Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
1 Wijzen komen uit het oosten te Jeruzalem. 2 Vragen naar den nieuwgeboren Koning der Joden. 4 Welken zij, van de plaats Zijner geboorte onderricht zijnde, te Bethlehem gevonden en aangebeden hebben. 12 Keren weder naar hun land. 13 Jozef vliedt met het Kindeken naar Egypte. 16 Herodes doet de jonge kinderkens doden. 19 Jozef komt wederom in Judea. 22 Maar uit vrees voor Archelaüs wijkt hij in Galilea, en woont te Nazareth. |
| | De wijzen uit het oosten |
1 Τοῦ δὲ Ἰησοῦ γεννηθέντος ἐν Βηθλεὲμ τῆς Ἰουδαίας, ἐν ἡμέραις Ἡρώδου τοῦ βασιλέως, ἰδού, μάγοι ἀπὸ ἀνατολῶν παρεγένοντο εἰς Ἱεροσόλυμα, | | 1 TOEN nu Jezus ageboren was te Bethlehem, gelegen in 1Judéa, in de dagen van den koning 2Herodes, zie, enige 3wijzen van het 4oosten zijn te Jeruzalem aangekomen, |
| a Luk. 2:4. |
| Luk. 2:4 En Jozef ging ook op, van Galiléa, uit de stad Nazareth, naar Judéa, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt (omdat hij uit het huis en geslacht Davids was), |
| 1 Dit wordt hier bijgedaan, omdat er nog een ander Bethlehem was, gelegen in den stam van Zebulon of Neder-Galilea. Zie Joz. 19:15. |
| Joz. 19:15 En Kattath en Náhalal en Simron en Jídala en Bethlehem: twaalf steden en haar dorpen. |
| 2 Deze was Herodes de Grote, toegenaamd de Askeloniet, een Idumeeër, de eerste vreemde koning. |
| 3 Gr. magi. Zo werden bij de Perzen en Meden genaamd de geleerden in allerlei wetenschappen, en voornamelijk in den loop des hemels. Die waren wel bij hen in groot aanzien; maar dat zij koningen zouden geweest zijn, is niet gelofelijk, gelijk hun benamingen en al de omstandigheden uitwijzen. |
| 4 Dezen worden gezegd van het oosten gekomen te zijn, omdat deze landen oostwaarts van Judea gelegen waren. |
| | |
2 λέγοντες, Ποῦ ἐστὶν ὁ τεχθεὶς βασιλεὺς τῶν Ἰουδαίων; εἴδομεν γὰρ αὐτοῦ τὸν ἀστέρα ἐν τῇ ἀνατολῇ, καὶ ἤλθομεν προσκυνῆσαι αὐτῷ. | | 2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? Want wij hebben gezien Zijn ster in het oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden. |
3 ἀκούσας δὲ Ἡρώδης ὁ βασιλεὺς ἐταράχθη, καὶ πᾶσα Ἱεροσόλυμα μετ’ αὐτοῦ. | | 3 De koning Herodes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem met hem; |
4 καὶ συναγαγὼν πάντας τοὺς ἀρχιερεῖς καὶ γραμματεῖς τοῦ λαοῦ, ἐπυνθάνετο παρ’ αὐτῶν ποῦ ὁ Χριστὸς γεννᾶται. | | 4 En bijeenvergaderd hebbende al de 5overpriesters en 6schriftgeleerden des volks, 7vraagde van hen waar de Christus zou geboren worden. |
| 5 Dezen waren de hoofden van de ordeningen der priesters, uit Eleazars en Ithamars geslacht, en waren vier en twintig in getal, 1 Kron. 24:4. 2 Kron. 36:14, van welke allen de hogepriester het overhoofd was. |
| 1 Kron. 24:4 En van de kinderen van Eleázar werden meer gevonden tot hoofden der mannen dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen afdeelden; van de kinderen van Eleázar waren zestien hoofden der vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar naar hun vaderlijke huizen acht. 2 Kron. 36:14 Ook maakten alle oversten der priesters, en het volk, der overtredingen zeer veel, naar alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden het huis des HEEREN, dat Hij geheiligd had te Jeruzalem. |
| 6 Anders: wetgeleerden, gelijk blijkt uit de vergelijking Matth. 22:35 met Mark. 12:28. Dezer ambt was de Schriften van Mozes en de profeten het volk uit te leggen. Zie Ezra 7:6. Matth. 13:52. Uit dezen en de overpriesters tezamen bestond de hoogste kerkelijke vergadering der Joden. |
| Matth. 22:35 En een uit hen, zijnde een wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende en zeggende: Mark. 12:28 En een der schriftgeleerden horende dat zij tezamen in woorden waren, en wetende dat Hij hun wel geantwoord had, kwam tot Hem en vraagde Hem: Welk is het eerste gebod van alle? Ezra 7:6 Deze Ezra toog op uit Babel, en hij was een vaardig schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israëls, gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de hand des HEEREN zijns Gods over hem, al zijn verzoek. Matth. 13:52 En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk een heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt. |
| 7 Dat is, vernam. |
| | |
5 οἱ δὲ εἶπον αὐτῷ, Ἐν Βηθλεὲμ τῆς Ἰουδαίας· οὕτω γὰρ γέγραπται διὰ τοῦ προφήτου, | | 5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judéa gelegen; want alzo is geschreven door den profeet: |
6 Καὶ σὺ Βηθλεέμ, γῆ Ἰούδα, οὐδαμῶς ἐλαχίστη εἶ ἐν τοῖς ἡγεμόσιν Ἰούδα· ἐκ σοῦ γὰρ ἐξελεύσεται ἡγούμενος, ὅστις ποιμανεῖ τὸν λαόν μου τὸν Ἰσραήλ. | | 6 bEn gij Bethlehem, gij land van Juda, zijt 8geenszins de minste onder de 9vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die 10Mijn volk Israël weiden zal. |
| b Micha 5:1. Joh. 7:42. |
| Micha 5:1 EN gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid. Joh. 7:42 Zegt de Schrift niet dat de Christus komen zal uit den zade Davids, en van het vlek Bethlehem, waar David was? |
| 8 Het woord geenszins staat bij Micha 5:1 niet, maar wordt uit den zin daar bijgedaan. Want hoewel Bethlehem in grootte onder de kleinste steden was, nochtans was zij niet de minste in waarde en achting, omdat David daaruit was gesproten, Joh. 7:42, en Christus daaruit zou voortkomen. En daarom lezen sommigen in den grondtekst bij Micha: zijt gij de minste? Doch zie hiervan breder de aant. op Micha 5:1. |
| Micha 5:1 EN gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid. Joh. 7:42 Zegt de Schrift niet dat de Christus komen zal uit den zade Davids, en van het vlek Bethlehem, waar David was? Micha 5:1 (kt.) EN gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid. |
| 9 Dat is, oversten over duizend, Micha 5:1. |
| Micha 5:1 EN gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid. |
| 10 Dat is, de gemeente der gelovigen, welke Hij met Zijn Woord en Geest regeren zal, als een hemels Koning. Zie Rom. 9:6. Gal. 6:16. |
| Rom. 9:6 Doch ik zeg
dit niet alsof het woord Gods ware uitgevallen. Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn; Gal. 6:16 En zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn
vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods. |
| | |
7 τότε Ἡρώδης, λάθρα καλέσας τοὺς μάγους, ἠκρίβωσε παρ’ αὐτῶν τὸν χρόνον τοῦ φαινομένου ἀστέρος. | | 7 Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen den tijd wanneer de ster verschenen was; |
8 καὶ πέμψας αὐτοὺς εἰς Βηθλεὲμ εἶπε, Πορευθέντες ἀκριβῶς ἐξετάσατε περὶ τοῦ παιδίου· ἐπὰν δὲ εὕρητε, ἀπαγγείλατέ μοι, ὅπως κἀγὼ ἐλθὼν προσκυνήσω αὐτῷ. | | 8 En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. |
9 οἱ δὲ ἀκούσαντες τοῦ βασιλέως ἐπορεύθησαν· καὶ ἰδού, ὁ ἀστήρ, ὃν εἶδον ἐν τῇ ἀνατολῇ, προῆγεν αὐτούς, ἕως ἐλθὼν ἔστη ἐπάνω οὗ ἦν τὸ παιδίον. | | 9 En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, 11ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats waar het Kindeken was. |
| 11 Hieruit blijkt dat het geen gemene ster des hemels geweest is, maar een bijzonder geschapen licht, gelijk de vuurkolom was, die de kinderen Israëls door de woestijn leidde. |
| | |
10 ἰδόντες δὲ τὸν ἀστέρα, ἐχάρησαν χαρὰν μεγάλην σφόδρα. | | 10 Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. |
11 καὶ ἐλθόντες εἰς τὴν οἰκίαν, *εὗρον τὸ παιδίον μετὰ Μαρίας τῆς μητρὸς αὐτοῦ, καὶ πεσόντες προσεκύνησαν αὐτῷ, καὶ ἀνοίξαντες τοὺς θησαυροὺς αὐτῶν προσήνεγκαν αὐτῷ δῶρα, χρυσὸν καὶ λίβανον καὶ σμύρναν. * εὗρον St, B, Elz | εἶδον Sc, M (SV-kt) | | 11 En in het huis gekomen zijnde, 12vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden. En hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: 13goud en wierook en mirre. |
| 12 Anders: zagen. |
| 13 Dit waren de kostelijkste dingen die in hun land gevonden werden. |
| | |
12 καὶ χρηματισθέντες κατ’ ὄναρ μὴ ἀνακάμψαι πρὸς Ἡρώδην, δι’ ἄλλης ὁδοῦ ἀνεχώρησαν εἰς τὴν χώραν αὐτῶν. | | 12 En door Goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot Herodes, vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land. |
| | Naar Egypte |
13 Ἀναχωρησάντων δὲ αὐτῶν, ἰδού, ἄγγελος Κυρίου φαίνεται κατ’ ὄναρ τῷ Ἰωσήφ, λέγων, Ἐγερθεὶς παράλαβε τὸ παιδίον καὶ τὴν μητέρα αὐτοῦ, καὶ φεῦγε εἰς Αἴγυπτον, καὶ ἴσθι ἐκεῖ ἕως ἂν εἴπω σοί· μέλλει γὰρ Ἡρώδης ζητεῖν τὸ παιδίον, τοῦ ἀπολέσαι αὐτό. | | 13 Toen zij nu vertrokken waren, zie, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeken zoeken om Hetzelve te doden. |
14 ὁ δὲ ἐγερθεὶς παρέλαβε τὸ παιδίον καὶ τὴν μητέρα αὐτοῦ νυκτός, καὶ ἀνεχώρησεν εἰς Αἴγυπτον, | | 14 Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en vertrok naar Egypte, |
15 καὶ ἦν ἐκεῖ ἕως τῆς τελευτῆς Ἡρώδου· ἵνα πληρωθῇ τὸ ῥηθὲν ὑπὸ τοῦ Κυρίου διὰ τοῦ προφήτου, λέγοντος, Ἐξ Αἰγύπτου ἐκάλεσα τὸν Υἱόν μου. | | 15 En was aldaar tot den dood van Herodes; opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den cprofeet, zeggende: 14Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen. |
| c Hos. 11:1. |
| Hos. 11:1 ALS Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte geroepen. |
| 14 Hoewel deze plaats, Hos. 11:1, van de verlossing van het volk van Israël uit Egypte ook verstaan wordt, nochtans moest hetzelve mede in Christus, als het Hoofd van dit volk, vervuld worden. |
| Hos. 11:1 ALS Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte geroepen. |
| | De kindermoord te Bethlehem |
16 τότε Ἡρώδης, ἰδὼν ὅτι ἐνεπαίχθη ὑπὸ τῶν μάγων, ἐθυμώθη λίαν, καὶ ἀποστείλας ἀνεῖλε πάντας τοὺς παῖδας τοὺς ἐν Βηθλεὲμ καὶ ἐν πᾶσι τοῖς ὁρίοις αὐτῆς, ἀπὸ διετοῦς καὶ κατωτέρω, κατὰ τὸν χρόνον ὃν ἠκρίβωσε παρὰ τῶν μάγων. | | 16 Als Herodes zag dat hij van de wijzen 15bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden hebbende, heeft 16omgebracht al de kinderen die binnen Bethlehem en in al deszelfs landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den tijd dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had. |
| 15 Gr. bespot, namelijk naar zijn mening. Want eigenlijk hebben de wijzen hem noch bedrogen noch bespot. |
| 16 Deze schrikkelijke kindermoord wordt ook door Macrobius, een heidens schrijver, verhaald, Saturnalia, boek 2, hfdst. 4. |
| | |
17 τότε ἐπληρώθη τὸ ῥηθὲν ὑπὸ Ἰερεμίου τοῦ προφήτου, λέγοντος, | | 17 Toen is vervuld geworden hetgeen gesproken is 17door den profeet Jeremía, zeggende: |
| 17 Sommige Griekse boeken hebben hier ook deze woorden: van den Heere. |
| | |
18 Φωνὴ ἐν Ῥαμᾶ ἠκούσθη, θρῆνος καὶ κλαυθμὸς καὶ ὀδυρμὸς πολύς, Ῥαχὴλ κλαίουσα τὰ τέκνα αὐτῆς, καὶ οὐκ ἤθελε παρακληθῆναι, ὅτι οὐκ εἰσί. | | 18 dEen stem is 18in Rama gehoord, geklag, geween en veel gekerm; 19Rachel beweende haar kinderen, en wilde niet getroost wezen, omdat zij niet zijn. |
| d Jer. 31:15. |
| Jer. 31:15 Zo zegt de HEERE: Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween: Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn. |
| 18 Zie hiervan de uitlegging Jer. 31:15. |
| Jer. 31:15 Zo zegt de HEERE: Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween: Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn. |
| 19 Dewijl Rachel daaromtrent begraven was, Gen. 35:19, zo worden alhier door haar verstaan de moeders van Bethlehem en daaromtrent. |
| Gen. 35:19 Alzo stierf Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar Efrath, dat is Bethlehem. |
| | Naar Nazareth |
19 τελευτήσαντος δὲ τοῦ Ἡρώδου, ἰδού, ἄγγελος Κυρίου κατ’ ὄναρ φαίνεται τῷ Ἰωσὴφ ἐν Αἰγύπτῳ, | | 19 Toen Herodes nu gestorven was, zie, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, in Egypte, |
20 λέγων, Ἐγερθεὶς παράλαβε τὸ παιδίον καὶ τὴν μητέρα αὐτοῦ, καὶ πορεύου εἰς γῆν Ἰσραήλ· τεθνήκασι γὰρ οἱ ζητοῦντες τὴν ψυχὴν τοῦ παιδίου. | | 20 Zeggende: Sta op, neem het Kindeken en Zijn moeder tot u, en trek in het land Israëls; want zij zijn gestorven die 20de ziel van het Kindeken zochten. |
| 20 Dat is, leven. Zie Ex. 4:19. Dat is, die naar Zijn leven stonden, om dat te benemen. Anderszins wordt deze wijze van spreken ook in het goede genomen, Spr. 29:10. |
| Ex. 4:19 Ook zeide de HEERE tot Mozes in Midian: Ga heen, keer weder in Egypte; want al de mannen zijn dood, die uw ziel zochten. Spr. 29:10 Bloedgierige lieden haten den vrome, maar de oprechten zoeken zijn ziel. |
| | |
21 ὁ δὲ ἐγερθεὶς παρέλαβε τὸ παιδίον καὶ τὴν μητέρα αὐτοῦ, καὶ ἦλθεν εἰς γῆν Ἰσραήλ. | | 21 Hij dan, opgestaan zijnde, heeft tot zich genomen het Kindeken en Zijn moeder en is gekomen in het land Israëls. |
22 ἀκούσας δὲ ὅτι Ἀρχέλαος βασιλεύει ἐπὶ τῆς Ἰουδαίας ἀντὶ Ἡρώδου τοῦ πατρὸς αὐτοῦ, ἐφοβήθη ἐκεῖ ἀπελθεῖν· χρηματισθεὶς δὲ κατ’ ὄναρ, ἀνεχώρησεν εἰς τὰ μέρη τῆς Γαλιλαίας, | | 22 Maar als hij hoorde dat Archeláüs in Judéa koning was, in de plaats van zijn vader Herodes, vreesde hij daarheen te gaan; maar door Goddelijke openbaring vermaand in den droom, is hij vertrokken in de delen van Galiléa. |
23 καὶ ἐλθὼν κατῴκησεν εἰς πόλιν λεγομένην Ναζαρέθ· ὅπως πληρωθῇ τὸ ῥηθὲν διὰ τῶν προφητῶν ὅτι Ναζωραῖος κληθήσεται. | | 23 En daar gekomen zijnde, nam hij zijn woonplaats in de stad genaamd Nazareth; opdat vervuld zou worden wat door de eprofeten gezegd is, 21dat Hij Nazaréner zal geheten worden. |
| e Jes. 11:1; 60:21. Zach. 6:12. |
| Jes. 11:1 WANT
er zal een Rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen. Jes. 60:21 En uw volk zullen altezamen rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten; zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde. Zach. 6:12 En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen, zeggende: Zie, een Man, Wiens Naam is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des HEEREN tempel bouwen. |
| 21 Dit ziet óf op de plaats Richt. 13:5, 7, alwaar van Simson als een voorbeeld van Christus gezegd wordt: hij zal een nazireeër, dat is, verloofde Gods zijn; óf, hetwelk het waarschijnlijkst is, op Jes. 11:1; 60:21, alwaar Christus Netzer, dat is, een Spruite genaamd wordt, van welk woord de stad Nazareth haar naam heeft. God heeft gewild dat Christus bij gelegenheid van deze Zijn woonplaats zou Nazaréner genaamd worden, als een Spruite Die uit Zijn plaats voor Zijn Vader opwast, Jes. 53:2. Jer. 23:5; 33:15. Zach. 6:12. |
| Richt. 13:5 Want zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal komen; want dat knechtje zal een nazireeër Gods zijn, van moeders buik af; en hij zal beginnen Israël te verlossen uit der Filistijnen hand. Richt. 13:7 Maar Hij zeide tot mij: Zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren; zo drink nu geen wijn, noch sterken drank, en eet niets onreins, want dat knechtje zal een nazireeër Gods zijn, van moeders buik af tot op den dag zijns doods. Jes. 11:1 WANT
er zal een Rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen. Jes. 60:21 En uw volk zullen altezamen rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten; zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde. Jes. 53:2 Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte dat wij Hem zouden begeerd hebben. Jer. 23:5 Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik den David een rechtvaardige SPRUITE zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. Jer. 33:15 In die dagen en te dien tijde zal Ik den David een SPRUITE der gerechtigheid doen uitspruiten, en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde. Zach. 6:12 En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen, zeggende: Zie, een Man, Wiens Naam is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des HEEREN tempel bouwen. |