Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Mattheüs 24 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Mattheüs 24

 De tekenen van het einde der wereld
1 Καὶ ἐξελθὼν ὁ Ἰησοῦς ἐπορεύετο ἀπὸ τοῦ ἱεροῦ· καὶ προσῆλθον οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ ἐπιδεῖξαι αὐτῷ τὰς οἰκοδομὰς τοῦ ἱεροῦ. 1 EN aJezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem de gebouwen des tempels te tonen. a Mark. 13:1. Luk. 21:5. verwijsteksten
2 ὁ δὲ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Οὐ βλέπετε πάντα ταῦτα; ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐ μὴ ἀφεθῇ ὧδε λίθος ἐπὶ λίθον, ὃς οὐ μὴ καταλυθήσεται. 2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: bHier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden. b 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44. verwijsteksten
3 Καθημένου δὲ αὐτοῦ ἐπὶ τοῦ ὄρους τῶν ἐλαιῶν, προσῆλθον αὐτῷ οἱ μαθηταὶ κατ’ ἰδίαν, λέγοντες, Εἰπὲ ἡμῖν, πότε ταῦτα ἔσται; καὶ τί τὸ σημεῖον τῆς σῆς παρουσίας, καὶ τῆς συντελείας τοῦ αἰῶνος; 3 cEn als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: dZeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld? c Mark. 13:1, 3. Luk. 21:7. d Hand. 1:6. verwijsteksten
4 καὶ ἀποκριθεὶς ὁ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Βλέπετε, μή τις ὑμᾶς πλανήσῃ. 4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: eZiet toe dat niemand u verleide. e Jer. 29:8. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 2 Thess. 2:3. 1 Joh. 4:1. verwijsteksten
5 πολλοὶ γὰρ ἐλεύσονται ἐπὶ τῷ ὀνόματί μου, λέγοντες, Ἐγώ εἰμι ὁ Χριστός· καὶ πολλοὺς πλανήσουσι. 5 fWant velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden. f Jer. 14:14; 23:25. Joh. 5:43. verwijsteksten
6 μελλήσετε δὲ ἀκούειν πολέμους καὶ ἀκοὰς πολέμων· ὁρᾶτε, μὴ θροεῖσθε· δεῖ γὰρ πάντα γενέσθαι· ἀλλ’ οὔπω ἐστὶ τὸ τέλος. 6 En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet.
7 ἐγερθήσεται γὰρ ἔθνος ἐπὶ ἔθνος, καὶ βασιλεία ἐπὶ βασιλείαν· καὶ ἔσονται λιμοὶ καὶ λοιμοὶ καὶ σεισμοὶ κατὰ τόπους. 7 gWant het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen. g Jes. 19:2. verwijsteksten
8 πάντα δὲ ταῦτα ἀρχὴ ὠδίνων. 8 Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten.
9 τότε παραδώσουσιν ὑμᾶς εἰς θλίψιν, καὶ ἀποκτενοῦσιν ὑμᾶς· καὶ ἔσεσθε μισούμενοι ὑπὸ πάντων *τῶν ἐθνῶν διὰ τὸ ὄνομά μου.
* τῶν ἐθνῶν St-1550, B-edd, Sc, M | ἐθνῶν St-1551, B-edd, Elz
9 hAlsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil. h Matth. 10:17. Luk. 21:11, 12. Joh. 15:20; 16:2. Openb. 2:10. verwijsteksten
10 καὶ τότε σκανδαλισθήσονται πολλοί, καὶ ἀλλήλους παραδώσουσι, καὶ μισήσουσιν ἀλλήλους. 10 En dan zullen er velen geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten.
11 καὶ πολλοὶ ψευδοπροφῆται ἐγερθήσονται, καὶ πλανήσουσι πολλούς. 11 iEn vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden. i 2 Petr. 2:1. verwijsteksten
12 καὶ διὰ τὸ πληθυνθῆναι τὴν ἀνομίαν, ψυγήσεται ἡ ἀγάπη τῶν πολλῶν· 12 En komdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden. k 2 Tim. 3:1, enz. verwijsteksten
13 ὁ δὲ ὑπομείνας εἰς τέλος, οὗτος σωθήσεται. 13 lMaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. l Matth. 10:22. Mark. 13:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10; 3:10. verwijsteksten
14 καὶ κηρυχθήσεται τοῦτο τὸ εὐαγγέλιον τῆς βασιλείας ἐν ὅλῃ τῇ οἰκουμένῃ εἰς μαρτύριον πᾶσι τοῖς ἔθνεσι· καὶ τότε ἥξει τὸ τέλος. 14 En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.
  
De grote verdrukking
15 Ὅταν οὖν ἴδητε τὸ βδέλυγμα τῆς ἐρημώσεως, τὸ ῥηθὲν διὰ Δανιὴλ τοῦ προφήτου, *ἑστὼς ἐν τόπῳ ἁγίῳ (ὁ ἀναγινώσκων νοείτω),
* ἑστὼς St-1551, B, Elz, Sc, M | ἑστὸς St-1550
15 mWanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door nDaniël, den profeet, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop), m Mark. 13:14. Luk. 21:20. n Dan. 9:27. verwijsteksten
16 τότε οἱ ἐν τῇ Ἰουδαίᾳ φευγέτωσαν ἐπὶ τὰ ὄρη· 16 Dat alsdan die in Judéa zijn, vlieden op de bergen;
17 ὁ ἐπὶ τοῦ δώματος μὴ καταβαινέτω ἆραί τι ἐκ τῆς οἰκίας αὐτοῦ· 17 Die op het dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen;
18 καὶ ὁ ἐν τῷ ἀγρῷ μὴ ἐπιστρεψάτω ὀπίσω ἆραι τὰ ἱμάτια αὐτοῦ. 18 En die op den akker is, kere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen.
19 οὐαὶ δὲ ταῖς ἐν γαστρὶ ἐχούσαις καὶ ταῖς θηλαζούσαις ἐν ἐκείναις ταῖς ἡμέραις. 19 Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen.
20 προσεύχεσθε δὲ ἵνα μὴ γένηται ἡ φυγὴ ὑμῶν χειμῶνος, μηδὲ ἐν σαββάτῳ. 20 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch oop een sabbat. o Hand. 1:12. verwijsteksten
21 ἔσται γὰρ τότε θλίψις μεγάλη, οἵα οὐ γέγονεν ἀπ’ ἀρχῆς κόσμου ἕως τοῦ νῦν, οὐδ’ οὐ μὴ γένηται. 21 pWant alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. p Dan. 12:1. verwijsteksten
22 καὶ εἰ μὴ ἐκολοβώθησαν αἱ ἡμέραι ἐκεῖναι, οὐκ ἂν ἐσώθη πᾶσα σάρξ· διὰ δὲ τοὺς ἐκλεκτοὺς κολοβωθήσονται αἱ ἡμέραι ἐκεῖναι. 22 En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.
  
Christus’ wederkomst
23 τότε ἐάν τις ὑμῖν εἴπῃ, Ἰδού, ὧδε ὁ Χριστός, ἢ ὧδε, μὴ πιστεύσητε. 23 Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, qhier is de Christus, of daar, gelooft het niet. q Mark. 13:21. Luk. 21:8. verwijsteksten
24 ἐγερθήσονται γὰρ ψευδόχριστοι καὶ ψευδοπροφῆται, καὶ δώσουσι σημεῖα μεγάλα καὶ τέρατα, ὥστε πλανῆσαι (εἰ δυνατόν) καὶ τοὺς ἐκλεκτούς. 24 rWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. r Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11. verwijsteksten
25 ἰδού, προείρηκα ὑμῖν. 25 Zie, Ik heb het u voorzegd.
26 ἐὰν οὖν εἴπωσιν ὑμῖν, Ἰδού, ἐν τῇ ἐρήμῳ ἐστί, μὴ ἐξέλθητε· Ἰδού, ἐν τοῖς ταμείοις, μὴ πιστεύσητε. 26 sZo zij dan tot u zullen zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; zie, Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet. s Luk. 17:23. verwijsteksten
27 ὥσπερ γὰρ ἡ ἀστραπὴ ἐξέρχεται ἀπὸ ἀνατολῶν καὶ φαίνεται ἕως δυσμῶν, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. 27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen.
28 ὅπου γὰρ ἐὰν ᾖ τὸ πτῶμα, ἐκεῖ συναχθήσονται οἱ ἀετοί. 28 tWant alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden. t Job 39:33. Luk. 17:37. verwijsteksten
29 Εὐθέως δὲ μετὰ τὴν θλίψιν τῶν ἡμερῶν ἐκείνων, ὁ ἥλιος σκοτισθήσεται, καὶ ἡ σελήνη οὐ δώσει τὸ φέγγος αὐτῆς, καὶ οἱ ἀστέρες πεσοῦνται ἀπὸ τοῦ οὐρανοῦ, καὶ αἱ δυνάμεις τῶν οὐρανῶν σαλευθήσονται. 29 En vterstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. v Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Mark. 13:24. Luk. 21:25. verwijsteksten
30 καὶ τότε φανήσεται τὸ σημεῖον τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου ἐν τῷ οὐρανῷ· καὶ τότε κόψονται πᾶσαι αἱ φυλαὶ τῆς γῆς, καὶ ὄψονται τὸν Υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου ἐρχόμενον ἐπὶ τῶν νεφελῶν τοῦ οὐρανοῦ μετὰ δυνάμεως καὶ δόξης πολλῆς. 30 xEn alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde ywenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. x Dan. 7:10. Matth. 16:27; 25:31; 26:64. Mark. 13:26; 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. y Openb. 1:7. verwijsteksten
31 καὶ ἀποστελεῖ τοὺς ἀγγέλους αὐτοῦ μετὰ σάλπιγγος φωνῆς μεγάλης, καὶ ἐπισυνάξουσι τοὺς ἐκλεκτοὺς αὐτοῦ ἐκ τῶν τεσσάρων ἀνέμων, ἀπ’ ἄκρων οὐρανῶν ἕως ἄκρων αὐτῶν. 31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met zeen bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve. z 1 Kor. 15:52. 1 Thess. 4:16. verwijsteksten
  
De uitspruitende vijgenboom
32 Ἀπὸ δὲ τῆς συκῆς μάθετε τὴν παραβολήν· ὅταν ἤδη ὁ κλάδος αὐτῆς γένηται ἁπαλός, καὶ τὰ φύλλα ἐκφύῃ, γινώσκετε ὅτι ἐγγὺς τὸ θέρος· 32 aEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. a Mark. 13:28. Luk. 21:29. verwijsteksten
33 οὕτω καὶ ὑμεῖς, ὅταν ἴδητε πάντα ταῦτα, γινώσκετε ὅτι ἐγγύς ἐστιν ἐπὶ θύραις. 33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat het nabij is, voor de deur.
34 ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐ μὴ παρέλθῃ ἡ γενεὰ αὕτη, ἕως ἂν πάντα ταῦτα γένηται. 34 Voorwaar Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
35 ὁ οὐρανὸς καὶ ἡ γῆ παρελεύσονται, οἱ δὲ λόγοι μου οὐ μὴ παρέλθωσι. 35 bDe hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. b Ps. 102:27. Jes. 51:6. Mark. 13:31. Hebr. 1:11. verwijsteksten
  
Aansporing tot waakzaamheid
36 περὶ δὲ τῆς ἡμέρας ἐκείνης καὶ τῆς ὥρας οὐδεὶς οἶδεν, οὐδὲ οἱ ἄγγελοι τῶν οὐρανῶν, εἰ μὴ ὁ Πατήρ μου μόνος. 36 cDoch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. c Mark. 13:32. Hand. 1:7. verwijsteksten
37 ὥσπερ δὲ αἱ ἡμέραι τοῦ Νῶε, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. 37 dEn gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. d Gen. 6:2. Luk. 17:26. 1 Petr. 3:20. 2 Petr. 2:5. verwijsteksten
38 ὥσπερ γὰρ ἦσαν ἐν ταῖς ἡμέραις ταῖς πρὸ τοῦ κατακλυσμοῦ τρώγοντες καὶ πίνοντες, γαμοῦντες καὶ ἐκγαμίζοντες, ἄχρι ἧς ἡμέρας εἰσῆλθε Νῶε εἰς τὴν κιβωτόν, 38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, etot den dag toe in welken Noach in de ark ging; e Gen. 7:7. verwijsteksten
39 καὶ οὐκ ἔγνωσαν, ἕως ἦλθεν ὁ κατακλυσμὸς καὶ ἦρεν ἅπαντας, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. 39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.
40 τότε δύο ἔσονται ἐν τῷ ἀγρῷ· ὁ εἷς παραλαμβάνεται, καὶ ὁ εἷς ἀφίεται. 40 fAlsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden. f Luk. 17:34. 1 Thess. 4:17. verwijsteksten
41 δύο ἀλήθουσαι ἐν τῷ μύλωνι· μία παραλαμβάνεται, καὶ μία ἀφίεται. 41 Er zullen twee vrouwen malen in den molen, de ene zal aangenomen en de andere zal verlaten worden.
42 γρηγορεῖτε οὖν, ὅτι οὐκ οἴδατε ποίᾳ ὥρᾳ ὁ Κύριος ὑμῶν ἔρχεται. 42 gWaakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal. g Matth. 25:13. Mark. 13:33. Luk. 12:40; 21:36. verwijsteksten
43 ἐκεῖνο δὲ γινώσκετε, ὅτι εἰ ᾔδει ὁ οἰκοδεσπότης ποίᾳ φυλακῇ ὁ κλέπτης ἔρχεται, ἐγρηγόρησεν ἄν, καὶ οὐκ ἂν εἴασε διορυγῆναι τὴν οἰκίαν αὐτοῦ. 43 hMaar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. h Luk. 12:39. 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3; 16:15. verwijsteksten
44 διὰ τοῦτο καὶ ὑμεῖς γίνεσθε ἕτοιμοι· ὅτι ᾗ ὥρᾳ οὐ δοκεῖτε, ὁ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου ἔρχεται. 44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.
45 τίς ἄρα ἐστὶν ὁ πιστὸς δοῦλος καὶ φρόνιμος, ὃν κατέστησεν ὁ κύριος αὐτοῦ ἐπὶ τῆς θεραπείας αὐτοῦ, τοῦ διδόναι αὐτοῖς τὴν τροφὴν ἐν καιρῷ; 45 iWie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft om hunlieden hun voedsel te geven te rechter tijd? i Matth. 25:21. Luk. 12:42. verwijsteksten
46 μακάριος ὁ δοῦλος ἐκεῖνος, ὃν ἐλθὼν ὁ κύριος αὐτοῦ εὑρήσει ποιοῦντα οὕτως. 46 Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.
47 ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ὅτι ἐπὶ πᾶσι τοῖς ὑπάρχουσιν αὐτοῦ καταστήσει αὐτόν. 47 Voorwaar Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen.
48 ἐὰν δὲ εἴπῃ ὁ κακὸς δοῦλος ἐκεῖνος ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτοῦ, Χρονίζει ὁ κύριός μου ἐλθεῖν, 48 Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen;
49 καὶ ἄρξηται τύπτειν τοὺς συνδούλους, ἐσθίειν δὲ καὶ πίνειν μετὰ τῶν μεθυόντων, 49 En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards;
50 ἥξει ὁ κύριος τοῦ δούλου ἐκείνου ἐν ἡμέρᾳ ᾗ οὐ προσδοκᾷ, καὶ ἐν ὥρᾳ ᾗ οὐ γινώσκει, 50 Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet;
51 καὶ διχοτομήσει αὐτόν, καὶ τὸ μέρος αὐτοῦ μετὰ τῶν ὑποκριτῶν θήσει· ἐκεῖ ἔσται ὁ κλαυθμὸς καὶ ὁ βρυγμὸς τῶν ὀδόντων. 51 En zal hem afscheiden en zijn deel zetten met de geveinsden. kDaar zal wening zijn en knersing der tanden. k Matth. 8:12; 13:42; 22:13; 25:30. Luk. 13:28. verwijsteksten

Einde Mattheüs 24