Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De tekenen van het einde der wereld |
1 Καὶ ἐξελθὼν ὁ Ἰησοῦς ἐπορεύετο ἀπὸ τοῦ ἱεροῦ· καὶ προσῆλθον οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ ἐπιδεῖξαι αὐτῷ τὰς οἰκοδομὰς τοῦ ἱεροῦ. | | 1 EN aJezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem de gebouwen des tempels te tonen. a Mark. 13:1. Luk. 21:5. a Mark. 13:1 EN als Hij uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, hoedanige stenen en hoedanige gebouwen! Luk. 21:5 En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij: |
2 ὁ δὲ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Οὐ βλέπετε πάντα ταῦτα; ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐ μὴ ἀφεθῇ ὧδε λίθος ἐπὶ λίθον, ὃς οὐ μὴ καταλυθήσεται. | | 2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: bHier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden. b 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44. b 1 Kon. 9:7 Zo zal Ik Israël uitroeien van het land dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen; en Israël zal tot een spreekwoord en spotrede zijn onder alle volken. 1 Kon. 9:8 En aangaande dit huis, dat
verheven zal geweest zijn, al wie voor hetzelve voorbijgaan zal, zal zich ontzetten en fluiten; men zal zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan dit land en aan dit huis? Micha 3:12 Daarom, om uwentwil zal Sion als een akker geploegd worden; en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds. Luk. 19:44 En zullen u tot den grond nederwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u den enen steen op den anderen steen niet laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt. |
3 Καθημένου δὲ αὐτοῦ ἐπὶ τοῦ ὄρους τῶν ἐλαιῶν, προσῆλθον αὐτῷ οἱ μαθηταὶ κατ’ ἰδίαν, λέγοντες, Εἰπὲ ἡμῖν, πότε ταῦτα ἔσται; καὶ τί τὸ σημεῖον τῆς σῆς παρουσίας, καὶ τῆς συντελείας τοῦ αἰῶνος; | | 3 cEn als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: dZeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld? c Mark. 13:1, 3. Luk. 21:7. d Hand. 1:6. c Mark. 13:1 EN als Hij uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, hoedanige stenen en hoedanige gebouwen! Mark. 13:3 En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegenover den tempel, vraagden Hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas alleen: Luk. 21:7 En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen zullen geschieden? d Hand. 1:6 Zij dan die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten? |
4 καὶ ἀποκριθεὶς ὁ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Βλέπετε, μή τις ὑμᾶς πλανήσῃ. | | 4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: eZiet toe dat niemand u verleide. e Jer. 29:8. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 2 Thess. 2:3. 1 Joh. 4:1. e Jer. 29:8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Laat uw profeten en uw waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet bedriegen, en hoort niet naar uw dromers, die gij doet dromen. Ef. 5:6 Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. Kol. 2:18 Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses; 2 Thess. 2:3 Dat u niemand verleide in enigerlei wijze; want die komt niet
tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat
geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, 1 Joh. 4:1 GELIEFDEN, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. |
5 πολλοὶ γὰρ ἐλεύσονται ἐπὶ τῷ ὀνόματί μου, λέγοντες, Ἐγώ εἰμι ὁ Χριστός· καὶ πολλοὺς πλανήσουσι. | | 5 fWant velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden. f Jer. 14:14; 23:25. Joh. 5:43. f Jer. 14:14 En de HEERE zeide tot mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden, noch hun bevel gegeven, noch tot hen gesproken; zij profeteren ulieden een vals gezicht, en waarzegging en nietigheid en bedriegerij huns harten. Jer. 23:25 Ik heb gehoord wat de profeten zeggen, die in Mijn Naam leugen profeteren, zeggende: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd. Joh. 5:43 Ik ben gekomen in den Naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan; zo een ander komt in zijn eigen naam, dien zult gij aannemen. |
6 μελλήσετε δὲ ἀκούειν πολέμους καὶ ἀκοὰς πολέμων· ὁρᾶτε, μὴ θροεῖσθε· δεῖ γὰρ πάντα γενέσθαι· ἀλλ’ οὔπω ἐστὶ τὸ τέλος. | | 6 En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet. |
7 ἐγερθήσεται γὰρ ἔθνος ἐπὶ ἔθνος, καὶ βασιλεία ἐπὶ βασιλείαν· καὶ ἔσονται λιμοὶ καὶ λοιμοὶ καὶ σεισμοὶ κατὰ τόπους. | | 7 gWant het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen. g Jes. 19:2. g Jes. 19:2 Want Ik zal de Egyptenaars tegen de Egyptenaars verwarren, dat zij zullen strijden een iegelijk tegen zijn broeder en een iegelijk tegen zijn naaste, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk. |
8 πάντα δὲ ταῦτα ἀρχὴ ὠδίνων. | | 8 Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten. |
9 τότε παραδώσουσιν ὑμᾶς εἰς θλίψιν, καὶ ἀποκτενοῦσιν ὑμᾶς· καὶ ἔσεσθε μισούμενοι ὑπὸ πάντων *τῶν ἐθνῶν διὰ τὸ ὄνομά μου. * τῶν ἐθνῶν St-1550, B-edd, Sc, M | ἐθνῶν St-1551, B-edd, Elz | | 9 hAlsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil. h Matth. 10:17. Luk. 21:11, 12. Joh. 15:20; 16:2. Openb. 2:10. h Matth. 10:17 Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in hun synagogen zullen zij u geselen. Luk. 21:11 En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentiën; er zullen ook schrikkelijke dingen en grote tekenen van den hemel geschieden. Luk. 21:12 Maar vóór dit alles zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders om Mijns Naams wil. Joh. 15:20 Gedenkt het woord dat Ik u gezegd heb: Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren. Joh. 16:2 Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen. Openb. 2:10 Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. |
10 καὶ τότε σκανδαλισθήσονται πολλοί, καὶ ἀλλήλους παραδώσουσι, καὶ μισήσουσιν ἀλλήλους. | | 10 En dan zullen er velen geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten. |
11 καὶ πολλοὶ ψευδοπροφῆται ἐγερθήσονται, καὶ πλανήσουσι πολλούς. | | 11 iEn vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden. i 2 Petr. 2:1. i 2 Petr. 2:1 EN er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelven brengende. |
12 καὶ διὰ τὸ πληθυνθῆναι τὴν ἀνομίαν, ψυγήσεται ἡ ἀγάπη τῶν πολλῶν· | | 12 En komdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden. k 2 Tim. 3:1, enz. k 2 Tim. 3:1 EN
weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. |
13 ὁ δὲ ὑπομείνας εἰς τέλος, οὗτος σωθήσεται. | | 13 lMaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. l Matth. 10:22. Mark. 13:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10; 3:10. l Matth. 10:22 En gij zult van allen gehaat worden om Mijn Naam; maar die volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. Mark. 13:13 En gij zult gehaat worden van allen om Mijns Naams wil; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. Luk. 21:19 Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid. Openb. 2:7 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den Boom des levens, Die in het midden van het paradijs Gods is. Openb. 2:10 Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. Openb. 3:10 Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken die op de aarde wonen. |
14 καὶ κηρυχθήσεται τοῦτο τὸ εὐαγγέλιον τῆς βασιλείας ἐν ὅλῃ τῇ οἰκουμένῃ εἰς μαρτύριον πᾶσι τοῖς ἔθνεσι· καὶ τότε ἥξει τὸ τέλος. | | 14 En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen. |
| | De grote verdrukking |
15 Ὅταν οὖν ἴδητε τὸ βδέλυγμα τῆς ἐρημώσεως, τὸ ῥηθὲν διὰ Δανιὴλ τοῦ προφήτου, *ἑστὼς ἐν τόπῳ ἁγίῳ (ὁ ἀναγινώσκων νοείτω), * ἑστὼς St-1551, B, Elz, Sc, M | ἑστὸς St-1550 | | 15 mWanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door nDaniël, den profeet, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop), m Mark. 13:14. Luk. 21:20. n Dan. 9:27. m Mark. 13:14 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, staande waar het niet behoort (die het leest, die merke daarop), alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen. Luk. 21:20 Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is. n Dan. 9:27 En Hij zal velen het verbond versterken één week; en in de helft der week zal Hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste. |
16 τότε οἱ ἐν τῇ Ἰουδαίᾳ φευγέτωσαν ἐπὶ τὰ ὄρη· | | 16 Dat alsdan die in Judéa zijn, vlieden op de bergen; |
17 ὁ ἐπὶ τοῦ δώματος μὴ καταβαινέτω ἆραί τι ἐκ τῆς οἰκίας αὐτοῦ· | | 17 Die op het dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen; |
18 καὶ ὁ ἐν τῷ ἀγρῷ μὴ ἐπιστρεψάτω ὀπίσω ἆραι τὰ ἱμάτια αὐτοῦ. | | 18 En die op den akker is, kere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen. |
19 οὐαὶ δὲ ταῖς ἐν γαστρὶ ἐχούσαις καὶ ταῖς θηλαζούσαις ἐν ἐκείναις ταῖς ἡμέραις. | | 19 Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen. |
20 προσεύχεσθε δὲ ἵνα μὴ γένηται ἡ φυγὴ ὑμῶν χειμῶνος, μηδὲ ἐν σαββάτῳ. | | 20 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch oop een sabbat. o Hand. 1:12. o Hand. 1:12 Toen keerden zij weder naar Jeruzalem, van den berg die genaamd wordt de Olijfberg, welke is nabij Jeruzalem, liggende vandaar een sabbatsreis. |
21 ἔσται γὰρ τότε θλίψις μεγάλη, οἵα οὐ γέγονεν ἀπ’ ἀρχῆς κόσμου ἕως τοῦ νῦν, οὐδ’ οὐ μὴ γένηται. | | 21 pWant alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. p Dan. 12:1. p Dan. 12:1 EN te dien tijde zal Michaël opstaan, die grote vorst, die voor de kinderen uws volks staat; als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is sinds dat er een volk geweest is tot op dienzelven tijd toe; en te dien tijde zal uw volk verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek. |
22 καὶ εἰ μὴ ἐκολοβώθησαν αἱ ἡμέραι ἐκεῖναι, οὐκ ἂν ἐσώθη πᾶσα σάρξ· διὰ δὲ τοὺς ἐκλεκτοὺς κολοβωθήσονται αἱ ἡμέραι ἐκεῖναι. | | 22 En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden. |
| | Christus’ wederkomst |
23 τότε ἐάν τις ὑμῖν εἴπῃ, Ἰδού, ὧδε ὁ Χριστός, ἢ ὧδε, μὴ πιστεύσητε. | | 23 Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, qhier is de Christus, of daar, gelooft het niet. q Mark. 13:21. Luk. 21:8. q Mark. 13:21 En alsdan zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus; of: Zie, Hij is daar; gelooft het niet. Luk. 21:8 En Hij zeide: Ziet dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus, en de tijd is nabijgekomen. Gaat dan hen niet na. |
24 ἐγερθήσονται γὰρ ψευδόχριστοι καὶ ψευδοπροφῆται, καὶ δώσουσι σημεῖα μεγάλα καὶ τέρατα, ὥστε πλανῆσαι (εἰ δυνατόν) καὶ τοὺς ἐκλεκτούς. | | 24 rWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. r Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11. r Deut. 13:1 WANNEER een profeet of droomdromer in het midden van u zal opstaan, en u geven een teken of wonder, 2 Thess. 2:11 En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; |
25 ἰδού, προείρηκα ὑμῖν. | | 25 Zie, Ik heb het u voorzegd. |
26 ἐὰν οὖν εἴπωσιν ὑμῖν, Ἰδού, ἐν τῇ ἐρήμῳ ἐστί, μὴ ἐξέλθητε· Ἰδού, ἐν τοῖς ταμείοις, μὴ πιστεύσητε. | | 26 sZo zij dan tot u zullen zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; zie, Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet. s Luk. 17:23. s Luk. 17:23 En zij zullen tot u zeggen: Ziehier of ziedaar is Hij. Gaat niet heen, en volgt niet. |
27 ὥσπερ γὰρ ἡ ἀστραπὴ ἐξέρχεται ἀπὸ ἀνατολῶν καὶ φαίνεται ἕως δυσμῶν, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. | | 27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen. |
28 ὅπου γὰρ ἐὰν ᾖ τὸ πτῶμα, ἐκεῖ συναχθήσονται οἱ ἀετοί. | | 28 tWant alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden. t Job 39:33. Luk. 17:37. t Job 39:33 Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij. Luk. 17:37 En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden. |
29 Εὐθέως δὲ μετὰ τὴν θλίψιν τῶν ἡμερῶν ἐκείνων, ὁ ἥλιος σκοτισθήσεται, καὶ ἡ σελήνη οὐ δώσει τὸ φέγγος αὐτῆς, καὶ οἱ ἀστέρες πεσοῦνται ἀπὸ τοῦ οὐρανοῦ, καὶ αἱ δυνάμεις τῶν οὐρανῶν σαλευθήσονται. | | 29 En vterstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. v Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Mark. 13:24. Luk. 21:25. v Jes. 13:10 Want de sterren des hemels en zijn gesternten zullen hun licht niet laten lichten; de zon zal verduisterd worden wanneer zij opgaan zal, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. Ez. 32:7 En als Ik u zal uitblussen, zal Ik den hemel bedekken en zijn sterren zwart maken; Ik zal de zon met wolken bedekken, en de maan zal haar licht niet laten lichten. Joël 2:31 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt. Joël 3:15 De zon en maan zijn zwart geworden, en de sterren hebben haar glans ingetrokken. Mark. 13:24 Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven. Luk. 21:25 En er zullen tekenen zijn in de zon en maan en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven, |
30 καὶ τότε φανήσεται τὸ σημεῖον τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου ἐν τῷ οὐρανῷ· καὶ τότε κόψονται πᾶσαι αἱ φυλαὶ τῆς γῆς, καὶ ὄψονται τὸν Υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου ἐρχόμενον ἐπὶ τῶν νεφελῶν τοῦ οὐρανοῦ μετὰ δυνάμεως καὶ δόξης πολλῆς. | | 30 xEn alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde ywenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. x Dan. 7:10. Matth. 16:27; 25:31; 26:64. Mark. 13:26; 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. y Openb. 1:7. x Dan. 7:10 Een vurige rivier vloeide en ging van voor Hem uit, duizendmaal duizenden dienden Hem, en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Hem; het gericht zette zich, en de boeken werden geopend. Matth. 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen. Matth. 25:31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. Matth. 26:64 Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechterhand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels. Mark. 13:26 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken met grote kracht en heerlijkheid. Mark. 14:62 En Jezus zeide: Ik ben het; en gijlieden zult den Zoon des mensen zien zitten ter rechterhand der kracht Gods en komen met de wolken des hemels. Luk. 21:27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk met grote kracht en heerlijkheid. Hand. 1:11 Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. 2 Thess. 1:10 Wanneer Hij zal gekomen zijn om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag. Openb. 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. y Openb. 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. |
31 καὶ ἀποστελεῖ τοὺς ἀγγέλους αὐτοῦ μετὰ σάλπιγγος φωνῆς μεγάλης, καὶ ἐπισυνάξουσι τοὺς ἐκλεκτοὺς αὐτοῦ ἐκ τῶν τεσσάρων ἀνέμων, ἀπ’ ἄκρων οὐρανῶν ἕως ἄκρων αὐτῶν. | | 31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met zeen bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve. z 1 Kor. 15:52. 1 Thess. 4:16. z 1 Kor. 15:52 In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. 1 Thess. 4:16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; |
| | De uitspruitende vijgenboom |
32 Ἀπὸ δὲ τῆς συκῆς μάθετε τὴν παραβολήν· ὅταν ἤδη ὁ κλάδος αὐτῆς γένηται ἁπαλός, καὶ τὰ φύλλα ἐκφύῃ, γινώσκετε ὅτι ἐγγὺς τὸ θέρος· | | 32 aEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. a Mark. 13:28. Luk. 21:29. a Mark. 13:28 En leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer nu zijn tak teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. Luk. 21:29 En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgenboom en al de bomen. |
33 οὕτω καὶ ὑμεῖς, ὅταν ἴδητε πάντα ταῦτα, γινώσκετε ὅτι ἐγγύς ἐστιν ἐπὶ θύραις. | | 33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat het nabij is, voor de deur. |
34 ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐ μὴ παρέλθῃ ἡ γενεὰ αὕτη, ἕως ἂν πάντα ταῦτα γένηται. | | 34 Voorwaar Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. |
35 ὁ οὐρανὸς καὶ ἡ γῆ παρελεύσονται, οἱ δὲ λόγοι μου οὐ μὴ παρέλθωσι. | | 35 bDe hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. b Ps. 102:27. Jes. 51:6. Mark. 13:31. Hebr. 1:11. b Ps. 102:27 Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en zij alle zullen als een kleed verouden, Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Jes. 51:6 Heft ulieder ogen op naar den hemel en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen desgelijks sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn,
Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. Mark. 13:31 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. Hebr. 1:11 Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd; en zij zullen alle als een kleed verouden; |
| | Aansporing tot waakzaamheid |
36 περὶ δὲ τῆς ἡμέρας ἐκείνης καὶ τῆς ὥρας οὐδεὶς οἶδεν, οὐδὲ οἱ ἄγγελοι τῶν οὐρανῶν, εἰ μὴ ὁ Πατήρ μου μόνος. | | 36 cDoch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. c Mark. 13:32. Hand. 1:7. c Mark. 13:32 Maar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader. Hand. 1:7 En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft; |
37 ὥσπερ δὲ αἱ ἡμέραι τοῦ Νῶε, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. | | 37 dEn gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. d Gen. 6:2. Luk. 17:26. 1 Petr. 3:20. 2 Petr. 2:5. d Gen. 6:2 Dat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij verkoren hadden. Luk. 17:26 En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen: 1 Petr. 3:20 Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water; 2 Petr. 2:5 En de oude wereld niet heeft gespaard, maar Noach, den prediker der gerechtigheid, zijn achttal, bewaard heeft, als Hij den zondvloed over de wereld der goddelozen heeft gebracht; |
38 ὥσπερ γὰρ ἦσαν ἐν ταῖς ἡμέραις ταῖς πρὸ τοῦ κατακλυσμοῦ τρώγοντες καὶ πίνοντες, γαμοῦντες καὶ ἐκγαμίζοντες, ἄχρι ἧς ἡμέρας εἰσῆλθε Νῶε εἰς τὴν κιβωτόν, | | 38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, etot den dag toe in welken Noach in de ark ging; e Gen. 7:7. e Gen. 7:7 Zo ging Noach en zijn zonen en zijn huisvrouw en de vrouwen zijner zonen met hem in de ark, vanwege de wateren des vloeds. |
39 καὶ οὐκ ἔγνωσαν, ἕως ἦλθεν ὁ κατακλυσμὸς καὶ ἦρεν ἅπαντας, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. | | 39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. |
40 τότε δύο ἔσονται ἐν τῷ ἀγρῷ· ὁ εἷς παραλαμβάνεται, καὶ ὁ εἷς ἀφίεται. | | 40 fAlsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden. f Luk. 17:34. 1 Thess. 4:17. f Luk. 17:34 Ik zeg u: In dien nacht zullen twee op één bed zijn: de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden. 1 Thess. 4:17 Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. |
41 δύο ἀλήθουσαι ἐν τῷ μύλωνι· μία παραλαμβάνεται, καὶ μία ἀφίεται. | | 41 Er zullen twee vrouwen malen in den molen, de ene zal
aangenomen en de andere zal verlaten worden. |
42 γρηγορεῖτε οὖν, ὅτι οὐκ οἴδατε ποίᾳ ὥρᾳ ὁ Κύριος ὑμῶν ἔρχεται. | | 42 gWaakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal. g Matth. 25:13. Mark. 13:33. Luk. 12:40; 21:36. g Matth. 25:13 Zo waakt dan; want gij weet den dag niet, noch de ure, in dewelke de Zoon des mensen komen zal. Mark. 13:33 Ziet toe, waakt en bidt; want gij weet niet wanneer de tijd is. Luk. 12:40 Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. Luk. 21:36 Waakt dan te allen tijde, biddende dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen. |
43 ἐκεῖνο δὲ γινώσκετε, ὅτι εἰ ᾔδει ὁ οἰκοδεσπότης ποίᾳ φυλακῇ ὁ κλέπτης ἔρχεται, ἐγρηγόρησεν ἄν, καὶ οὐκ ἂν εἴασε διορυγῆναι τὴν οἰκίαν αὐτοῦ. | | 43 hMaar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. h Luk. 12:39. 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3; 16:15. h Luk. 12:39 Maar weet dit, dat indien de heer des huizes geweten had in welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. 1 Thess. 5:2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen gelijk een dief in den nacht. 2 Petr. 3:10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden. Openb. 3:3 Gedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten op wat ure Ik over u komen zal. Openb. 16:15 Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie. |
44 διὰ τοῦτο καὶ ὑμεῖς γίνεσθε ἕτοιμοι· ὅτι ᾗ ὥρᾳ οὐ δοκεῖτε, ὁ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου ἔρχεται. | | 44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. |
45 τίς ἄρα ἐστὶν ὁ πιστὸς δοῦλος καὶ φρόνιμος, ὃν κατέστησεν ὁ κύριος αὐτοῦ ἐπὶ τῆς θεραπείας αὐτοῦ, τοῦ διδόναι αὐτοῖς τὴν τροφὴν ἐν καιρῷ; | | 45 iWie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft om hunlieden hun voedsel te geven te rechter tijd? i Matth. 25:21. Luk. 12:42. i Matth. 25:21 En zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heren. Luk. 12:42 En de Heere zeide: Wie is dan de getrouwe en voorzichtige huisbezorger, dien de heer over zijn dienstboden zal zetten om hun te rechter tijd het hun bescheiden deel spijze te geven? |
46 μακάριος ὁ δοῦλος ἐκεῖνος, ὃν ἐλθὼν ὁ κύριος αὐτοῦ εὑρήσει ποιοῦντα οὕτως. | | 46 Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende. |
47 ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ὅτι ἐπὶ πᾶσι τοῖς ὑπάρχουσιν αὐτοῦ καταστήσει αὐτόν. | | 47 Voorwaar Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen. |
48 ἐὰν δὲ εἴπῃ ὁ κακὸς δοῦλος ἐκεῖνος ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτοῦ, Χρονίζει ὁ κύριός μου ἐλθεῖν, | | 48 Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; |
49 καὶ ἄρξηται τύπτειν τοὺς συνδούλους, ἐσθίειν δὲ καὶ πίνειν μετὰ τῶν μεθυόντων, | | 49 En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards; |
50 ἥξει ὁ κύριος τοῦ δούλου ἐκείνου ἐν ἡμέρᾳ ᾗ οὐ προσδοκᾷ, καὶ ἐν ὥρᾳ ᾗ οὐ γινώσκει, | | 50 Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet; |
51 καὶ διχοτομήσει αὐτόν, καὶ τὸ μέρος αὐτοῦ μετὰ τῶν ὑποκριτῶν θήσει· ἐκεῖ ἔσται ὁ κλαυθμὸς καὶ ὁ βρυγμὸς τῶν ὀδόντων. | | 51 En zal hem afscheiden en zijn deel zetten met de geveinsden. kDaar zal wening zijn en knersing der tanden. k Matth. 8:12; 13:42; 22:13; 25:30. Luk. 13:28. k Matth. 8:12 En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn en knersing der tanden. Matth. 13:42 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden. Matth. 22:13 Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden. Matth. 25:30 En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis; daar zal wening zijn en knersing der tanden. Luk. 13:28 Aldaar zal zijn wening en knersing der tanden, wanneer gij zult zien Abraham en Izak en Jakob en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar ulieden buiten uitgeworpen. |