsmoeds geworden zijnde, namen ook zelven spijze.
37 ἦμεν δὲ ἐν τῷ πλοίῳ αἱ πᾶσαι ψυχαί, διακόσιαι ἑβδομηκονταέξ. 37 Wij waren nu in het schip in alles tweehonderd zes en zeventig zielen.
38 κορεσθέντες δὲ τροφῆς ἐκούφιζον τὸ πλοῖον, ἐκβαλλόμενοι τὸν σῖτον εἰς τὴν θάλασσαν. 38 En als zij met spijze verzadigd waren, lichtten zij het schip en wierpen het koren uit in de zee.
39 ὅτε δὲ ἡμέρα ἐγένετο, τὴν γῆν οὐκ ἐπεγίνωσκον· κόλπον δέ τινα κατενόουν ἔχοντα αἰγιαλόν, εἰς ὃν ἐβουλεύσαντο, εἰ δύναιντο, ἐξῶσαι τὸ πλοῖον. 39 En toen het dag werd, kenden zij het land niet; maar zij merkten een zekeren inham die een oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, zo zij konden, het schip aan te zetten.
40 καὶ τὰς ἀγκύρας περιελόντες εἴων εἰς τὴν θάλασσαν, ἅμα ἀνέντες τὰς ζευκτηρίας τῶν πηδαλίων· καὶ ἐπάραντες τὸν ἀρτέμονα τῇ πνεούσῃ κατεῖχον εἰς τὸν αἰγιαλόν. 40 En als zij de ankers opgehaald hadden, gaven zij het schip aan de zee over, meteen de roerbanden losmakende; en het razeil naar den wind opgehaald hebbende, hielden zij het naar den oever toe.
41 περιπεσόντες δὲ εἰς τόπον διθάλασσον ἐπώκειλαν τὴν ναῦν· καὶ ἡ μὲν πρώρα ἐρείσασα ἔμεινεν ἀσάλευτος, ἡ δὲ πρύμνα ἐλύετο ὑπὸ τῆς βίας τῶν κυμάτων. 41 fMaar vervallende op een plaats die de zee aan beide zijden had, zetten zij het schip daarop; en het voorschip vastzittende, bleef onbeweeglijk, maar het achterschip brak van het geweld der baren. f 2 Kor. 11:25. verwijsteksten
42 τῶν δὲ στρατιωτῶν βουλὴ ἐγένετο ἵνα τοὺς δεσμώτας ἀποκτείνωσι, μήτις ἐκκολυμβήσας διαφύγοι. 42 De raadslag nu der krijgslieden was, dat zij de gevangenen zouden doden, opdat niemand ontzwommen zijnde, zou ontvlieden.
43 ὁ δὲ ἑκατόνταρχος, βουλόμενος διασῶσαι τὸν Παῦλον, ἐκώλυσεν αὐτοὺς τοῦ βουλήματος, ἐκέλευσέ τε τοὺς δυναμένους κολυμβᾷν ἀπορρίψαντας πρώτους ἐπὶ τὴν γῆν ἐξιέναι· 43 Maar de hoofdman, willende Paulus behouden, belette hun dat voornemen, en beval dat degenen die zwemmen konden, zich eerst zouden afwerpen en te land komen;
44 καὶ τοὺς λοιπούς, οὓς μὲν ἐπὶ σανίσιν, οὓς δὲ ἐπί τινων τῶν ἀπὸ τοῦ πλοίου. καὶ οὕτως ἐγένετο πάντας διασωθῆναι ἐπὶ τὴν γῆν. 44 En de anderen, sommigen op planken, en sommigen op enige stukken van het schip. En alzo is het geschied dat zij allen behouden aan het land gekomen zijn.

Einde Handelingen 27