Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De opstanding |
1 Ὀψὲ δὲ σαββάτων, τῇ ἐπιφωσκούσῃ εἰς μίαν σαββάτων, ἦλθε Μαρία ἡ Μαγδαληνή, καὶ ἡ ἄλλη Μαρία, θεωρῆσαι τὸν τάφον. | | 1 ENa laat na den sabbat, als het begon te lichten tegen den eersten dag der week, kwam Maria Magdaléna en de andere Maria, om het graf te bezien. a Mark. 16:1. Luk. 24:1. Joh. 20:1. a Mark. 16:1 EN als de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdaléna en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden. Luk. 24:1 EN op den eersten dag
der week, zeer vroeg in den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende de specerijen die zij bereid hadden, en sommigen met haar. Joh. 20:1 EN
op den eersten dag der week ging Maria Magdaléna vroeg, als het nog duister was, naar het graf, en zag den steen van het graf weggenomen. |
2 καὶ ἰδού, σεισμὸς ἐγένετο μέγας· ἄγγελος γὰρ Κυρίου καταβὰς ἐξ οὐρανοῦ, προσελθὼν ἀπεκύλισε τὸν λίθον ἀπὸ τῆς θύρας, καὶ ἐκάθητο ἐπάνω αὐτοῦ. | | 2 En zie, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe en wentelde den steen af van de deur en zat op denzelven. |
3 ἦν δὲ ἡ ἰδέα αὐτοῦ ὡς ἀστραπή, καὶ τὸ ἔνδυμα αὐτοῦ λευκὸν ὡσεὶ χιών. | | 3 En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn bkleding wit gelijk sneeuw. b Dan. 7:9. Hand. 1:10. b Dan. 7:9 Dit zag ik, totdat er tronen gezet werden, en de Oude van dagen Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds als zuivere wol; Zijn troon was vuurvonken, deszelfs raderen een brandend vuur. Hand. 1:10 En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden terwijl Hij heenvoer, zie, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, |
4 ἀπὸ δὲ τοῦ φόβου αὐτοῦ ἐσείσθησαν οἱ τηροῦντες καὶ ἐγένοντο ὡσεὶ νεκροί. | | 4 En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden en werden als doden. |
5 ἀποκριθεὶς δὲ ὁ ἄγγελος εἶπε ταῖς γυναιξί, Μὴ φοβεῖσθε ὑμεῖς· οἶδα γὰρ ὅτι Ἰησοῦν τὸν ἐσταυρωμένον ζητεῖτε. | | 5 Maar de engel antwoordende zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; cwant ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. c Mark. 16:6. Luk. 24:4. c Mark. 16:6 Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd. Gij zoekt Jezus den Nazaréner, Die gekruist was; Hij is opgestaan, Hij is hier niet; ziet de plaats waar zij Hem gelegd hadden. Luk. 24:4 En het geschiedde als zij daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen. |
6 οὐκ ἔστιν ὧδε· ἠγέρθη γάρ, καθὼς εἶπε. δεῦτε, ἴδετε τὸν τόπον ὅπου ἔκειτο ὁ Κύριος. | | 6 Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij dgezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft. d Matth. 16:21; 17:23; 20:19. Mark. 8:31; 9:31; 10:34. Luk. 9:22; 18:33; 24:6. d Matth. 16:21 Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden. Matth. 17:23 En zij zullen Hem doden, en ten derden dage zal Hij opgewekt worden. En zij werden zeer bedroefd. Matth. 20:19 En zij zullen Hem den heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; en ten derden dage zal Hij weder opstaan. Mark. 8:31 En Hij begon hun te leren dat de Zoon des mensen veel moest lijden, en verworpen worden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood worden, en na drie dagen weder opstaan. Mark. 9:31 Want Hij leerde Zijn discipelen en zeide tot hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen, en zij zullen Hem doden; en gedood zijnde, zal Hij ten derden dage weder opstaan. Mark. 10:34 En zij zullen Hem bespotten en Hem geselen en Hem bespuwen en Hem doden; en ten derden dage zal Hij weder opstaan. Luk. 9:22 Zeggende: De Zoon des mensen moet veel lijden, en verworpen worden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood, en ten derden dage opgewekt worden. Luk. 18:33 En Hem gegeseld hebbende, zullen zij Hem doden; en ten derden dage zal Hij weder opstaan. Luk. 24:6 Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Gedenkt hoe Hij tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galiléa was, |
7 καὶ ταχὺ πορευθεῖσαι εἴπατε τοῖς μαθηταῖς αὐτοῦ ὅτι Ἠγέρθη ἀπὸ τῶν νεκρῶν· καὶ ἰδού, προάγει ὑμᾶς εἰς τὴν Γαλιλαίαν· ἐκεῖ αὐτὸν ὄψεσθε· ἰδού, εἶπον ὑμῖν. | | 7 En gaat haastelijk heen, en zegt Zijn discipelen dat Hij opgestaan is van de doden; en zie, Hij gaat u voor naar Galiléa, edaar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het ulieden gezegd. e Matth. 26:32. Mark. 16:7. e Matth. 26:32 Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galiléa. Mark. 16:7 Doch gaat heen, zegt Zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galiléa; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft. |
8 καὶ ἐξελθοῦσαι ταχὺ ἀπὸ τοῦ μνημείου μετὰ φόβου καὶ χαρᾶς μεγάλης, ἔδραμον ἀπαγγεῖλαι τοῖς μαθηταῖς αὐτοῦ. | | 8 fEn haastelijk uitgaande van het graf met vreze en grote blijdschap, liepen zij heen om hetzelve Zijn discipelen te boodschappen. f Mark. 16:8. Joh. 20:18. f Mark. 16:8 En zij haastelijk uitgegaan zijnde, vloden van het graf; en beving en ontzetting had haar bevangen; en zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd. Joh. 20:18 Maria Magdaléna ging en boodschapte den discipelen dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had. |
9 ὡς δὲ ἐπορεύοντο ἀπαγγεῖλαι τοῖς μαθηταῖς αὐτοῦ, καὶ ἰδού, ὁ Ἰησοῦς ἀπήντησεν αὐταῖς, λέγων, Χαίρετε. αἱ δὲ προσελθοῦσαι ἐκράτησαν αὐτοῦ τοὺς πόδας, καὶ προσεκύνησαν αὐτῷ. | | 9 En als zij heengingen om Zijn discipelen te boodschappen, zie, gJezus is haar ontmoet, zeggende: Weest gegroet. En zij tot Hem komende, grepen Zijn voeten en aanbaden Hem. g Mark. 16:9. Joh. 20:14. g Mark. 16:9 En als Jezus opgestaan was des morgens vroeg op den eersten dag
der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdaléna, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had. Joh. 20:14 En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet dat het Jezus was. |
10 τότε λέγει αὐταῖς ὁ Ἰησοῦς· Μὴ φοβεῖσθε· ὑπάγετε, ἀπαγγείλατε τοῖς ἀδελφοῖς μου ἵνα ἀπέλθωσιν εἰς τὴν Γαλιλαίαν, κἀκεῖ με ὄψονται. | | 10 Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat heen, boodschapt Mijn broederen dat zij heengaan naar Galiléa, en haldaar zullen zij Mij zien. h Hand. 1:3; 13:31. 1 Kor. 15:5. h Hand. 1:3 Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, Zichzelven levend vertoond heeft, met vele gewisse kentekenen, veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen die het Koninkrijk Gods aangaan. Hand. 13:31 Welke gezien is geweest, vele dagen lang, van degenen die met Hem opgekomen waren van Galiléa tot Jeruzalem, die Zijn getuigen zijn bij het volk. 1 Kor. 15:5 En dat Hij is van Céfas gezien, daarna van de twaalve. |
| | De leugen van den Groten Raad |
11 Πορευομένων δὲ αὐτῶν, ἰδού, τινὲς τῆς κουστωδίας ἐλθόντες εἰς τὴν πόλιν ἀπήγγειλαν τοῖς ἀρχιερεῦσιν ἅπαντα τὰ γενόμενα. | | 11 En als zij heengingen, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad en boodschapten den overpriesters al de dingen die geschied waren. |
12 καὶ συναχθέντες μετὰ τῶν πρεσβυτέρων, συμβούλιόν τε λαβόντες, ἀργύρια ἱκανὰ ἔδωκαν τοῖς στρατιώταις, | | 12 En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen en tezamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel geld, |
13 λέγοντες, Εἴπατε ὅτι Οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ νυκτὸς ἐλθόντες ἔκλεψαν αὐτὸν ἡμῶν κοιμωμένων. | | 13 En zeiden: Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen en hebben Hem gestolen, als wij sliepen. |
14 καὶ ἐὰν ἀκουσθῇ τοῦτο ἐπὶ τοῦ ἡγεμόνος, ἡμεῖς πείσομεν αὐτόν, καὶ ὑμᾶς ἀμερίμνους ποιήσομεν. | | 14 En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder, wij zullen hem tevredenstellen en maken dat gij zonder zorg zijt. |
15 οἱ δὲ λαβόντες τὰ ἀργύρια ἐποίησαν ὡς ἐδιδάχθησαν. καὶ διεφημίσθη ὁ λόγος οὗτος παρὰ Ἰουδαίοις μέχρι τῆς σήμερον. | | 15 En zij het geld genomen hebbende, deden gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag. |
| | De opdracht aan de discipelen |
16 Οἱ δὲ ἕνδεκα μαθηταὶ ἐπορεύθησαν εἰς τὴν Γαλιλαίαν, εἰς τὸ ὄρος οὗ ἐτάξατο αὐτοῖς ὁ Ἰησοῦς. | | 16 En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galiléa, naar den berg iwaar Jezus hen bescheiden had. i Matth. 26:32. Mark. 14:28. i Matth. 26:32 Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galiléa. Mark. 14:28 Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galiléa. |
17 καὶ ἰδόντες αὐτὸν προσεκύνησαν αὐτῷ· οἱ δὲ ἐδίστασαν. | | 17 En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden. |
18 καὶ προσελθὼν ὁ Ἰησοῦς ἐλάλησεν αὐτοῖς, λέγων, Ἐδόθη μοι πᾶσα ἐξουσία ἐν οὐρανῷ καὶ ἐπὶ γῆς. | | 18 En Jezus bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: kMij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. k Ps. 8:7. Matth. 11:27. Luk. 10:22. Joh. 3:35; 17:2. 1 Kor. 15:27. Ef. 1:22. Hebr. 2:8. k Ps. 8:7 Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet: Matth. 11:27 Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon en dien het de Zoon wil openbaren. Luk. 10:22 Alle dingen zijn Mij van Mijn Vader overgegeven; en niemand weet wie de Zoon is dan de Vader, en wie de Vader is dan de Zoon, en dien het de Zoon zal willen openbaren. Joh. 3:35 De Vader heeft den Zoon lief, en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. Joh. 17:2 Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. 1 Kor. 15:27 Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zo is het openbaar dat Hij uitgenomen wordt Die Hem alle dingen onderworpen heeft. Ef. 1:22 En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; Hebr. 2:8 Alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want daarin dat Hij Hem alle dingen heeft onderworpen, heeft Hij niets uitgelaten dat Hem niet onderworpen zij. Doch nu zien wij nog niet dat Hem alle dingen onderworpen zijn; |
19 πορευθέντες οὖν μαθητεύσατε πάντα τὰ ἔθνη, βαπτίζοντες αὐτοὺς εἰς τὸ ὄνομα τοῦ Πατρὸς καὶ τοῦ Υἱοῦ καὶ τοῦ Ἁγίου Πνεύματος· διδάσκοντες αὐτοὺς τηρεῖν πάντα ὅσα ἐνετειλάμην ὑμῖν· | | 19 lGaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. l Mark. 16:15. Joh. 15:16. l Mark. 16:15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie allen creaturen. Joh. 15:16 Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve; opdat zo wat gij van den Vader begeren zult in Mijn Naam, Hij u dat geve. |
20 καὶ ἰδού, ἐγὼ μεθ’ ὑμῶν εἰμι πάσας τὰς ἡμέρας ἕως τῆς συντελείας τοῦ αἰῶνος. Ἀμήν. | | 20 mEn zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. m Joh. 14:18. m Joh. 14:18 Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u. |