Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Markus 15 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Markus 15

 Voor Pilatus
1 Καὶ εὐθέως ἐπὶ τὸ πρωῒ συμβούλιον ποιήσαντες οἱ ἀρχιερεῖς μετὰ τῶν πρεσβυτέρων καὶ γραμματέων, καὶ ὅλον τὸ συνέδριον, δήσαντες τὸν Ἰησοῦν ἀπήνεγκαν καὶ παρέδωκαν τῷ Πιλάτῳ. 1 EN aterstond des morgens vroeg hielden de overpriesters tezamen raad met de ouderlingen en schriftgeleerden en den gehelen Raad; en Jezus gebonden hebbende, brachten zij Hem heen en gaven Hem baan Pilatus over. a Ps. 2:2. Matth. 27:1. Luk. 22:66; 23:1. Joh. 18:28. b Hand. 3:13. verwijsteksten
2 καὶ ἐπηρώτησεν αὐτὸν ὁ Πιλάτος, Σὺ εἶ ὁ βασιλεὺς τῶν Ἰουδαίων; ὁ δὲ ἀποκριθεὶς εἶπεν αὐτῷ, Σὺ λέγεις. 2 cEn Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende zeide tot hem: Gij zegt het. c Matth. 27:11. Luk. 23:3. Joh. 18:33. verwijsteksten
3 καὶ κατηγόρουν αὐτοῦ οἱ ἀρχιερεῖς *πολλά· αὐτὸς δὲ οὐδὲν ἀπεκρίνατο.
* πολλά· αὐτὸς δὲ οὐδὲν ἀπεκρίνατο B-edd, Sc | πολλά St, B-edd, Elz, M
3 En de overpriesters beschuldigden Hem van vele zaken; maar Hij antwoordde niets.
4 ὁ δὲ Πιλάτος πάλιν ἐπηρώτησεν αὐτόν, λέγων, Οὐκ ἀποκρίνῃ οὐδέν; ἴδε, πόσα σου καταμαρτυροῦσιν. 4 dEn Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt Gij niets? Zie hoevele zaken zij tegen U getuigen. d Matth. 27:13. Joh. 19:10. verwijsteksten
5 ὁ δὲ Ἰησοῦς οὐκέτι οὐδὲν ἀπεκρίθη, ὥστε θαυμάζειν τὸν Πιλάτον. 5 En Jezus heeft niets meer geantwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.
6 Κατὰ δὲ ἑορτὴν ἀπέλυεν αὐτοῖς ἕνα δέσμιον, ὅνπερ ᾐτοῦντο. 6 eEn op het feest liet hij hun één gevangene los, wien zij ook begeerden. e Matth. 27:15. Luk. 23:17. Joh. 18:39. verwijsteksten
7 ἦν δὲ ὁ λεγόμενος Βαραββᾶς μετὰ τῶν συστασιαστῶν δεδεμένος, οἵτινες ἐν τῇ στάσει φόνον πεποιήκεισαν. 7 fEn er was een, genaamd Barábbas, gevangen met andere medeoproermakers, die in het oproer een doodslag gedaan had. f Matth. 27:16. Luk. 23:19. Joh. 18:40. verwijsteksten
8 καὶ ἀναβοήσας ὁ ὄχλος ἤρξατο αἰτεῖσθαι καθὼς ἀεὶ ἐποίει αὐτοῖς. 8 En de schare riep uit en begon te begeren dat hij deed gelijk hij hun altijd gedaan had.
9 ὁ δὲ Πιλάτος ἀπεκρίθη αὐτοῖς, λέγων, Θέλετε ἀπολύσω ὑμῖν τὸν βασιλέα τῶν Ἰουδαίων; 9 En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij dat ik u den Koning der Joden loslaat?
10 (ἐγίνωσκε γὰρ ὅτι διὰ φθόνον παραδεδώκεισαν αὐτὸν οἱ ἀρχιερεῖς.) 10 (Want hij wist dat Hem de overpriesters door nijd overgeleverd hadden.)
11 οἱ δὲ ἀρχιερεῖς ἀνέσεισαν τὸν ὄχλον, ἵνα μᾶλλον τὸν Βαραββᾶν ἀπολύσῃ αὐτοῖς. 11 gMaar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Barábbas zou loslaten. g Matth. 27:20. Luk. 23:18. Joh. 18:40. Hand. 3:14. verwijsteksten
12 ὁ δὲ Πιλάτος ἀποκριθεὶς πάλιν εἶπεν αὐτοῖς, Τί οὖν θέλετε ποιήσω ὃν λέγετε βασιλέα τῶν Ἰουδαίων; 12 En Pilatus antwoordende zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan dat ik met Hem doen zal, Dien gij een Koning der Joden noemt?
13 οἱ δὲ πάλιν ἔκραξαν, Σταύρωσον αὐτόν. 13 En zij riepen wederom: Kruis Hem.
14 ὁ δὲ Πιλάτος ἔλεγεν αὐτοῖς, Τί γὰρ κακὸν ἐποίησεν; οἱ δὲ περισσοτέρως ἔκραξαν, Σταύρωσον αὐτόν. 14 Doch Pilatus zeide tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer: Kruis Hem.
15 ὁ δὲ Πιλάτος βουλόμενος τῷ ὄχλῳ τὸ ἱκανὸν ποιῆσαι, ἀπέλυσεν αὐτοῖς τὸν Βαραββᾶν· καὶ παρέδωκε τὸν Ἰησοῦν, φραγελλώσας, ἵνα σταυρωθῇ. 15 hPilatus nu, willende de schare genoegdoen, heeft hun Barábbas losgelaten, en gaf Jezus over, als hij Hem gegeseld had, om gekruist te worden. h Matth. 27:26. Joh. 19:1. verwijsteksten
  
Jezus bespot en weggeleid
16 Οἱ δὲ στρατιῶται ἀπήγαγον αὐτὸν ἔσω τῆς αὐλῆς, ὅ ἐστι πραιτώριον, καὶ συγκαλοῦσιν ὅλην τὴν σπεῖραν. 16 iEn de krijgsknechten leidden Hem binnen in de zaal, welke is het rechthuis, en riepen de ganse bende tezamen; i Matth. 27:27. Joh. 19:2. verwijsteksten
17 καὶ ἐνδύουσιν αὐτὸν πορφύραν, καὶ περιτιθέασιν αὐτῷ πλέξαντες ἀκάνθινον στέφανον, 17 En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon gevlochten hebbende, zetten Hem die op;
18 καὶ ἤρξαντο ἀσπάζεσθαι αὐτόν, Χαῖρε, βασιλεῦ τῶν Ἰουδαίων· 18 En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden.
19 καὶ ἔτυπτον αὐτοῦ τὴν κεφαλὴν καλάμῳ, καὶ ἐνέπτυον αὐτῷ, καὶ τιθέντες τὰ γόνατα προσεκύνουν αὐτῷ. 19 En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieën aanbaden Hem.
20 καὶ ὅτε ἐνέπαιξαν αὐτῷ, ἐξέδυσαν αὐτὸν τὴν πορφύραν, καὶ ἐνέδυσαν αὐτὸν τὰ ἱμάτια τὰ ἴδια. Καὶ ἐξάγουσιν αὐτὸν ἵνα σταυρώσωσιν αὐτόν. 20 En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af en deden Hem Zijn eigen klederen aan en leidden Hem uit om Hem te kruisigen.
21 καὶ ἀγγαρεύουσι παράγοντά τινα Σίμωνα Κυρηναῖον, ἐρχόμενον ἀπ’ ἀγροῦ, τὸν πατέρα Ἀλεξάνδρου καὶ Ῥούφου, ἵνα ἄρῃ τὸν σταυρὸν αὐτοῦ. 21 kEn zij dwongen enen Simon van Cyréne, die daar voorbijging, komende van den akker, den vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg. k Matth. 27:32. Luk. 23:26. verwijsteksten
  
Golgotha
22 καὶ φέρουσιν αὐτὸν ἐπὶ Γολγοθᾶ τόπον, ὅ ἐστι μεθερμηνευόμενον, κρανίου τόπος. 22 lEn zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats. l Matth. 27:33. Luk. 23:33. Joh. 19:17. verwijsteksten
23 καὶ ἐδίδουν αὐτῷ πιεῖν ἐσμυρνισμένον οἶνον· ὁ δὲ οὐκ ἔλαβε. 23 En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam dien niet.
24 καὶ σταυρώσαντες αὐτόν, διεμέριζον τὰ ἱμάτια αὐτοῦ, βάλλοντες κλῆρον ἐπ’ αὐτά, τίς τί ἄρῃ. 24 mEn als zij Hem gekruisigd hadden, nverdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou. m Matth. 27:35. Luk. 23:34. Joh. 19:23. n Ps. 22:19. verwijsteksten
25 ἦν δὲ ὥρα τρίτη, καὶ ἐσταύρωσαν αὐτόν. 25 En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.
26 καὶ ἦν ἡ ἐπιγραφὴ τῆς αἰτίας αὐτοῦ ἐπιγεγραμμένη, Ὁ βασιλεὺς τῶν Ἰουδαίων. 26 oEn het opschrift Zijner beschuldiging was boven Hem geschreven: DE KONING DER JODEN. o Matth. 27:37. Luk. 23:38. Joh. 19:19. verwijsteksten
27 καὶ σὺν αὐτῷ σταυροῦσι δύο λῃστάς, ἕνα ἐκ δεξιῶν καὶ ἕνα ἐξ εὐωνύμων αὐτοῦ. 27 En zij kruisigden met Hem twee moordenaars, een aan Zijn rechter- en een aan Zijn linkerzijde.
28 καὶ ἐπληρώθη ἡ γραφὴ ἡ λέγουσα, Καὶ μετὰ ἀνόμων ἐλογίσθη. 28 pEn de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Hij is met de misdadigen gerekend. p Jes. 53:12. Luk. 22:37. verwijsteksten
29 καὶ οἱ παραπορευόμενοι ἐβλασφήμουν αὐτόν, κινοῦντες τὰς κεφαλὰς αὐτῶν, καὶ λέγοντες, Οὐά, ὁ καταλύων τὸν ναόν, καὶ ἐν τρισὶν ἡμέραις οἰκοδομῶν, 29 qEn die voorbijgingen lasterden Hem, schuddende hun hoofden, en zeggende: Ha, rGij Die den tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, q Ps. 22:8; 69:21; 109:25. Matth. 27:39. Luk. 23:35. r Joh. 2:19. verwijsteksten
30 σῶσον σεαυτόν, καὶ κατάβα ἀπὸ τοῦ σταυροῦ. 30 Behoud Uzelven en kom af van het kruis.
31 ὁμοίως δὲ καὶ οἱ ἀρχιερεῖς ἐμπαίζοντες πρὸς ἀλλήλους μετὰ τῶν γραμματέων ἔλεγον, Ἄλλους ἔσωσεν, ἑαυτὸν οὐ δύναται σῶσαι. 31 En insgelijks ook de overpriesters met de schriftgeleerden zeiden tot elkander, al spottende: Hij heeft anderen verlost; Zichzelven kan Hij niet verlossen.
32 ὁ Χριστὸς ὁ βασιλεὺς τοῦ Ἰσραὴλ καταβάτω νῦν ἀπὸ τοῦ σταυροῦ, ἵνα ἴδωμεν καὶ πιστεύσωμεν. καὶ οἱ συνεσταυρωμένοι αὐτῷ ὠνείδιζον αὐτόν. 32 De Christus, de Koning Israëls, kome nu af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen. Ook die met Hem gekruist waren, smaadden Hem.
33 Γενομένης δὲ ὥρας ἕκτης, σκότος ἐγένετο ἐφ’ ὅλην τὴν γῆν ἕως ὥρας ἐννάτης. 33 sEn als de zesde ure gekomen was, werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe. s Matth. 27:45. Luk. 23:44. verwijsteksten
34 καὶ τῇ ὥρᾳ τῇ ἐννάτῃ ἐβόησεν ὁ Ἰησοῦς φωνῇ μεγάλῃ, λέγων, Ἐλωΐ, Ἐλωΐ, λαμμᾶ σαβαχθανί; ὅ ἐστι μεθερμηνευόμενον, Ὁ Θεός μου, ὁ Θεός μου, εἰς τί με ἐγκατέλιπες; 34 En te negender ure riep Jezus met grote stem, zeggende: tELOÏ, ELOÏ, LAMMA SABACHTHANI? Hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? t Ps. 22:2. Matth. 27:46. verwijsteksten
35 καί τινες τῶν παρεστηκότων ἀκούσαντες ἔλεγον, Ἰδού, Ἠλίαν φωνεῖ. 35 En sommigen van die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Zie, Hij roept Elía.
36 δραμὼν δὲ εἷς, καὶ γεμίσας σπόγγον ὄξους, περιθείς τε καλάμῳ, ἐπότιζεν αὐτόν, λέγων, Ἄφετε, ἴδωμεν εἰ ἔρχεται Ἠλίας καθελεῖν αὐτόν. 36 vEn er liep een en vulde een spons met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil; laat ons zien of Elía komt om Hem af te nemen. v Ps. 69:22. Joh. 19:29. verwijsteksten
37 ὁ δὲ Ἰησοῦς ἀφεὶς φωνὴν μεγάλην ἐξέπνευσε. 37 En Jezus een grote stem van Zich gegeven hebbende, gaf den geest.
38 καὶ τὸ καταπέτασμα τοῦ ναοῦ ἐσχίσθη εἰς δύο ἀπὸ ἄνωθεν ἕως κάτω. 38 xEn het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden. x 2 Kron. 3:14. Matth. 27:51. Luk. 23:45. verwijsteksten
39 ἰδὼν δὲ ὁ κεντυρίων ὁ παρεστηκὼς ἐξ ἐναντίας αὐτοῦ ὅτι οὕτω κράξας ἐξέπνευσεν, εἶπεν, Ἀληθῶς ὁ ἄνθρωπος οὗτος Υἱὸς ἦν Θεοῦ. 39 yEn de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende dat Hij alzo roepende den geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon. y Matth. 27:54. Luk. 23:47. verwijsteksten
40 ἦσαν δὲ καὶ γυναῖκες ἀπὸ μακρόθεν θεωροῦσαι, ἐν αἷς ἦν καὶ Μαρία ἡ Μαγδαληνή, καὶ Μαρία ἡ τοῦ Ἰακώβου τοῦ μικροῦ καὶ Ἰωσῆ μήτηρ, καὶ Σαλώμη, 40 zEn er waren ook vrouwen avan verre dit aanschouwende, onder welke ook was Maria Magdaléna, en Maria, de moeder van Jakobus den kleine en van Joses, en Salome; z Matth. 27:55. Luk. 23:49. a Ps. 38:12. verwijsteksten
41 αἳ καί, ὅτε ἦν ἐν τῇ Γαλιλαίᾳ, ἠκολούθουν αὐτῷ, καὶ διηκόνουν αὐτῷ, καὶ ἄλλαι πολλαὶ αἱ συναναβᾶσαι αὐτῷ εἰς Ἱεροσόλυμα. 41 Welke ook, toen Hij in Galiléa was, Hem waren gevolgd en bHem gediend hadden; en vele andere vrouwen, die met Hem naar Jeruzalem opgekomen waren. b Luk. 8:2, 3. verwijsteksten
  
De begrafenis
42 Καὶ ἤδη ὀψίας γενομένης, ἐπεὶ ἦν Παρασκευή, ὅ ἐστι προσάββατον, 42 cEn als het nu avond was geworden, dewijl het de voorbereiding was, welke is de voorsabbat, c Matth. 27:57. Luk. 23:50. Joh. 19:38. verwijsteksten
43 ἦλθεν Ἰωσὴφ ὁ ἀπὸ Ἀριμαθαίας, εὐσχήμων βουλευτής, ὃς καὶ αὐτὸς ἦν προσδεχόμενος τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ· τολμήσας εἰσῆλθε πρὸς Πιλάτον, καὶ ᾐτήσατο τὸ σῶμα τοῦ Ἰησοῦ. 43 Kwam Jozef, die van Arimathéa was, een eerlijk raadsheer, die ook zelf het Koninkrijk Gods was verwachtende, en zich verstoutende, ging hij in tot Pilatus en begeerde het lichaam van Jezus.
44 ὁ δὲ Πιλάτος ἐθαύμασεν εἰ ἤδη τέθνηκε· καὶ προσκαλεσάμενος τὸν κεντυρίωνα, ἐπηρώτησεν αὐτὸν εἰ πάλαι ἀπέθανε. 44 En Pilatus verwonderde zich dat Hij alrede gestorven was; en den hoofdman over honderd tot zich geroepen hebbende, vraagde hem of Hij lang gestorven was.
45 καὶ γνοὺς ἀπὸ τοῦ κεντυρίωνος, ἐδωρήσατο τὸ σῶμα τῷ Ἰωσήφ. 45 En als hij het van den hoofdman over honderd verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam.
46 καὶ ἀγοράσας σινδόνα, καὶ καθελὼν αὐτόν, ἐνείλησε τῇ σινδόνι, καὶ κατέθηκεν αὐτὸν ἐν μνημείῳ, ὃ ἦν λελατομημένον ἐκ πέτρας· καὶ προσεκύλισε λίθον ἐπὶ τὴν θύραν τοῦ μνημείου. 46 En hij kocht fijn lijnwaad, en Hem afgenomen hebbende, wond Hem in dat fijne lijnwaad, en dlegde Hem in een graf, hetwelk uit een steenrots gehouwen was; en hij wentelde een steen tegen de deur des grafs. d Matth. 12:40; 26:12; 27:60. Luk. 23:53. verwijsteksten
47 ἡ δὲ Μαρία ἡ Μαγδαληνὴ καὶ Μαρία Ἰωσῆ ἐθεώρουν ποῦ τίθεται. 47 En Maria Magdaléna en Maria, de moeder van Joses, aanschouwden waar Hij gelegd werd.

Einde Markus 15