Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | In Ikónium |
1 Ἐγένετο δὲ ἐν Ἰκονίῳ, κατὰ τὸ αὐτὸ εἰσελθεῖν αὐτοὺς εἰς τὴν συναγωγὴν τῶν Ἰουδαίων, καὶ λαλῆσαι οὕτως ὥστε πιστεῦσαι Ἰουδαίων τε καὶ Ἑλλήνων πολὺ πλῆθος. | | 1 EN het geschiedde te Ikónium dat zij tezamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte beide van Joden en Grieken geloofde. |
2 οἱ δὲ ἀπειθοῦντες Ἰουδαῖοι ἐπήγειραν καὶ ἐκάκωσαν τὰς ψυχὰς τῶν ἐθνῶν κατὰ τῶν ἀδελφῶν. | | 2 Maar de Joden die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders. |
3 ἱκανὸν μὲν οὖν χρόνον διέτριψαν παρρησιαζόμενοι ἐπὶ τῷ Κυρίῳ τῷ μαρτυροῦντι τῷ λόγῳ τῆς χάριτος αὐτοῦ, καὶ διδόντι σημεῖα καὶ τέρατα γίνεσθαι διὰ τῶν χειρῶν αὐτῶν. | | 3 Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende in den Heere, aDie getuigenis gaf aan het woord Zijner genade, en gaf dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen. a Mark. 16:20. Hand. 19:11. Hebr. 2:4. a Mark. 16:20 En zij uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere wrocht mede en bevestigde het Woord door tekenen die daarop volgden. Amen. Hand. 19:11 En God deed ongewone krachten door de handen van Paulus; Hebr. 2:4 God bovendien medegetuigende door tekenen en wonderen en menigerlei krachten en bedelingen des Heiligen Geestes naar Zijn wil. |
4 ἐσχίσθη δὲ τὸ πλῆθος τῆς πόλεως· καὶ οἱ μὲν ἦσαν σὺν τοῖς Ἰουδαίοις, οἱ δὲ σὺν τοῖς ἀποστόλοις. | | 4 En de menigte der stad werd verdeeld; en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de apostelen. |
5 ὡς δὲ ἐγένετο ὁρμὴ τῶν ἐθνῶν τε καὶ Ἰουδαίων σὺν τοῖς ἄρχουσιν αὐτῶν, ὑβρίσαι καὶ λιθοβολῆσαι αὐτούς, | | 5 En als er een oploop geschiedde beide van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen en hen te stenigen, |
6 συνιδόντες κατέφυγον εἰς τὰς πόλεις τῆς Λυκαονίας, Λύστραν καὶ Δέρβην, καὶ τὴν περίχωρον· | | 6 Zijn zij, alles overlegd hebbende, bgevlucht naar de steden van Lycaónië, namelijk Lystre en Derbe, en het omliggende land; b Matth. 10:23. Hand. 8:1. b Matth. 10:23 Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, vliedt in de andere; want voorwaar zeg Ik u: Gij zult uw reis door de steden Israëls niet geëindigd hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen zijn. Hand. 8:1 EN Saulus had mede een welbehagen aan zijn dood. En er werd te dien dage een grote vervolging tegen de gemeente die te Jeruzalem was; en zij werden allen verstrooid door de landen van Judéa en Samaría, behalve de apostelen. |
7 κἀκεῖ ἦσαν εὐαγγελιζόμενοι. | | 7 En verkondigden aldaar het Evangelie. |
| | In Lystre. Vergood en gestenigd |
8 Καί τις ἀνὴρ ἐν Λύστροις ἀδύνατος τοῖς ποσὶν ἐκάθητο, χωλὸς ἐκ κοιλίας μητρὸς αὐτοῦ ὑπάρχων, ὃς οὐδέποτε *περιπεπατήκει. * περιπεπατήκει St, B-edd, M | περιεπεπατήκει B-edd, Elz, Sc | | 8 En een zeker man te Lystre zat conmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld. c Hand. 3:2. c Hand. 3:2 En een zeker man, die kreupel was van zijner moeders lijf, werd gedragen, welken zij dagelijks zetten aan de deur des tempels, genaamd de Schone, om een aalmoes te begeren van degenen die in den tempel gingen; |
9 οὗτος ἤκουε τοῦ Παύλου λαλοῦντος· ὃς ἀτενίσας αὐτῷ, καὶ ἰδὼν ὅτι πίστιν ἔχει τοῦ σωθῆναι, | | 9 Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende en ziende dat hij geloof had om gezond te worden, |
10 εἶπε μεγάλῃ τῇ φωνῇ, Ἀνάστηθι ἐπὶ τοὺς πόδας σου ὀρθός. καὶ ἥλλετο καὶ περιεπάτει. | | 10 Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten. dEn hij sprong op en wandelde. d Jes. 35:6. d Jes. 35:6 Alsdan zal de kreupele springen als een hert, en de tong des stommen zal juichen; want in de woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis. |
11 οἱ δὲ ὄχλοι, ἰδόντες ὃ ἐποίησεν ὁ Παῦλος, ἐπῆραν τὴν φωνὴν αὐτῶν Λυκαονιστὶ λέγοντες, Οἱ θεοὶ ὁμοιωθέντες ἀνθρώποις κατέβησαν πρὸς ἡμᾶς. | | 11 En de scharen ziende hetgeen Paulus gedaan had, verhieven hun stemmen en zeiden in het Lycaónisch: eDe goden zijn den mensen gelijk geworden en tot ons nedergekomen. e Hand. 28:6. e Hand. 28:6 En zij verwachtten dat hij zou opzwellen of terstond dood nedervallen. Maar als zij lang verwacht hadden, en zagen dat geen ongemak hem overkwam, werden zij veranderd en zeiden dat hij een god was. |
12 ἐκάλουν τε τὸν μὲν Βαρνάβαν, Δία· τὸν δὲ Παῦλον, Ἑρμῆν, ἐπειδὴ αὐτὸς ἦν ὁ ἡγούμενος τοῦ λόγου. | | 12 En zij noemden Bárnabas Júpiter en Paulus Mercúrius, omdat hij het woord voerde. |
13 ὁ δὲ ἱερεὺς τοῦ Διὸς τοῦ ὄντος πρὸ τῆς πόλεως αὐτῶν, ταύρους καὶ στέμματα ἐπὶ τοὺς πυλῶνας ἐνέγκας, σὺν τοῖς ὄχλοις ἤθελε θύειν. | | 13 En de priester van Júpiter die vóór hun stad was, als hij ossen en kransen aan de voorpoorten gebracht had, wilde hij offeren met de scharen. |
14 ἀκούσαντες δὲ οἱ ἀπόστολοι Βαρνάβας καὶ Παῦλος, διαρρήξαντες τὰ ἱμάτια αὐτῶν, εἰσεπήδησαν εἰς τὸν ὄχλον, κράζοντες | | 14 Maar de apostelen Bárnabas en Paulus dat horende, scheurden hun klederen en sprongen onder de schare, roepende, |
15 καὶ λέγοντες, Ἄνδρες, τί ταῦτα ποιεῖτε; καὶ ἡμεῖς ὁμοιοπαθεῖς ἐσμεν ὑμῖν ἄνθρωποι, εὐαγγελιζόμενοι ὑμᾶς ἀπὸ τούτων τῶν ματαίων ἐπιστρέφειν ἐπὶ τὸν Θεὸν τὸν ζῶντα, ὃς ἐποίησε τὸν οὐρανὸν καὶ τὴν γῆν καὶ τὴν θάλασσαν καὶ πάντα τὰ ἐν αὐτοῖς· | | 15 En zeggende: Mannen, fwaarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden dat gij u zoudt van deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God, gDie gemaakt heeft den hemel en de aarde en de zee en al hetgeen in dezelve is; f Hand. 10:26. Openb. 19:10; 22:9. g Gen. 1:1. Ps. 33:6; 124:8; 146:6. Openb. 14:7. f Hand. 10:26 Maar Petrus richtte hem op, zeggende: Sta op, ik ben ook zelf een mens. Openb. 19:10 En ik viel neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, en hij zeide tot mij: Zie dat gij dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, die de getuigenis van Jezus hebben; aanbid God. Want de getuigenis van Jezus is de geest der profetie. Openb. 22:9 En hij zeide tot mij: Zie dat gij het niet doet; want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten, en dergenen die de woorden dezes boeks bewaren; aanbid God. g Gen. 1:1 IN den beginne schiep God den hemel en de aarde. Ps. 33:6 Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir. Ps. 124:8 Onze hulp is in den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Ps. 146:6 Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid; Openb. 14:7 Zeggende met een grote stem: Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, want de ure Zijns oordeels is gekomen; en aanbidt Hem Die den hemel en de aarde en de zee en de fonteinen der wateren gemaakt heeft. |
16 ὃς ἐν ταῖς παρῳχημέναις γενεαῖς εἴασε πάντα τὰ ἔθνη πορεύεσθαι ταῖς ὁδοῖς αὐτῶν. | | 16 hWelke in de verleden tijden al de heidenen heeft laten wandelen in hun wegen; h Ps. 81:13. h Ps. 81:13 Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen. |
17 καίτοιγε οὐκ ἀμάρτυρον ἑαυτὸν ἀφῆκεν ἀγαθοποιῶν, οὐρανόθεν ἡμῖν ὑετοὺς διδοὺς καὶ καιροὺς καρποφόρους, ἐμπιπλῶν τροφῆς καὶ εὐφροσύνης τὰς καρδίας ἡμῶν. | | 17 iHoewel Hij nochtans Zichzelven niet onbetuigd gelaten heeft, goeddoende van den hemel, ons regen en vruchtbare tijden gevende, vervullende onze harten met spijze en vrolijkheid. i Rom. 1:19. i Rom. 1:19 Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. |
18 καὶ ταῦτα λέγοντες, μόλις κατέπαυσαν τοὺς ὄχλους τοῦ μὴ θύειν αὐτοῖς. | | 18 En dit zeggende, wederhielden zij nauwelijks de scharen, dat zij hun niet offerden. |
19 Ἐπῆλθον δὲ ἀπὸ Ἀντιοχείας καὶ Ἰκονίου Ἰουδαῖοι, καὶ πείσαντες τοὺς ὄχλους, καὶ λιθάσαντες τὸν Παῦλον, ἔσυρον ἔξω τῆς πόλεως, νομίσαντες αὐτὸν τεθνάναι. | | 19 Maar daarover kwamen Joden van Antiochíë en Ikónium, en overreedden de scharen, en kstenigden Paulus, en sleepten hem buiten de stad, menende dat hij dood was. k 2 Kor. 11:25. k 2 Kor. 11:25 Driemaal ben ik met roeden gegeseld geweest, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een gansen nacht en dag heb ik in de diepte overgebracht. |
| | In Derbe. Terug naar Antiochíë |
20 κυκλωσάντων δὲ αὐτὸν τῶν μαθητῶν, ἀναστὰς εἰσῆλθεν εἰς τὴν πόλιν· καὶ τῇ ἐπαύριον ἐξῆλθε σὺν τῷ Βαρνάβᾳ εἰς Δέρβην. | | 20 Doch als hem de discipelen omringd hadden, stond hij op en kwam in de stad; en des anderen daags ging hij met Bárnabas uit naar Derbe. |
21 εὐαγγελισάμενοί τε τὴν πόλιν ἐκείνην, καὶ μαθητεύσαντες ἱκανούς, ὑπέστρεψαν εἰς τὴν Λύστραν καὶ Ἰκόνιον καὶ Ἀντιόχειαν, | | 21 En als zij derzelve stad het Evangelie verkondigd, en vele discipelen gemaakt hadden, keerden zij weder naar Lystre en Ikónium en Antiochíë; |
22 ἐπιστηρίζοντες τὰς ψυχὰς τῶν μαθητῶν, παρακαλοῦντες ἐμμένειν τῇ πίστει, καὶ ὅτι διὰ πολλῶν θλίψεων δεῖ ἡμᾶς εἰσελθεῖν εἰς τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. | | 22 Versterkende de zielen der discipelen, len vermanende dat zij zouden blijven in het geloof, men dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. l Hand. 11:23; 13:43. m Matth. 10:38; 16:24. Luk. 24:26. 2 Tim. 3:12. l Hand. 11:23 Dewelke daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande hen allen dat zij met een voornemen des harten bij den Heere zouden blijven. Hand. 13:43 En als de synagoge gescheiden was, volgden velen van de Joden en van de godsdienstige Jodengenoten Paulus en Bárnabas; welke tot hen spraken en hen vermaanden te blijven bij de genade Gods. m Matth. 10:38 En die zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mijns niet waardig. Matth. 16:24 Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij. Luk. 24:26 Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? 2 Tim. 3:12 En ook allen die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. |
23 χειροτονήσαντες δὲ αὐτοῖς πρεσβυτέρους κατ’ ἐκκλησίαν, προσευξάμενοι μετὰ νηστειῶν, παρέθεντο αὐτοὺς τῷ Κυρίῳ εἰς ὃν πεπιστεύκεισαν. | | 23 En als zij hun in elke gemeente, met opsteken der handen, ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen zij hen den Heere, in Welken zij geloofd hadden. |
24 καὶ διελθόντες τὴν Πισιδίαν ἦλθον εἰς Παμφυλίαν. | | 24 En Pisídië doorgereisd hebbende, kwamen zij in Pamfylië. |
25 καὶ λαλήσαντες ἐν Πέργῃ τὸν λόγον, κατέβησαν εἰς Ἀττάλειαν· | | 25 En als zij te Perge het Woord gesproken hadden, kwamen zij af naar Attálië. |
26 κἀκεῖθεν ἀπέπλευσαν εἰς Ἀντιόχειαν, ὅθεν ἦσαν παραδεδομένοι τῇ χάριτι τοῦ Θεοῦ εἰς τὸ ἔργον ὃ ἐπλήρωσαν. | | 26 En vandaar scheepten zij af nnaar Antiochíë, vanwaar zij der genade Gods bevolen waren geweest tot het werk dat zij volbracht hadden. n Hand. 13:1. n Hand. 13:1 EN er waren te Antiochíë in de gemeente die daar was, enige profeten en leraars, namelijk Bárnabas, en Simeon genaamd Niger, en Lucius van Cyréne, en Mánahen, die met Herodes, den viervorst, opgevoed was, en Saulus. |
27 παραγενόμενοι δὲ καὶ συναγαγόντες τὴν ἐκκλησίαν, ἀνήγγειλαν ὅσα ἐποίησεν ὁ Θεὸς μετ’ αὐτῶν, καὶ ὅτι ἤνοιξε τοῖς ἔθνεσι θύραν πίστεως. | | 27 En daar gekomen zijnde en de gemeente vergaderd hebbende, verhaalden zij wat grote dingen God met hen gedaan had, en dat Hij den heidenen de deur des geloofs geopend had. |
28 διέτριβον δὲ ἐκεῖ χρόνον οὐκ ὀλίγον σὺν τοῖς μαθηταῖς. | | 28 En zij verkeerden aldaar geen kleinen tijd met de discipelen. |