Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Markus 11 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Markus 11

 De intocht in Jeruzalem
1 Καὶ ὅτε ἐγγίζουσιν εἰς Ἱερουσαλήμ, εἰς Βηθφαγὴ καὶ Βηθανίαν, πρὸς τὸ ὄρος τῶν ἐλαιῶν, ἀποστέλλει δύο τῶν μαθητῶν αὐτοῦ, 1 ENa toen zij Jeruzalem genaakten, te Bethfagé en Bethanië aan den Olijfberg, zond Hij twee van Zijn discipelen uit, a Matth. 21:1. Luk. 19:29. verwijsteksten
2 καὶ λέγει αὐτοῖς, Ὑπάγετε εἰς τὴν κώμην τὴν κατέναντι ὑμῶν· καὶ εὐθέως εἰσπορευόμενοι εἰς αὐτὴν εὑρήσετε πῶλον δεδεμένον, ἐφ’ ὃν οὐδεὶς ἀνθρώπων κεκάθικε· λύσαντες αὐτὸν ἀγάγετε. 2 En zeide tot hen: Gaat heen in het vlek dat tegen u over is; en terstond als gij in hetzelve komt, zult gij vinden een veulen gebonden, op hetwelk geen mens gezeten heeft; ontbindt het en brengt het.
3 καὶ ἐάν τις ὑμῖν εἴπῃ, Τί ποιεῖτε τοῦτο; εἴπατε ὅτι Ὁ Κύριος αὐτοῦ χρείαν ἔχει· καὶ εὐθέως αὐτὸν ἀποστελεῖ ὧδε. 3 En indien iemand tot u zegt: Waarom doet gij dat? zo zegt dat de Heere hetzelve van node heeft, en hij zal het terstond herwaarts zenden.
4 ἀπῆλθον δὲ καὶ εὗρον τὸν πῶλον δεδεμένον πρὸς τὴν θύραν ἔξω ἐπὶ τοῦ ἀμφόδου, καὶ λύουσιν αὐτόν. 4 En zij gingen heen en vonden het veulen gebonden bij de deur, buiten aan de wegscheiding, en zij ontbonden hetzelve.
5 καί τινες τῶν ἐκεῖ ἑστηκότων ἔλεγον αὐτοῖς, Τί ποιεῖτε λύοντες τὸν πῶλον; 5 En sommigen van degenen die aldaar stonden, zeiden tot hen: Wat doet gij, dat gij het veulen ontbindt?
6 οἱ δὲ εἶπον αὐτοῖς καθὼς ἐνετείλατο ὁ Ἰησοῦς· καὶ ἀφῆκαν αὐτούς. 6 Doch zij zeiden tot hen gelijk Jezus bevolen had; en zij lieten hen gaan.
7 καὶ ἤγαγον τὸν πῶλον πρὸς τὸν Ἰησοῦν, καὶ ἐπέβαλον αὐτῷ τὰ ἱμάτια αὐτῶν, καὶ ἐκάθισεν ἐπ’ αὐτῷ. 7 En zij brachten bhet veulen tot Jezus en wierpen chun klederen daarop; en Hij zat op hetzelve. b Joh. 12:14. c 2 Kon. 9:13. verwijsteksten
8 πολλοὶ δὲ τὰ ἱμάτια αὐτῶν ἔστρωσαν εἰς τὴν ὁδόν· ἄλλοι δὲ στοιβάδας ἔκοπτον ἐκ τῶν δένδρων, καὶ ἐστρώννυον εἰς τὴν ὁδόν. 8 En velen spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen meien van de bomen en spreidden ze op den weg.
9 καὶ οἱ προάγοντες καὶ οἱ ἀκολουθοῦντες ἔκραζον, λέγοντες, Ὡσαννά· εὐλογημένος ὁ ἐρχόμενος ἐν ὀνόματι Κυρίου· 9 En die voorgingen en die volgden riepen, zeggende: Hosanna! dGezegend is Hij Die komt in den Naam des Heeren! d Ps. 118:26. verwijsteksten
10 εὐλογημένη ἡ ἐρχομένη βασιλεία ἐν ὀνόματι Κυρίου τοῦ πατρὸς ἡμῶν Δαβίδ· Ὡσαννὰ ἐν τοῖς ὑψίστοις. 10 Gezegend zij het Koninkrijk van onzen vader David, hetwelk komt in den Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen!
11 Καὶ εἰσῆλθεν εἰς Ἱεροσόλυμα ὁ Ἰησοῦς, καὶ εἰς τὸ ἱερόν· καὶ περιβλεψάμενος πάντα, ὀψίας ἤδη οὔσης τῆς ὥρας, ἐξῆλθεν εἰς Βηθανίαν μετὰ τῶν δώδεκα. 11 eEn Jezus kwam binnen Jeruzalem en in den tempel; en als Hij alles rondom bezien had, en het nu avondstond was, ging Hij uit naar Bethanië met de twaalve. e Matth. 21:12, 14. Luk. 19:45. Joh. 2:14. verwijsteksten
  
De vijgenboom vervloekt
12 Καὶ τῇ ἐπαύριον ἐξελθόντων αὐτῶν ἀπὸ Βηθανίας, ἐπείνασε. 12 fEn des anderen daags, als zij uit Bethanië gingen, hongerde Hem. f Matth. 21:18. verwijsteksten
13 καὶ ἰδὼν συκῆν μακρόθεν, ἔχουσαν φύλλα, ἦλθεν εἰ ἄρα εὑρήσει τι ἐν αὐτῇ· καὶ ἐλθὼν ἐπ’ αὐτήν, οὐδὲν εὗρεν εἰ μὴ φύλλα· οὐ γὰρ ἦν καιρὸς σύκων. 13 En ziende van verre een vijgenboom die bladeren had, ging Hij om te zien of Hij ook iets op denzelven zou vinden; en daarbij gekomen zijnde, vond Hij niets dan bladeren; want het was de tijd der vijgen niet.
14 καὶ ἀποκριθεὶς ὁ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτῇ, Μηκέτι ἐκ σοῦ εἰς τὸν αἰῶνα *μηδεὶς καρπὸν φάγοι. καὶ ἤκουον οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ.
* μηδεὶς St, B-edd, Sc, M | οὐδεὶς B-edd, Elz
14 En Jezus antwoordende zeide tot denzelven: Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid. En Zijn discipelen hoorden het.
  
De tempelreiniging
15 Καὶ ἔρχονται εἰς Ἱεροσόλυμα· καὶ εἰσελθὼν ὁ Ἰησοῦς εἰς τὸ ἱερὸν ἤρξατο ἐκβάλλειν τοὺς πωλοῦντας καὶ ἀγοράζοντας ἐν τῷ ἱερῷ· καὶ τὰς τραπέζας τῶν κολλυβιστῶν, καὶ τὰς καθέδρας τῶν πωλούντων τὰς περιστερὰς κατέστρεψε· 15 En zij kwamen te Jeruzalem; gen Jezus in den tempel gegaan zijnde, begon degenen die in den tempel verkochten en kochten, uit te drijven; en de tafels der wisselaars en de zitstoelen dergenen die de duiven verkochten, keerde Hij om; g Matth. 21:12. Luk. 19:45. Joh. 2:14. verwijsteksten
16 καὶ οὐκ ἤφιεν ἵνα τις διενέγκῃ σκεῦος διὰ τοῦ ἱεροῦ. 16 En liet niet toe dat iemand enig vat door den tempel droeg.
17 καὶ ἐδίδασκε, λέγων αὐτοῖς, Οὐ γέγραπται ὅτι Ὁ οἶκός μου οἶκος προσευχῆς κληθήσεται πᾶσι τοῖς ἔθνεσιν; ὑμεῖς δὲ ἐποιήσατε αὐτὸν σπήλαιον λῃστῶν. 17 hEn Hij leerde, zeggende tot hen: Is er niet geschreven: iMijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden allen volken? kMaar gij hebt dat tot een kuil der moordenaars gemaakt. h Matth. 21:13. Luk. 19:46. i 1 Kon. 8:29. Jes. 56:7. k Jer. 7:11. verwijsteksten
18 καὶ ἤκουσαν οἱ γραμματεῖς καὶ οἱ ἀρχιερεῖς, καὶ ἐζήτουν πῶς αὐτὸν ἀπολέσουσιν· ἐφοβοῦντο γὰρ αὐτόν, ὅτι πᾶς ὁ ὄχλος ἐξεπλήσσετο ἐπὶ τῇ διδαχῇ αὐτοῦ. 18 En de schriftgeleerden en overpriesters hoorden dat, en lzochten hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden Hem, omdat de ganse schare ontzet was over Zijn leer. l Joh. 7:19. verwijsteksten
19 Καὶ ὅτε ὀψὲ ἐγένετο, ἐξεπορεύετο ἔξω τῆς πόλεως. 19 En als het nu laat geworden was, ging Hij uit buiten de stad.
  
De vijgenboom verdord
20 Καὶ πρωῒ παραπορευόμενοι, εἶδον τὴν συκῆν ἐξηραμμένην ἐκ ῥιζῶν. 20 En des morgens vroeg voorbijgaande, zagen zij dat de vijgenboom verdord was van de wortels af.
21 καὶ ἀναμνησθεὶς ὁ Πέτρος λέγει αὐτῷ, Ῥαββί, ἴδε, ἡ συκῆ ἣν κατηράσω ἐξήρανται. 21 En Petrus zulks indachtig geworden zijnde, zeide tot Hem: Rabbi, zie, de vijgenboom dien Gij vervloekt hebt, is verdord.
22 καὶ ἀποκριθεὶς Ἰησοῦς λέγει αὐτοῖς, Ἔχετε πίστιν Θεοῦ. 22 En Jezus antwoordende zeide tot hen: Hebt geloof op God.
23 ἀμὴν γὰρ λέγω ὑμῖν ὅτι ὃς ἂν εἴπῃ τῷ ὄρει τούτῳ, Ἄρθητι, καὶ βλήθητι εἰς τὴν θάλασσαν, καὶ μὴ διακριθῇ ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτοῦ, ἀλλὰ πιστεύσῃ ὅτι ἃ λέγει γίνεται· ἔσται αὐτῷ ὃ ἐὰν εἴπῃ. 23 mWant voorwaar zeg Ik u, dat zo wie tot dezen berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat hetgeen hij zegt geschieden zal, het zal hem geworden zo wat hij zegt. m Matth. 17:20; 21:21. Luk. 17:6. verwijsteksten
24 διὰ τοῦτο λέγω ὑμῖν, Πάντα ὅσα ἂν προσευχόμενοι αἰτεῖσθε, πιστεύετε ὅτι λαμβάνετε, καὶ ἔσται ὑμῖν. 24 Daarom zeg Ik u: nAlle dingen die gij biddende begeert, gelooft dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden. n Jer. 29:12. Matth. 7:7. Luk. 11:9. Joh. 14:13; 15:7; 16:24. Jak. 1:5, 6. 1 Joh. 3:22; 5:14. verwijsteksten
25 καὶ ὅταν στήκητε προσευχόμενοι, ἀφίετε εἴ τι ἔχετε κατά τινος· ἵνα καὶ ὁ Πατὴρ ὑμῶν ὁ ἐν τοῖς οὐρανοῖς ἀφῇ ὑμῖν τὰ παραπτώματα ὑμῶν. 25 En wanneer gij staat om te bidden, overgeeft indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, ulieden uw misdaden vergeve. o Matth. 6:14. Kol. 3:13. verwijsteksten
26 εἰ δὲ ὑμεῖς οὐκ ἀφίετε, οὐδὲ ὁ Πατὴρ ὑμῶν ὁ ἐν τοῖς οὐρανοῖς ἀφήσει τὰ παραπτώματα ὑμῶν. 26 pMaar indien gij niet vergeeft, zo zal uw Vader, Die in de hemelen is, ook uw misdaden niet vergeven. p Matth. 18:35. verwijsteksten
  
De vraag naar Jezus’ bevoegdheid
27 Καὶ ἔρχονται πάλιν εἰς Ἱεροσόλυμα· καὶ ἐν τῷ ἱερῷ περιπατοῦντος αὐτοῦ, ἔρχονται πρὸς αὐτὸν οἱ ἀρχιερεῖς καὶ οἱ γραμματεῖς καὶ οἱ πρεσβύτεροι, 27 qEn zij kwamen wederom te Jeruzalem. En als Hij in den tempel wandelde, kwamen tot Hem de overpriesters en de schriftgeleerden en de ouderlingen; q Matth. 21:23. Luk. 20:1. verwijsteksten
28 καὶ λέγουσιν αὐτῷ, Ἐν ποίᾳ ἐξουσίᾳ ταῦτα ποιεῖς; καὶ τίς σοι τὴν ἐξουσίαν ταύτην ἔδωκεν ἵνα ταῦτα ποιῇς; 28 En zeiden tot Hem: rDoor wat macht doet Gij deze dingen? En wie heeft U deze macht gegeven, dat Gij deze dingen doen zoudt? r Ex. 2:14. Hand. 4:7; 7:27. verwijsteksten
29 ὁ δὲ Ἰησοῦς ἀποκριθεὶς εἶπεν αὐτοῖς, Ἐπερωτήσω ὑμᾶς κἀγὼ ἕνα λόγον, καὶ ἀποκρίθητέ μοι, καὶ ἐρῶ ὑμῖν ἐν ποίᾳ ἐξουσίᾳ ταῦτα ποιῶ. 29 Maar Jezus antwoordende zeide tot hen: Ik zal u ook één woord vragen; antwoordt Mij ook, en zo zal Ik u zeggen door wat macht Ik deze dingen doe.
30 τὸ βάπτισμα Ἰωάννου ἐξ οὐρανοῦ ἦν, ἢ ἐξ ἀνθρώπων; ἀποκρίθητέ μοι. 30 De doop van Johannes, was die uit den hemel of uit de mensen? Antwoordt Mij.
31 καὶ ἐλογίζοντο πρὸς ἑαυτούς, λέγοντες, Ἐὰν εἴπωμεν, Ἐξ οὐρανοῦ, ἐρεῖ, Διατί οὖν οὐκ ἐπιστεύσατε αὐτῷ; 31 En zij overlegden onder elkander, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den hemel, zo zal Hij zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd?
32 ἀλλ’ ἐὰν εἴπωμεν, Ἐξ ἀνθρώπων, ἐφοβοῦντο τὸν λαόν· ἅπαντες γὰρ εἶχον τὸν Ἰωάννην, ὅτι ὄντως προφήτης ἦν. 32 Maar indien wij zeggen: Uit de mensen, zo vrezen wij het volk. sWant zij hielden allen van Johannes dat hij waarlijk een profeet was. s Matth. 14:5. Mark. 6:20. verwijsteksten
33 καὶ ἀποκριθέντες λέγουσι τῷ Ἰησοῦ, Οὐκ οἴδαμεν. καὶ ὁ Ἰησοῦς ἀποκριθεὶς λέγει αὐτοῖς, Οὐδὲ ἐγὼ λέγω ὑμῖν ἐν ποίᾳ ἐξουσίᾳ ταῦτα ποιῶ. 33 En antwoordende zeiden zij tot Jezus: Wij weten het niet. En Jezus antwoordende zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet door wat macht Ik deze dingen doe.

Einde Markus 11