Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Lukas 1 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Tὸ κατὰ Λουκᾶν ἁγίον εὐαγγέλιον

Het heilig Evangelie, naar de beschrijving van *Lukas

* Lukas is van beroep of professie geweest een medicijnmeester, Kol. 4:14, en een gedurig metgezel van den apostel Paulus in zijn reizen, ook wanneer hij gevangen naar Rome gebracht werd; gelijk afgeleid kan worden uit Hand. 20:6; 21:15; 27:1; 28:14, 16. Sommigen menen ook, dat hij degene is van welken de apostel spreekt 2 Kor. 8:18, 19. Van hem wordt ook vermeld 2 Tim. 4:11. Filem. vs. 24. Hij heeft twee boeken geschreven, namelijk dit Evangelie en de Handelingen der Apostelen. verwijsteksten
 

Lukas 1

1 De voorrede van Lukas over zijn Evangelie. 5 Zacharias’ en Elisabets geslacht en leven. 8 Een engel verschijnt Zacharias in den tempel. 13 Welke hem voorzegt de ontvangenis en geboorte van Johannes, wiens ambt hij beschrijft. 18 Zacharias zulks niet gelovende, wordt daarover gestraft met stomheid voor een tijd. 24 Elisabet wordt bevrucht. 26 De engel Gabriël boodschapt de maagd Maria, dat zij den Zone Gods ontvangen en baren zal. 39 Zij reist daarna tot Elisabet, welke haar met blijdschap ontvangt en zalig prijst. 46 Maria dankt den Heere met een lofzang. 57 Elisabet baart haar zoon. 59 Dewelke besneden en Johannes genaamd wordt. 64 Zacharias wordt wederom sprekende, en zingt den Heere een lofzang, profeterende van het ambt van Christus en van Zijn voorloper Johannes. 80 Die in de woestijn opwast, en wordt sterk in den geest.
  
Inleiding
1 Ἐπειδήπερ πολλοὶ ἐπεχείρησαν ἀνατάξασθαι διήγησιν περὶ τῶν πεπληροφορημένων ἐν ἡμῖν πραγμάτων, 1 NADEMAAL 1velen ter hand genomen hebben om in orde te stellen een verhaal van de dingen die 2onder ons volkomen zekerheid hebben,
1 Vele oude leraars menen dat door dezen verstaan worden enige personen die uit hun eigen beweging ondernomen hadden enige stukken der evangelische historiën te beschrijven, die van de christelijke kerk niet aangenomen zijn geweest, of die zij niet volbracht hadden. Doch anderen menen dat hierdoor Mattheüs en Markus zouden kunnen verstaan worden, overmits Lukas zichzelven onder die schijnt te stellen en vele historiën en stukken beschrijft, die van dezelve óf niet, óf met weinige woorden aangeroerd worden.
2 Namelijk Christenen.
   
2 καθὼς παρέδοσαν ἡμῖν οἱ ἀπ’ ἀρχῆς αὐτόπται καὶ ὑπηρέται γενόμενοι τοῦ λόγου, 2 Gelijk ons overgeleverd hebben 3die van den beginne zelven aanschouwers en dienaars 4des Woords geweest zijn;
3 Namelijk de apostelen en discipelen van Christus. Zie 1 Joh. 1:1. verwijsteksten
4 Dat is, der zaak die hier beschreven wordt. Hebr. Hoewel sommigen menen dat hierdoor Christus Zelf verstaan wordt, gelijk Hij alzo genaamd wordt Joh. 1:1. verwijsteksten
   
3 ἔδοξε κἀμοί, παρηκολουθηκότι ἄνωθεν πᾶσιν ἀκριβῶς, καθεξῆς σοι γράψαι, κράτιστε Θεόφιλε, 3 Zo heeft het ook mij goed gedacht, hebbende alles 5van voren aan naarstiglijk 6onderzocht, vervolgens aan u te schrijven, 7voortreffelijke 8Theófilus;
5 Gr. van boven af. Want hij begint van de ontvangenis van Johannes den Doper.
6 Gr. achtervolgd, nagespeurd, nagetracht, dat is, grondige kennis van alles gekregen hebbende, hetwelk alles van hem gedaan is door een bijzondere drijving des Heiligen Geestes, Hand. 15:25, 28. 2 Petr. 1:21. verwijsteksten
7 Gr. machtigste.
8 Wie deze Theofilus is geweest, is onzeker. Doch uit dezen titel, die hem hier gegeven wordt, blijkt dat hij een aanzienlijk en treffelijk man is geweest, alzo dezelve titel den Romeinsen stadhouders Felix en Festus ook gegeven wordt, Hand. 24:3; 26:25. Aan denzelven heeft Lukas ook zijn tweede boek, van de Handelingen der Apostelen, toegeëigend, Hand. 1:1. verwijsteksten
   
4 ἵνα ἐπιγνῷς περὶ ὧν κατηχήθης λόγων τὴν ἀσφάλειαν. 4 Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen waarvan gij 9onderwezen zijt.
9 Het Griekse woord betekent veeltijds met levende stem te onderwijzen, doch wordt ook somtijds in het gemeen genomen voor allerlei onderwijzing, Hand. 18:25. Rom. 2:18. 1 Kor. 14:19. Gal. 6:6. verwijsteksten
  
Aankondiging van Johannes’ geboorte
5 Ἐγένετο ἐν ταῖς ἡμέραις Ἡρώδου τοῦ βασιλέως τῆς Ἰουδαίας ἱερεύς τις ὀνόματι Ζαχαρίας, ἐξ ἐφημερίας Ἀβιά· καὶ ἡ γυνὴ αὐτοῦ ἐκ τῶν θυγατέρων Ἀαρών, καὶ τὸ ὄνομα αὐτῆς Ἐλισάβετ. 5 In 10de dagen van 11Herodes, den koning van Judéa, was een zeker priester, met name Zacharías, avan de 12dagorde van Abía; en zijn vrouw was uit de dochteren Aärons, en haar naam Elisabet.
10 Dat is, ten tijde.
11 Namelijk den Grote. Zie van hem Matth. 2:1. verwijsteksten
a 1 Kron. 24:10. verwijsteksten
12 Gr. ephemeria, hetwelk hier betekent een zekere orde of klasse van priesters, die onder een hoofd stonden en enige dagen des jaars op hun beurt den godsdienst in den tempel moesten waarnemen, van welke de orde van Abia de achtste was, volgens de eerste instelling. Zie 1 Kron. 24:10. verwijsteksten
   
6 ἦσαν δὲ δίκαιοι ἀμφότεροι ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ, πορευόμενοι ἐν πάσαις ταῖς ἐντολαῖς καὶ δικαιώμασι τοῦ Κυρίου ἄμεμπτοι. 6 En zij waren beiden rechtvaardig 13voor God, wandelende in al de geboden en rechten des Heeren 14onberispelijk.
13 Dat is, niet alleen voor de mensen, gelijk de huichelaars somtijds doen, maar in alle oprechtheid voor God.
14 Namelijk van de mensen; zonder ergernis te geven; want dat Zacharias niet zonder zonde geweest is, blijkt uit vers 20. verwijsteksten
   
7 καὶ οὐκ ἦν αὐτοῖς τέκνον, καθότι ἡ Ἐλισάβετ ἦν στεῖρα, καὶ ἀμφότεροι προβεβηκότες ἐν ταῖς ἡμέραις αὐτῶν ἦσαν. 7 En zij hadden geen kind, omdat Elisabet onvruchtbaar was en zij beiden ver op hun dagen gekomen waren.
8 Ἐγένετο δὲ ἐν τῷ ἱερατεύειν αὐτὸν ἐν τῇ τάξει τῆς ἐφημερίας αὐτοῦ ἔναντι τοῦ Θεοῦ, 8 En het geschiedde dat, als hij 15het priesterambt bediende voor God in de beurt zijner dagorde,
15 Namelijk als zijn bijzonderen dienst nevens anderen; alzo hij een gewone priester was, en geen hogepriester, gelijk sommigen menen, want die moest met niemand loten.
   
9 κατὰ τὸ ἔθος τῆς ἱερατείας, ἔλαχε τοῦ θυμιάσαι εἰσελθὼν εἰς τὸν ναὸν τοῦ Κυρίου. 9 Naar de gewoonte der priesterlijke bediening, hem te lote was gevallen bdat hij zou ingaan in den tempel des Heeren om te creukofferen.
b Hebr. 9:6. verwijsteksten
c Ex. 30:7. Lev. 16:17. verwijsteksten
   
10 καὶ πᾶν τὸ πλῆθος τοῦ λαοῦ ἦν προσευχόμενον ἔξω τῇ ὥρᾳ τοῦ θυμιάματος. 10 En al de menigte des volks was 16buiten biddende ter ure des reukoffers.
16 Namelijk in de voorhoven des tempels, 1 Kon. 7:12. 2 Kron. 4:9. verwijsteksten
   
11 ὤφθη δὲ αὐτῷ ἄγγελος Κυρίου, ἑστὼς ἐκ δεξιῶν τοῦ θυσιαστηρίου τοῦ θυμιάματος. 11 En van hem werd gezien een engel des Heeren, staande ter rechterzijde van het 17altaar des reukoffers.
17 Dit altaar stond in het heilige, waarachter was het heilige der heiligen, met het voorhangsel afgescheiden. Hier moest tweemaal des daags, des morgens en des avonds, het reukwerk geofferd worden, Ex. 30:7, 8. verwijsteksten
   
12 καὶ ἐταράχθη Ζαχαρίας ἰδών, καὶ φόβος ἐπέπεσεν ἐπ’ αὐτόν. 12 En Zacharías hem ziende, werd ontroerd, en vreze is op hem gevallen.
13 εἶπε δὲ πρὸς αὐτὸν ὁ ἄγγελος, Μὴ φοβοῦ, Ζαχαρία· διότι εἰσηκούσθη ἡ δέησίς σου, καὶ ἡ γυνή σου Ἐλισάβετ γεννήσει υἱόν σοι, καὶ καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἰωάννην. 13 Maar de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharías, want uw gebed is verhoord, en uw vrouw Elisabet zal u een zoon baren, en dgij zult zijn naam heten 18Johannes.
d vers 60. verwijsteksten
18 Is te zeggen in het Hebreeuws: de genade Gods, of: begenadigd van God, of: God heeft genadiglijk gegeven.
   
14 καὶ ἔσται χαρά σοι καὶ ἀγαλλίασις, καὶ πολλοὶ ἐπὶ τῇ γεννήσει αὐτοῦ χαρήσονται. 14 En u zal blijdschap en verheuging zijn, en velen ezullen zich over zijn geboorte verblijden.
e vers 58. verwijsteksten
   
15 ἔσται γὰρ μέγας ἐνώπιον τοῦ Κυρίου, καὶ οἶνον καὶ σίκερα οὐ μὴ πίῃ, καὶ Πνεύματος Ἁγίου πλησθήσεται ἔτι ἐκ κοιλίας μητρὸς αὐτοῦ. 15 Want hij zal 19groot zijn voor den Heere; fnoch 20wijn noch sterken drank zal hij drinken, en hij zal met den Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moeders lijf aan.
19 Dat is, voortreffelijk, ten aanzien van zijn gaven en ambt, waarmede hij alle andere voorgaande profeten is te boven gegaan, Matth. 11:9, 11. verwijsteksten
f Richt. 13:4. verwijsteksten
20 Gelijk de nazireeërs zich daarvan moesten onthouden. Zie Num. 6:3. Richt. 13:4, 7. verwijsteksten
   
16 καὶ πολλοὺς τῶν υἱῶν Ἰσραὴλ ἐπιστρέψει ἐπὶ Κύριον τὸν Θεὸν αὐτῶν· 16 En hij gzal velen der kinderen Israëls bekeren tot den Heere hun God.
g Mal. 4:6. Matth. 11:14. verwijsteksten
   
17 καὶ αὐτὸς προελεύσεται ἐνώπιον αὐτοῦ ἐν πνεύματι καὶ δυνάμει Ἠλίου, ἐπιστρέψαι καρδίας πατέρων ἐπὶ τέκνα, καὶ ἀπειθεῖς ἐν φρονήσει δικαίων, ἑτοιμάσαι Κυρίῳ λαὸν κατεσκευασμένον. 17 En hhij zal voor Hem heen gaan 21in den geest en kracht van Elía, i22om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een 23toegerust volk.
h Matth. 3:2. Mark. 9:12. verwijsteksten
21 Zie hiervan Matth. 11:14. verwijsteksten
i Mal. 4:6. verwijsteksten
22 Namelijk door zijn dienst.
23 Dat is, bekwaam en vaardig om den Heere te ontvangen.
   
18 καὶ εἶπε Ζαχαρίας πρὸς τὸν ἄγγελον, Κατὰ τί γνώσομαι τοῦτο; ἐγὼ γάρ εἰμι πρεσβύτης, καὶ ἡ γυνή μου προβεβηκυῖα ἐν ταῖς ἡμέραις αὐτῆς. 18 En Zacharías zeide tot den engel: Waarbij zal ik dat weten? Want kik ben oud, en mijn vrouw is ver op haar dagen gekomen.
k Gen. 17:17. verwijsteksten
   
19 καὶ ἀποκριθεὶς ὁ ἄγγελος εἶπεν αὐτῷ, Ἐγώ εἰμι Γαβριὴλ ὁ παρεστηκὼς ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ· καὶ ἀπεστάλην λαλῆσαι πρός σε, καὶ εὐαγγελίσασθαί σοι ταῦτα. 19 En de engel antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabriël, die voor God 24sta, en ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze dingen te 25verkondigen.
24 Dat is, God voor Zijn troon geduriglijk dien, gelijk de dienaars staan voor hun koning om zijn bevelen te ontvangen. Zie Openb. 8:2. verwijsteksten
25 Gr. evangeliseren, dat is, blijde boodschap te brengen.
   
20 καὶ ἰδού, ἔσῃ σιωπῶν καὶ μὴ δυνάμενος λαλῆσαι, ἄχρι ἧς ἡμέρας γένηται ταῦτα, ἀνθ’ ὧν οὐκ ἐπίστευσας τοῖς λόγοις μου, οἵτινες πληρωθήσονται εἰς τὸν καιρὸν αὐτῶν. 20 En zie, gij zult zwijgen en niet kunnen spreken, tot op den dag dat deze dingen geschied zullen zijn; om dies wil dat gij mijn woorden niet geloofd hebt, welke vervuld zullen worden op hun tijd.
21 καὶ ἦν ὁ λαὸς προσδοκῶν τὸν Ζαχαρίαν· καὶ ἐθαύμαζον ἐν τῷ χρονίζειν αὐτὸν ἐν τῷ ναῷ. 21 En het volk 26was wachtende op Zacharías, en zij waren verwonderd dat hij zo lang vertoefde in den tempel.
26 Namelijk dat hij zou uitkomen om hun den gewoonlijken zegen te geven. Zie Num. 6:23. verwijsteksten
   
22 ἐξελθὼν δὲ οὐκ ἠδύνατο λαλῆσαι αὐτοῖς· καὶ ἐπέγνωσαν ὅτι ὀπτασίαν ἑώρακεν ἐν τῷ ναῷ· καὶ αὐτὸς ἦν διανεύων αὐτοῖς, καὶ διέμενε κωφός. 22 En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden dat hij een gezicht in den tempel gezien had. En hij wenkte hun toe en bleef stom.
23 καὶ ἐγένετο, ὡς ἐπλήσθησαν αἱ ἡμέραι τῆς λειτουργίας αὐτοῦ, ἀπῆλθεν εἰς τὸν οἶκον αὐτοῦ. 23 En het geschiedde als de dagen zijner bediening 27vervuld waren, dat hij naar zijn huis ging.
27 Dat is, ten einde gekomen waren; welke tijd was omtrent een halve maand in het jaar, 1 Kron. 24:7, 18, telkens van den enen sabbat tot den anderen, 1 Kron. 9:25. 2 Kron. 23:8, gedurende welken tijd zij in den tempel bleven, in enige woningen, in de voorhoven des tempels te dien einde gesticht. Zie Jer. 35:4. verwijsteksten
   
24 Μετὰ δὲ ταύτας τὰς ἡμέρας συνέλαβεν Ἐλισάβετ ἡ γυνὴ αὐτοῦ, καὶ περιέκρυβεν ἑαυτὴν μῆνας πέντε, λέγουσα 24 En na die dagen werd Elisabet, zijn vrouw, 28bevrucht; en zij verborg zich 29vijf maanden, zeggende:
28 Gr. heeft ontvangen.
29 Namelijk totdat het volkomenlijk kon blijken dat zij bevrucht was.
   
25 ὅτι Οὕτω μοι πεποίηκεν ὁ Κύριος ἐν ἡμέραις αἷς ἐπεῖδεν ἀφελεῖν τὸ ὄνειδός μου ἐν ἀνθρώποις. 25 Alzo heeft mij de Heere gedaan, in de dagen in welke Hij mij aangezien heeft om lmijn 30versmaadheid onder de mensen weg te nemen.
l Gen. 30:23. Jes. 4:1. verwijsteksten
30 Dat is, onvruchtbaarheid, die bij de Joden smadelijk was.
  
Aankondiging van Jezus’ geboorte
26 Ἐν δὲ τῷ μηνὶ τῷ ἕκτῳ ἀπεστάλη ὁ ἄγγελος Γαβριὴλ ὑπὸ τοῦ Θεοῦ εἰς πόλιν τῆς Γαλιλαίας, ᾗ ὄνομα Ναζαρέθ, 26 En in de 31zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galiléa, genaamd Nazareth;
31 Namelijk nadat Elisabet zwanger is geworden en Johannes den Doper ontvangen had, gelijk blijkt uit vers 36. verwijsteksten
   
27 πρὸς παρθένον μεμνηστευμένην ἀνδρί, ᾧ ὄνομα Ἰωσήφ, ἐξ οἴκου Δαβίδ· καὶ τὸ ὄνομα τῆς παρθένου Μαριάμ. 27 mTot een maagd die ondertrouwd was met een man wiens naam was Jozef, uit het 32huis Davids; en de naam der maagd was Maria.
m Matth. 1:18. verwijsteksten
32 Dat is, geslacht. Zie Luk. 2:4. verwijsteksten
   
28 καὶ εἰσελθὼν ὁ ἄγγελος πρὸς αὐτὴν εἶπε, Χαῖρε, κεχαριτωμένη· ὁ Κύριος μετὰ σοῦ, εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξίν. 28 En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij 33begenadigde; de Heere is met u, gij zijt 34gezegend onder de vrouwen.
33 Dat is, die bij den Heere genade gevonden hebt, gelijk daarna de engel verklaart, vers 30. verwijsteksten
34 Namelijk omdat gij de eer en den zegen van God uit genade zult hebben, dat gij de moeder zult zijn die den Messias ter wereld zal brengen. Zie vss. 42, 43. verwijsteksten
   
29 ἡ δὲ ἰδοῦσα διεταράχθη ἐπὶ τῷ λόγῳ αὐτοῦ, καὶ διελογίζετο ποταπὸς εἴη ὁ ἀσπασμὸς οὗτος. 29 En als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord en overlegde hoedanig deze groetenis mocht zijn.
30 καὶ εἶπεν ὁ ἄγγελος αὐτῇ, Μὴ φοβοῦ, Μαριάμ· εὗρες γὰρ χάριν παρὰ τῷ Θεῷ. 30 En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden.
31 καὶ ἰδού, συλλήψῃ ἐν γαστρί, καὶ τέξῃ Υἱόν, καὶ καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἰησοῦν. 31 nEn zie, gij zult 35bevrucht worden en een Zoon baren, en zult Zijn oNaam heten 36JEZUS.
n Jes. 7:14. verwijsteksten
35 Of: in het lichaam ontvangen.
o Matth. 1:21. verwijsteksten
36 Dat is, Zaligmaker, gelijk de engel verklaart, Matth. 1:21. verwijsteksten
   
32 οὗτος ἔσται μέγας, καὶ Υἱὸς ὑψίστου κληθήσεται· καὶ δώσει αὐτῷ Κύριος ὁ Θεὸς τὸν θρόνον Δαβὶδ τοῦ πατρὸς αὐτοῦ, 32 pDeze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten 37genaamd worden; en qGod de Heere zal Hem 38den troon Zijns 39vaders Davids geven;
p Jes. 54:5. verwijsteksten
37 Dat is, inderdaad zijn en van alle gelovigen daarvoor bekend worden, gelijk hierna ook vers 35. verwijsteksten
q 2 Sam. 7:12. Ps. 132:11. Jes. 9:6. verwijsteksten
38 Dat is, de Koninklijke macht, door welke hier verstaan wordt het geestelijke Rijk van Christus, waarvan Davids rijk een voorbeeld was.
39 Namelijk naar het vlees. Zie Matth. 1:1. verwijsteksten
   
33 καὶ βασιλεύσει ἐπὶ τὸν οἶκον Ἰακὼβ εἰς τοὺς αἰῶνας, καὶ τῆς βασιλείας αὐτοῦ οὐκ ἔσται τέλος. 33 rEn Hij zal over 40het huis Jakobs 41Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn.
r 1 Kron. 22:10. Ps. 45:7; 89:37. Jer. 23:5. Dan. 7:14, 27. Micha 4:7. Hebr. 1:8. verwijsteksten
40 Dat is, de gemeente Gods, welke het geestelijke huis Jakobs en het Israël Gods is, Gal. 6:16. verwijsteksten
41 Namelijk een geestelijke Koning. Zie Joh. 18:36. verwijsteksten
   
34 εἶπε δὲ Μαριὰμ πρὸς τὸν ἄγγελον, Πῶς ἔσται τοῦτο, ἐπεὶ ἄνδρα οὐ γινώσκω; 34 En Maria zeide tot den engel: 42Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man beken?
42 Dit vraagt zij overmits de engel haar, maagd zijnde, zulks aanzeide zonder gewag te maken van haar toekomenden man; en zij verstond uit de woorden van den engel dat zulks dadelijk zou geschieden, zodat deze vraag van Maria niet voortkwam uit enig ongeloof, gelijk de vraag van Zacharias, vers 18, maar alleen uit een begeerte om in dezen nader onderricht te worden. verwijsteksten
   
35 καὶ ἀποκριθεὶς ὁ ἄγγελος εἶπεν αὐτῇ, Πνεῦμα Ἅγιον ἐπελεύσεται ἐπὶ σέ, καὶ δύναμις ὑψίστου ἐπισκιάσει σοι· διὸ καὶ τὸ *γεννώμενον ἐκ σοῦ ἅγιον κληθήσεται Υἱὸς Θεοῦ.
* γεννώμενον ἐκ σοῦ B-edd, Sc | γεννώμενον St, B-edd, Elz, M
35 En de engel antwoordende zeide tot haar: De Heilige Geest zal 43over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat 44Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal 45Gods Zoon genaamd worden.
43 Namelijk om alzo te werken door Zijn kracht in u, dat gij zonder toedoen des mans ontvangen zult.
44 Dat is, die heilige Persoon.
45 Hiermede wordt niet gezegd, dat Christus de Zone Gods zou zijn omdat Hij van den Heiligen Geest ontvangen is; want alzo zou Hij een Zoon des Heiligen Geestes zijn; maar omdat de ontvangenis uit den Heiligen Geest een zeker bewijs is, dat de eeuwige Zone Gods de ware menselijke natuur uit het vlees en bloed van Maria door de werking des Heiligen Geestes in enigheid Zijns Persoons heeft aangenomen, Filipp. 2:7. Hebr. 2:14, gelijk Jesaja beide heeft geprofeteerd, Jes. 7:14. verwijsteksten
   
36 καὶ ἰδού, Ἐλισάβετ ἡ συγγενής σου, καὶ αὐτὴ συνειληφυῖα υἱὸν ἐν γήρᾳ αὐτῆς· καὶ οὗτος μὴν ἕκτος ἐστὶν αὐτῇ τῇ καλουμένῃ στείρᾳ. 36 En zie, Elisabet, 46uw nicht, is ook zelve bevrucht met een zoon in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd was, de zesde.
46 Hieruit blijkt dat Elisabet van haars moeders wege uit den stam van Juda geweest is, hoewel haar vader uit het geslacht van Aäron of Levi was, vers 5, want de priesters trouwden wel uit andere stammen huisvrouwen, omdat zij geen erfenis hadden. verwijsteksten
   
37 ὅτι οὐκ ἀδυνατήσει παρὰ τῷ Θεῷ πᾶν ῥῆμα. 37 sWant 47geen ding zal bij God onmogelijk zijn.
s Job 42:2. Jer. 32:17. Zach. 8:6. Matth. 19:26. Luk. 18:27. verwijsteksten
47 Gr. geen woord.
   
38 εἶπε δὲ Μαριάμ, Ἰδού, ἡ δούλη Κυρίου· γένοιτό μοι κατὰ τὸ ῥῆμά σου. καὶ ἀπῆλθεν ἀπ’ αὐτῆς ὁ ἄγγελος. 38 En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging weg van haar.
  
Maria bij Elisabet
39 Ἀναστᾶσα δὲ Μαριὰμ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐπορεύθη εἰς τὴν ὀρεινὴν μετὰ σπουδῆς, εἰς πόλιν Ἰούδα, 39 En Maria 48opgestaan zijnde in diezelve dagen, reisde met haast naar het gebergte, in 49een stad van Juda;
48 Namelijk nadat zij zwanger geworden was, gelijk uit het volgende blijkt.
49 Dat is, liggende onder den stam van Juda. Deze stad schijnt geweest te zijn de stad Hebron, eerst genaamd Kirjath-Arba, die, in den stam van Juda gelegen, den Levieten en priesters was ten deel gevallen, en in het gebergte lag, zuidwaarts van Jeruzalem. Zie Joz. 21:9, 10, 11. verwijsteksten
   
40 καὶ εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον Ζαχαρίου, καὶ ἠσπάσατο τὴν Ἐλισάβετ. 40 En kwam in het huis van Zacharías en groette Elisabet.
41 καὶ ἐγένετο ὡς ἤκουσεν ἡ Ἐλισάβετ τὸν ἀσπασμὸν τῆς Μαρίας, ἐσκίρτησε τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ αὐτῆς· καὶ ἐπλήσθη Πνεύματος Ἁγίου ἡ Ἐλισάβετ, 41 En het geschiedde als Elisabet de groetenis van Maria hoorde, 50zo sprong het kindeken op in haar buik; en Elisabet werd vervuld met den Heiligen Geest;
50 Dit is geschied door een bovennatuurlijke en extraordinaire beweging des Heiligen Geestes.
   
42 καὶ ἀνεφώνησε φωνῇ μεγάλῃ, καὶ εἶπεν, Εὐλογημένη σὺ ἐν γυναιξί, καὶ εὐλογημένος ὁ καρπὸς τῆς κοιλίας σου. 42 En riep uit met grote stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de Vrucht uws buiks.
43 καὶ πόθεν μοι τοῦτο, ἵνα ἔλθῃ ἡ μήτηρ τοῦ Κυρίου μου πρός με; 43 En vanwaar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?
44 ἰδοὺ γάρ, ὡς ἐγένετο ἡ φωνὴ τοῦ ἀσπασμοῦ σου εἰς τὰ ὦτά μου, ἐσκίρτησεν ἐν ἀγαλλιάσει τὸ βρέφος ἐν τῇ κοιλίᾳ μου. 44 Want zie, als de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde, zo sprong het kindeken van vreugde op in mijn buik.
45 καὶ μακαρία ἡ πιστεύσασα, ὅτι ἔσται τελείωσις τοῖς λελαλημένοις αὐτῇ παρὰ Κυρίου. 45 tEn zalig is zij die geloofd heeft; want de dingen die haar 51van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden.
t Luk. 11:28. verwijsteksten
51 Dat is, van des Heeren wege door den engel. Zie vss. 31, 32, 33. verwijsteksten
  
De lofzang van Maria
46 καὶ εἶπε Μαριάμ, Μεγαλύνει ἡ ψυχή μου τὸν Κύριον, 46 En Maria zeide: Mijn ziel 52maakt groot den Heere,
52 Dat is, roemt en prijst Hem op het hoogste.
   
47 καὶ ἠγαλλίασε τὸ πνεῦμά μου ἐπὶ τῷ Θεῷ τῷ σωτῆρί μου. 47 En mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker;
48 ὅτι ἐπέβλεψεν ἐπὶ τὴν ταπείνωσιν τῆς δούλης αὐτοῦ. ἰδοὺ γάρ, ἀπὸ τοῦ νῦν μακαριοῦσί με πᾶσαι αἱ γενεαί. 48 Omdat Hij 53de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten.
53 Dat is, den nederigen en slechten staat. Want het strijdt tegen de deugd van nederigheid daarvan te roemen.
   
49 ὅτι ἐποίησέ μοι μεγαλεῖα ὁ δυνατός, καὶ ἅγιον τὸ ὄνομα αὐτοῦ. 49 Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij Die machtig is, en heilig is Zijn Naam.
50 καὶ *τὸ ἔλεος αὐτοῦ εἰς γενεὰς γενεῶν τοῖς φοβουμένοις αὐτόν.
* τὸ ἔλεος St-1550, B-edd, Elz, Sc, M | ἔλεος St-1551, B-edd
50 vEn Zijn barmhartigheid is 54van geslacht tot geslacht over degenen die Hem vrezen.
v Ex. 20:6. verwijsteksten
54 Gr. tot geslachten der geslachten.
   
51 ἐποίησε κράτος ἐν βραχίονι αὐτοῦ· διεσκόρπισεν ὑπερηφάνους διανοίᾳ καρδίας αὐτῶν. 51 xHij heeft 55een krachtig werk gedaan 56door Zijn arm; yHij heeft 57verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten.
x Jes. 51:9; 52:10. verwijsteksten
55 Gr. kracht.
56 Dat is, door Zijn mogendheid.
y Ps. 33:10. 1 Petr. 5:5. verwijsteksten
57 Namelijk gelijk het kaf van den wind verstrooid wordt, Ps. 1:4. verwijsteksten
   
52 καθεῖλε δυνάστας ἀπὸ θρόνων, καὶ ὕψωσε ταπεινούς. 52 Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en znederigen heeft Hij verhoogd.
z 1 Sam. 2:8. Ps. 113:6. verwijsteksten
   
53 πεινῶντας ἐνέπλησεν ἀγαθῶν, καὶ πλουτοῦντας ἐξαπέστειλε κενούς. 53 aHongerigen heeft Hij met goederen vervuld, en rijken heeft Hij ledig weggezonden.
a Ps. 34:11. verwijsteksten
   
54 ἀντελάβετο Ἰσραὴλ παιδὸς αὐτοῦ, μνησθῆναι ἐλέους 54 bHij heeft Israël, Zijn knecht, 58opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid,
b Jes. 30:18; 41:9; 54:5. Jer. 31:3, 20. verwijsteksten
58 Het Griekse woord betekent de helpende hand bieden, wanneer iemand gevallen of verlaten is.
   
55 (καθὼς ἐλάλησε πρὸς τοὺς πατέρας ἡμῶν, τῷ Ἀβραὰμ καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ) εἰς τὸν αἰῶνα. 55 (Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk ctot Abraham en zijn zaad) in der eeuwigheid.
c Gen. 17:19; 22:18. Ps. 132:11. verwijsteksten
   
56 Ἔμεινε δὲ Μαριὰμ σὺν αὐτῇ ὡσεὶ μῆνας τρεῖς, καὶ ὑπέστρεψεν εἰς τὸν οἶκον αὐτῆς. 56 En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis.
  
De geboorte van Johannes den Doper
57 Τῇ δὲ Ἐλισάβετ ἐπλήσθη ὁ χρόνος τοῦ τεκεῖν αὐτήν, καὶ ἐγέννησεν υἱόν. 57 En de tijd van Elisabet werd vervuld, dat zij baren zou, en zij baarde een zoon.
58 καὶ ἤκουσαν οἱ περίοικοι καὶ οἱ συγγενεῖς αὐτῆς ὅτι ἐμεγάλυνε Κύριος τὸ ἔλεος αὐτοῦ μετ’ αὐτῆς, καὶ συνέχαιρον αὐτῇ. 58 En die daar rondom woonden en haar magen hoorden dat de Heere Zijn barmhartigheid 59grotelijks aan haar bewezen had, en dwaren met haar verblijd.
59 Gr. groot gemaakt had.
d vers 14. verwijsteksten
   
59 καὶ ἐγένετο ἐν τῇ ὀγδόῃ ἡμέρᾳ, ἦλθον περιτεμεῖν τὸ παιδίον· καὶ ἐκάλουν αὐτὸ ἐπὶ τῷ ὀνόματι τοῦ πατρὸς αὐτοῦ Ζαχαρίαν. 59 En het geschiedde dat zij op den eachtsten dag kwamen om het kindeken te besnijden, en 60noemden het Zacharías, naar den naam zijns vaders.
e Gen. 17:12. Lev. 12:3. verwijsteksten
60 Namelijk naar het gebruik der Joden, die den kinderen hun namen gaven als zij besneden werden, Gen. 21:3. Jes. 8:1. Luk. 2:21, gelijk daarom ook zulks bij ons in den doop geschiedt. verwijsteksten
   
60 καὶ ἀποκριθεῖσα ἡ μήτηρ αὐτοῦ εἶπεν, Οὐχί, ἀλλὰ κληθήσεται Ἰωάννης. 60 En zijn moeder antwoordde en zeide: Niet alzo, maar fhij zal Johannes heten.
f vers 13. verwijsteksten
   
61 καὶ εἶπον πρὸς αὐτὴν ὅτι Οὐδείς ἐστιν ἐν τῇ συγγενείᾳ σου ὃς καλεῖται τῷ ὀνόματι τούτῳ. 61 En zij zeiden tot haar: Er is niemand in uw 61maagschap, die met dien naam genaamd wordt.
61 Of: geslacht.
   
62 ἐνένευον δὲ τῷ πατρὶ αὐτοῦ, τὸ τί ἂν θέλοι καλεῖσθαι αὐτόν. 62 En zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde dat hij genaamd zou worden.
63 καὶ αἰτήσας πινακίδιον ἔγραψε, λέγων, Ἰωάννης ἐστὶ τὸ ὄνομα αὐτοῦ· καὶ ἐθαύμασαν πάντες. 63 En als hij 62een schrijftafeltje geëist had, schreef hij, zeggende: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen.
62 Dit waren tafeltjes of bordjes met was bestreken, waarop men met priemen of griffies schreef.
   
64 ἀνεῴχθη δὲ τὸ στόμα αὐτοῦ παραχρῆμα καὶ ἡ γλῶσσα αὐτοῦ, καὶ ἐλάλει εὐλογῶν τὸν Θεόν. 64 En terstond werd zijn mond geopend en zijn tong losgemaakt; en hij sprak, God 63lovende.
63 Gr. zegenende.
   
65 καὶ ἐγένετο ἐπὶ πάντας φόβος τοὺς περιοικοῦντας αὐτούς· καὶ ἐν ὅλῃ τῇ ὀρεινῇ τῆς Ἰουδαίας διελαλεῖτο πάντα τὰ ῥήματα ταῦτα. 65 En er kwam vrees over allen die rondom hen woonden; en in het gehele gebergte van Judéa werd veel gesproken van al deze 64dingen.
64 Gr. woorden.
   
66 καὶ ἔθεντο πάντες οἱ ἀκούσαντες ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτῶν, λέγοντες, Τί ἄρα τὸ παιδίον τοῦτο ἔσται; καὶ χεὶρ Κυρίου ἦν μετ’ αὐτοῦ. 66 En allen die het hoorden, 65namen het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En 66de hand des Heeren was met hem.
65 Gr. legden het in hun hart, dat is, behielden en overlegden deze dingen zorgvuldiglijk.
66 Dat is, een bijzondere kracht en genade des Heeren.
  
De lofzang van Zacharías
67 Καὶ Ζαχαρίας ὁ πατὴρ αὐτοῦ ἐπλήσθη Πνεύματος Ἁγίου, καὶ προεφήτευσε, λέγων, 67 En Zacharías, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest en profeteerde, zeggende:
68 Εὐλογητὸς Κύριος ὁ Θεὸς τοῦ Ἰσραήλ, ὅτι ἐπεσκέψατο καὶ ἐποίησε λύτρωσιν τῷ λαῷ αὐτοῦ, 68 67Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft 68bezocht en verlossing teweeggebracht Zijnen volke;
67 Gr. Gezegend.
68 Namelijk in genade.
   
69 καὶ ἤγειρε κέρας σωτηρίας ἡμῖν ἐν τῷ οἴκῳ Δαβὶδ τοῦ παιδὸς αὐτοῦ· 69 gEn heeft 69een Hoorn der zaligheid ons opgericht in het huis van David, Zijn knecht;
g Ps. 132:17. verwijsteksten
69 Dat is, een sterken Verlosser, dat is, Christus, gelijk Ps. 132:17. Een gelijkenis genomen van dieren die hoornen hebben, waarmede zij groot geweld doen. verwijsteksten
   
70 καθὼς ἐλάλησε διὰ στόματος τῶν ἁγίων τῶν ἀπ’ αἰῶνος προφητῶν αὐτοῦ· 70 hGelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die 70van het begin der wereld geweest zijn;
h Ps. 72:12. Jes. 40:10. Jer. 23:6; 30:10. Dan. 9:27. verwijsteksten
70 Gr. van de eeuw, dat is, van dat de eeuw of wereld geweest is.
   
71 σωτηρίαν ἐξ ἐχθρῶν ἡμῶν, καὶ ἐκ χειρὸς πάντων τῶν μισούντων ἡμᾶς· 71 Namelijk een verlossing van onze vijanden en van de hand van al degenen die ons haten;
72 ποιῆσαι ἔλεος μετὰ τῶν πατέρων ἡμῶν, καὶ μνησθῆναι διαθήκης ἁγίας αὐτοῦ, 72 Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en 71gedachtig ware aan Zijn heilig verbond,
71 Dat is, metterdaad betoonde dat Hij gedachtig ware.
   
73 ὅρκον ὃν ὤμοσε πρὸς Ἀβραὰμ τὸν πατέρα ἡμῶν, τοῦ δοῦναι ἡμῖν, 73 iEn 72aan den eed dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven,
i Gen. 22:16. Ps. 105:9. Jer. 31:33. Hebr. 6:13, 17. verwijsteksten
72 Gr. den eed; hetwelk sommigen uitleggen: volgens den eed, of: om den eed.
   
74 ἀφόβως, ἐκ χειρὸς τῶν ἐχθρῶν ἡμῶν ῥυσθέντας, λατρεύειν αὐτῷ 74 kDat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vrees,
k Hebr. 9:14. verwijsteksten
   
75 ἐν ὁσιότητι καὶ δικαιοσύνῃ ἐνώπιον αὐτοῦ πάσας τὰς ἡμέρας τῆς ζωῆς ἡμῶν. 75 lIn heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens.
l 1 Petr. 1:15. verwijsteksten
   
76 καὶ σύ, παιδίον, προφήτης ὑψίστου κληθήσῃ· προπορεύσῃ γὰρ πρὸ προσώπου Κυρίου ἑτοιμάσαι ὁδοὺς αὐτοῦ· 76 mEn gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht 73des Heeren vooruitgaan, om Zijn wegen te bereiden;
m vers 17. Mal. 4:5. verwijsteksten
73 Namelijk van den Messias, Jezus Christus. Zie Matth. 3:3. verwijsteksten
   
77 τοῦ δοῦναι γνῶσιν σωτηρίας τῷ λαῷ αὐτοῦ ἐν ἀφέσει ἁμαρτιῶν αὐτῶν, 77 nOm Zijn volk kennis der zaligheid te geven, 74in vergeving hunner zonden,
n Luk. 3:3. verwijsteksten
74 Of: tot, met.
   
78 διὰ σπλάγχνα ἐλέους Θεοῦ ἡμῶν, ἐν οἷς ἐπεσκέψατο ἡμᾶς ἀνατολὴ ἐξ ὕψους, 78 Door de 75innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft 76de oOpgang uit de hoogte;
75 Gr. ingewanden der barmhartigheid. Een gelijkenis genomen van de mensen, welker ingewanden beroerd worden als het hart sterkelijk met barmhartigheid ontstoken wordt, Gen. 43:30. 1 Kon. 3:26. verwijsteksten
76 Daarmede wordt de Messias betekend, omdat Hij genaamd wordt een Ster uit Jakob opgaande, Num. 24:17, en de Zon der gerechtigheid, Mal. 4:2. Anders betekent het Griekse woord ook een opgaande scheut of spruit, gelijk de Messias alzo genaamd wordt, Jer. 23:5. Zach. 3:8; 6:12, maar het volgende vers toont dat het hier in de eerste betekenis bekwamelijker genomen wordt. verwijsteksten
o Mal. 4:2. verwijsteksten
   
79 ἐπιφᾶναι τοῖς ἐν σκότει καὶ σκιᾷ θανάτου καθημένοις, τοῦ κατευθῦναι τοὺς πόδας ἡμῶν εἰς ὁδὸν εἰρήνης. 79 pOm te 77verschijnen dengenen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op den weg des vredes.
p Jes. 9:1; 42:7; 43:8; 49:9; 60:1. verwijsteksten
77 Of: verlichten.
   
80 Τὸ δὲ παιδίον ηὔξανε καὶ ἐκραταιοῦτο πνεύματι, καὶ ἦν ἐν ταῖς ἐρήμοις ἕως ἡμέρας ἀναδείξεως αὐτοῦ πρὸς τὸν Ἰσραήλ. 80 qEn het kindeken wies op en werd gesterkt 78in den geest, en was in de woestijnen tot den dag 79zijner vertoning aan Israël.
q Luk. 2:40. verwijsteksten
78 Of: door den Geest, dat is, door de werking des Heiligen Geestes.
79 Dat is, dat hij tevoorschijn is gekomen, om onder de Israëlieten zijn ambt te bedienen en uit te voeren. Zie de aantt. Matth. 3:1. verwijsteksten

Einde Lukas 1