Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Aangeklaagd bij Felix |
1 Μετὰ δὲ πέντε ἡμέρας κατέβη ὁ ἀρχιερεὺς Ἀνανίας μετὰ τῶν πρεσβυτέρων καὶ ῥήτορος Τερτύλλου τινός, οἵτινες ἐνεφάνισαν τῷ ἡγεμόνι κατὰ τοῦ Παύλου. | | 1 EN vijf dagen daarna kwam ade hogepriester Ananías af met de ouderlingen en een zekeren voorspraak, genaamd Tertúllus, dewelke verschenen voor den stadhouder tegen Paulus. a Hand. 23:2.  a Hand. 23:2 Maar de hogepriester Ananías beval dengenen die bij hem stonden, dat zij hem op den mond zouden slaan. |
2 κληθέντος δὲ αὐτοῦ, ἤρξατο κατηγορεῖν ὁ Τέρτυλλος λέγων, | | 2 En als hij geroepen was, begon Tertúllus hem te beschuldigen, zeggende: |
3 Πολλῆς εἰρήνης τυγχάνοντες διὰ σοῦ, καὶ κατορθωμάτων γινομένων τῷ ἔθνει τούτῳ διὰ τῆς σῆς προνοίας, πάντῃ τε καὶ πανταχοῦ ἀποδεχόμεθα, κράτιστε Φῆλιξ, μετὰ πάσης εὐχαριστίας. | | 3 Dat wij groten vrede door u bekomen, en dat vele loffelijke diensten dezen volke geschieden door uw voorzichtigheid, machtigste Felix, nemen wij ganselijk en overal met alle dankbaarheid aan. |
4 ἵνα δὲ μὴ ἐπὶ πλεῖόν σε ἐγκόπτω, παρακαλῶ ἀκοῦσαί σε ἡμῶν συντόμως τῇ σῇ ἐπιεικείᾳ. | | 4 Maar opdat ik u niet lang ophoude, ik bid u dat gij ons, naar uw bescheidenheid, kortelijk hoort. |
5 εὑρόντες γὰρ τὸν ἄνδρα τοῦτον λοιμόν, καὶ κινοῦντα στάσιν πᾶσι τοῖς Ἰουδαίοις τοῖς κατὰ τὴν οἰκουμένην, πρωτοστάτην τε τῆς τῶν Ναζωραίων αἱρέσεως· | | 5 Want wij hebben dezen man bevonden te zijn een pest, en een die oproer verwekt onder al de Joden door de ganse wereld, en een oppersten voorstander van de sekte der Nazarénen; |
6 ὃς καὶ τὸ ἱερὸν ἐπείρασε βεβηλῶσαι· ὃν καὶ ἐκρατήσαμεν καὶ κατὰ τὸν ἡμέτερον νόμον ἠθελήσαμεν κρίνειν. | | 6 bDie ook gepoogd heeft den tempel te ontheiligen; welken wij ook gegrepen hebben en naar onze wet hebben willen oordelen. b Hand. 21:28.  b Hand. 21:28 Roepende: Gij Israëlitische mannen, komt te hulp. Deze is de mens die tegen het volk en de wet en deze plaats allen man overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel gebracht en heeft deze heilige plaats ontheiligd. |
7 παρελθὼν δὲ Λυσίας ὁ χιλίαρχος μετὰ πολλῆς βίας ἐκ τῶν χειρῶν ἡμῶν ἀπήγαγε, | | 7 Maar Lysias, de overste, daarover komende, heeft hem met groot geweld uit onze handen weggebracht, |
8 κελεύσας τοὺς κατηγόρους αὐτοῦ ἔρχεσθαι ἐπὶ σέ· παρ’ οὗ δυνήσῃ, αὐτὸς ἀνακρίνας, περὶ *πάντων ἐπιγνῶναι ὧν ἡμεῖς κατηγοροῦμεν αὐτοῦ. * πάντων B-edd | πάντων τούτων St, B-edd, Elz, Sc, M | | 8 Gebiedende zijn beschuldigers tot u te komen; van denwelken gij zelf, hem onderzocht hebbende, zult kunnen verstaan al hetgeen waarvan wij hem beschuldigen. |
9 συνέθεντο δὲ καὶ οἱ Ἰουδαῖοι, φάσκοντες ταῦτα οὕτως ἔχειν. | | 9 En ook de Joden stemden het toe, zeggende dat deze dingen alzo waren. |
| | De rede voor Felix |
10 Ἀπεκρίθη δὲ ὁ Παῦλος, νεύσαντος αὐτῷ τοῦ ἡγεμόνος λέγειν, Ἐκ πολλῶν ἐτῶν ὄντα σε κριτὴν τῷ ἔθνει τούτῳ ἐπιστάμενος, εὐθυμότερον τὰ περὶ ἐμαυτοῦ ἀπολογοῦμαι, | | 10 Maar Paulus, als hem de stadhouder gewenkt had dat hij zou spreken, antwoordde: Dewijl ik weet dat gij nu vele jaren over dit volk rechter geweest zijt, zo verantwoord ik mijzelven met des te beteren moed; |
11 δυναμένου σου γνῶναι ὅτι οὐ πλείους εἰσί μοι ἡμέραι ἢ δεκαδύο, ἀφ’ ἧς ἀνέβην προσκυνήσων ἐν Ἱερουσαλήμ· | | 11 Alzo gij kunt weten dat het niet meer dan twaalf dagen zijn, van dat ik ben opgekomen om te aanbidden te Jeruzalem. |
12 καὶ οὔτε ἐν τῷ ἱερῷ εὗρόν με πρός τινα διαλεγόμενον ἢ ἐπισύστασιν ποιοῦντα ὄχλου, οὔτε ἐν ταῖς συναγωγαῖς, οὔτε κατὰ τὴν πόλιν. | | 12 cEn zij hebben mij noch in den tempel gevonden tot iemand sprekende of enige samenrotting des volks makende, noch in de synagogen, noch in de stad; c Hand. 25:8; 28:17.  c Hand. 25:8 Dewijl hij zich verantwoordende, zeide: Ik heb noch tegen de wet der Joden, noch tegen den tempel, noch tegen den keizer iets gezondigd. Hand. 28:17 En het geschiedde na drie dagen, dat Paulus samenriep degenen die de voornaamsten der Joden waren; en als zij samengekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke gewoonten, ben gebonden uit Jeruzalem overgeleverd in de handen der Romeinen; |
13 οὔτε *παραστῆσαι δύνανται περὶ ὧν νῦν κατηγοροῦσί μου. * παραστῆσαι B, Elz, Sc | παραστῆσαί με St, M | | 13 En zij kunnen niet bewijzen waarvan zij mij nu beschuldigen. |
14 ὁμολογῶ δὲ τοῦτό σοι, ὅτι κατὰ τὴν ὁδὸν ἣν λέγουσιν αἵρεσιν, οὕτω λατρεύω τῷ πατρῴῳ Θεῷ, πιστεύων πᾶσι τοῖς κατὰ τὸν νόμον καὶ *ἐν τοῖς προφήταις γεγραμμένοις· * ἐν τοῖς B, Elz | τοῖς St, Sc, M | | 14 Maar dit beken ik u, dat ik naar dien weg, welken zij sekte noemen, den God der vaderen alzo dien, gelovende alles wat in de Wet en in de Profeten geschreven is; |
15 ἐλπίδα ἔχων εἰς τὸν Θεόν, ἣν καὶ αὐτοὶ οὗτοι προσδέχονται, ἀνάστασιν μέλλειν ἔσεσθαι νεκρῶν, δικαίων τε καὶ ἀδίκων. | | 15 Hebbende hoop op God, welke dezen ook zelven verwachten, dat er een opstanding der doden wezen zal, beide der rechtvaardigen en der onrechtvaardigen. |
16 ἐν τούτῳ δὲ αὐτὸς ἀσκῶ, ἀπρόσκοπον συνείδησιν ἔχειν πρὸς τὸν Θεὸν καὶ τοὺς ἀνθρώπους διὰ παντός. | | 16 dEn hierin oefen ik mijzelven, om altijd een onergerlijke consciëntie te hebben bij God en de mensen. d Hand. 23:1.  d Hand. 23:1 EN Paulus de ogen op den Raad houdende, zeide: Mannen broeders, ik heb met alle goede consciëntie voor God gewandeld tot op dezen dag. |
17 δι’ ἐτῶν δὲ πλειόνων παρεγενόμην ἐλεημοσύνας ποιήσων εἰς τὸ ἔθνος μου καὶ προσφοράς· | | 17 Doch na vele jaren ben ik gekomen eom aalmoezen te doen aan mijn volk, en offeranden; e Hand. 11:29. Rom. 15:25.  e Hand. 11:29 En naar dat een iegelijk der discipelen vermocht, besloot elk van hen iets te zenden ten dienste der broederen die in Judéa woonden; Rom. 15:25 Maar nu reis ik naar Jeruzalem, dienende de heiligen. |
18 ἐν οἷς εὗρόν με ἡγνισμένον ἐν τῷ ἱερῷ, οὐ μετὰ ὄχλου οὐδὲ μετὰ θορύβου, *τινὲς ἀπὸ τῆς Ἀσίας Ἰουδαῖοι· * τινὲς B, Elz, Sc, M | τινὲς δὲ St | | 18 fWaarover mij gevonden hebben, geheiligd zijnde, in den tempel, niet met volk, noch met beroerte, enige Joden uit Azië; f Hand. 21:27.  f Hand. 21:27 Als nu de zeven dagen zouden voleindigd worden, zagen hem de Joden van Azië in den tempel, en beroerden al het volk, en sloegen de handen aan hem, |
19 οὓς *ἔδει ἐπὶ σοῦ παρεῖναι καὶ κατηγορεῖν εἴ τι ἔχοιεν πρός με. * ἔδει B, Elz, Sc, M-pt | δεῖ St, M-pt | | 19 Welke behoorden hier voor u tegenwoordig te zijn en mij te beschuldigen, indien zij iets hadden tegen mij. |
20 ἢ αὐτοὶ οὗτοι εἰπάτωσαν, εἴ τι εὗρον ἐν ἐμοὶ ἀδίκημα, στάντος μου ἐπὶ τοῦ συνεδρίου, | | 20 Of dat dezen zelven zeggen of zij enig onrecht in mij gevonden hebben als ik voor den Raad stond, |
21 ἢ περὶ μιᾶς ταύτης φωνῆς, ἧς ἔκραξα ἑστὼς ἐν αὐτοῖς, ὅτι Περὶ ἀναστάσεως νεκρῶν ἐγὼ κρίνομαι σήμερον ὑφ’ ὑμῶν. | | 21 Dan van dit enig woord, hetwelk ik riep, staande onder hen: gOver de opstanding der doden word ik heden van ulieden geoordeeld. g Hand. 23:6; 28:20.  g Hand. 23:6 En Paulus wetende dat het ene deel was van de sadduceeën en het andere van de farizeeën, riep in den Raad: Mannen broeders, ik ben een farizeeër, eens farizeeërs zoon; ik word over de hoop en opstanding der doden geoordeeld. Hand. 28:20 Om deze oorzaak dan heb ik u bij mij geroepen, om u te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israëls ben ik met deze keten omvangen. |
| | De uitspraak verdaagd |
22 Ἀκούσας δὲ ταῦτα *ὁ Φῆλιξ ἀνεβάλετο αὐτούς, ἀκριβέστερον εἰδὼς τὰ περὶ τῆς ὁδοῦ, εἰπών, Ὅταν Λυσίας ὁ χιλίαρχος καταβῇ, διαγνώσομαι τὰ καθ’ ὑμᾶς· * ὁ Φῆλιξ St, B-edd, Elz, Sc, M | Φῆλιξ B-edd | | 22 Toen nu Felix dit gehoord had, stelde hij hen uit, zeggende: Als ik nader wetenschap van dezen weg zal hebben, wanneer Lysias, de overste, zal afgekomen zijn, zo zal ik volle kennis nemen van uw zaken. |
23 διαταξάμενός τε τῷ ἑκατοντάρχῃ τηρεῖσθαι τὸν Παῦλον, ἔχειν τε ἄνεσιν, καὶ μηδένα κωλύειν τῶν ἰδίων αὐτοῦ ὑπηρετεῖν ἢ προσέρχεσθαι αὐτῷ. | | 23 En hij beval den hoofdman over honderd dat Paulus zou bewaard worden, en verlichting hebben, hen dat hij niemand van de zijnen zou beletten hem te dienen of tot hem te komen. h Hand. 27:3; 28:16.  h Hand. 27:3 En des anderen daags kwamen wij aan te Sidon. En Július vriendelijk met Paulus handelende, liet hem toe tot de vrienden te gaan om van hen bezorgd te worden. Hand. 28:16 En toen wij te Rome gekomen waren, gaf de hoofdman de gevangenen over aan den overste des legers; maar Paulus werd toegelaten op zichzelven te wonen met den krijgsknecht die hem bewaarde. |
24 Μετὰ δὲ ἡμέρας τινάς, παραγενόμενος ὁ Φῆλιξ σὺν Δρουσίλλῃ τῇ γυναικὶ αὐτοῦ οὔσῃ Ἰουδαίᾳ, μετεπέμψατο τὸν Παῦλον, καὶ ἤκουσεν αὐτοῦ περὶ τῆς εἰς Χριστὸν πίστεως. | | 24 En na sommige dagen Felix, daar gekomen zijnde met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, ontbood Paulus, en hoorde hem van het geloof in Christus. |
25 διαλεγομένου δὲ αὐτοῦ περὶ δικαιοσύνης καὶ ἐγκρατείας καὶ τοῦ κρίματος τοῦ μέλλοντος ἔσεσθαι, ἔμφοβος γενόμενος ὁ Φῆλιξ ἀπεκρίθη, Τὸ νῦν ἔχον πορεύου· καιρὸν δὲ μεταλαβὼν μετακαλέσομαί σε· | | 25 En als hij handelde van rechtvaardigheid en matigheid en van het toekomende oordeel, Felix zeer bevreesd geworden zijnde, antwoordde: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen. |
26 ἅμα δὲ καὶ ἐλπίζων ὅτι χρήματα δοθήσεται αὐτῷ ὑπὸ τοῦ Παύλου, ὅπως λύσῃ αὐτόν· διὸ καὶ πυκνότερον αὐτὸν μεταπεμπόμενος ὡμίλει αὐτῷ. | | 26 En tegelijk ook hopende dat hem van Paulus geld gegeven zou worden, opdat hij hem losliet; waarom hij hem ook dikmaals ontbood, en sprak met hem. |
27 διετίας δὲ πληρωθείσης, ἔλαβε διάδοχον ὁ Φῆλιξ Πόρκιον Φῆστον· θέλων τε χάριτας καταθέσθαι τοῖς Ἰουδαίοις ὁ Φῆλιξ κατέλιπε τὸν Παῦλον δεδεμένον. | | 27 Maar als twee jaren vervuld waren, kreeg Felix Porcius Festus in zijn plaats; en Felix iwillende den Joden gunst bewijzen, liet Paulus gevangen. i Hand. 25:14.  i Hand. 25:14 En toen zij aldaar vele dagen overgebracht hadden, heeft Festus de zaken van Paulus aan den koning verhaald, zeggende: Hier is een zeker man van Felix gevangen gelaten; |