Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Mattheüs 18 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Mattheüs 18

1 Christus leert door het voorbeeld van een kindeken, wie de meeste is in het Rijk der hemelen. 6 Wat straf zij waardig zijn die ergernis geven. 8 Hoe nauw men zich moet wachten van te ergeren de kleinen, voor dewelke zelfs de engelen zorgen. 11 En Christus gekomen is om hen zalig te maken; gelijk Hij verklaart door de gelijkenis van een verloren schaap. 15 Hoe men zal handelen met een broeder die tegen ons gezondigd heeft, en wat in dezen het ambt en de macht der gemeente is. 19 Hoe krachtig het gemeenschappelijk gebed der gelovigen is. 21 Dat men altijd moet bereid zijn te vergeven; hetwelk verklaard wordt door de gelijkenis van een koning die met zijn knechten rekenschap houdt.
  
Waarschuwing tegen eerzucht
1 Ἐν ἐκείνῃ τῇ ὥρᾳ προσῆλθον οἱ μαθηταὶ τῷ Ἰησοῦ, λέγοντες, Τίς ἄρα μείζων ἐστὶν ἐν τῇ βασιλείᾳ τῶν οὐρανῶν; 1 TEa dierzelver 1ure kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: Wie 2is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen?
a Mark. 9:34. Luk. 9:46; 22:24. verwijsteksten
1 Dat is, tijd.
2 Dat is, zal toch de meeste zijn.
   
2 καὶ προσκαλεσάμενος ὁ Ἰησοῦς παιδίον ἔστησεν αὐτὸ ἐν μέσῳ αὐτῶν, 2 En Jezus een kindeken tot Zich geroepen hebbende, stelde dat in het midden van hen,
3 καὶ εἶπεν, Ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ἐὰν μὴ στραφῆτε καὶ γένησθε ὡς τὰ παιδία, οὐ μὴ εἰσέλθητε εἰς τὴν βασιλείαν τῶν οὐρανῶν. 3 En zeide: Voorwaar zeg Ik u: bIndien gij u niet 3verandert en wordt gelijk de 4kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.
b Matth. 19:14. 1 Kor. 14:20. 1 Petr. 2:2. verwijsteksten
3 Gr. keert, dat is, afkeert, namelijk van dezen hoogmoed en eergierigheid.
4 Namelijk gelijk David van zichzelven getuigt Psalm 131.
   
4 ὅστις οὖν ταπεινώσῃ ἑαυτὸν ὡς τὸ παιδίον τοῦτο, οὗτός ἐστιν ὁ μείζων ἐν τῇ βασιλείᾳ τῶν οὐρανῶν. 4 cZo wie dan zichzelven zal vernederen gelijk dit kindeken, deze is de meeste in het Koninkrijk der hemelen.
c 1 Petr. 5:6. verwijsteksten
   
5 καὶ ὃς ἐὰν δέξηται παιδίον τοιοῦτον ἓν ἐπὶ τῷ ὀνόματί μου, ἐμὲ δέχεται· 5 dEn zo wie zodanig een 5kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.
d Mark. 9:37. Luk. 9:48. Joh. 13:20. verwijsteksten
5 Namelijk niet alleen in ouderdom, maar ook degenen die als kinderen nederig van gemoed zijn, gelijk het volgende genoeg uitwijst, vers 6. verwijsteksten
  
Waarschuwing tegen ergernissen
6 ὃς δ’ ἂν σκανδαλίσῃ ἕνα τῶν μικρῶν τούτων τῶν πιστευόντων εἰς ἐμέ, συμφέρει αὐτῷ ἵνα κρεμασθῇ μύλος ὀνικὸς ἐπὶ τὸν τράχηλον αὐτοῦ, καὶ καταποντισθῇ ἐν τῷ πελάγει τῆς θαλάσσης. 6 eMaar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, 6ergert, het ware hem nutter dat een 7molensteen aan zijn hals gehangen en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.
e Mark. 9:42. Luk. 17:2. verwijsteksten
6 Dat is, iets doet, spreekt of leert waardoor hij een ander tot zondigen of afval beweegt.
7 Gr. ezelsmolensteen; gelijk wij zouden zeggen: een rosmolensteen.
   
7 οὐαὶ τῷ κόσμῳ ἀπὸ τῶν σκανδάλων· ἀνάγκη γάρ ἐστιν ἐλθεῖν τὰ σκάνδαλα· πλὴν οὐαὶ τῷ ἀνθρώπῳ ἐκείνῳ, δι’ οὗ τὸ σκάνδαλον ἔρχεται. 7 Wee der wereld vanwege de ergernissen; fwant het is 8noodzakelijk dat de ergernissen komen; gdoch wee dien mens door welken de ergernis komt.
f 1 Kor. 11:19. verwijsteksten
8 Namelijk ten aanzien van de boosheid des duivels, der mensen verdorvenheid en Gods rechtvaardige toelating en oordeel. Zie 1 Kor. 11:19. 2 Thess. 2:11, 12. verwijsteksten
g Matth. 26:24. Hand. 2:23; 4:27, 28. verwijsteksten
   
8 εἰ δὲ ἡ χείρ σου ἢ ὁ πούς σου σκανδαλίζει σε, ἔκκοψον αὐτὰ καὶ βάλε ἀπὸ σοῦ· καλόν σοι ἐστὶν εἰσελθεῖν εἰς τὴν ζωὴν χωλὸν ἢ κυλλόν, ἢ δύο χεῖρας ἢ δύο πόδας ἔχοντα βληθῆναι εἰς τὸ πῦρ τὸ αἰώνιον. 8 hIndien dan uw 9hand of uw voet u ergert, houw ze af en werp ze van u. Het is u beter tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden.
h Deut. 13:6. Matth. 5:29, 30. Mark. 9:43. verwijsteksten
9 Zie hiervan de aant. Matth. 5:29. verwijsteksten
   
9 καὶ εἰ ὁ ὀφθαλμός σου σκανδαλίζει σε, ἔξελε αὐτὸν καὶ βάλε ἀπὸ σοῦ· καλόν σοι ἐστὶ μονόφθαλμον εἰς τὴν ζωὴν εἰσελθεῖν, ἢ δύο ὀφθαλμοὺς ἔχοντα βληθῆναι εἰς τὴν γέενναν τοῦ πυρός. 9 En indien uw oog u ergert, trek het uit en werp het van u. Het is u beter, maar één oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden.
  
Het verloren schaap
10 ὁρᾶτε μὴ καταφρονήσητε ἑνὸς τῶν μικρῶν τούτων, λέγω γὰρ ὑμῖν ὅτι οἱ ἄγγελοι αὐτῶν ἐν οὐρανοῖς διὰ παντὸς βλέπουσι τὸ πρόσωπον τοῦ Πατρός μου τοῦ ἐν οὐρανοῖς. 10 Ziet toe dat gij niet een van deze kleinen veracht; want Ik zeg ulieden, idat 10hun engelen in de hemelen altijd 11zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen is.
i Ps. 34:8. verwijsteksten
10 Dat is, die tot hun beschutting en dienst gezonden worden, Hebr. 1:14. verwijsteksten
11 Dat is, hebben altijd toegang tot den troon Gods, om bevelen te ontvangen tot hun bescherming, en tot straf dergenen die hen zouden mogen verachten of verdrukken. Een gelijkenis genomen van de koningen in het oosten, die hun voornaamsten dienaars, door welke zij hun rijk regeerden, toegang gaven om hun aangezicht te zien; gelijk te zien is Esth. 1:14. Zie ook Luk. 1:19. Openb. 8:2. verwijsteksten
   
11 ἦλθε γὰρ ὁ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου σῶσαι τὸ ἀπολωλός. 11 kWant de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken wat verloren was.
k Luk. 19:10. verwijsteksten
   
12 τί ὑμῖν δοκεῖ; ἐὰν γένηταί τινι ἀνθρώπῳ ἑκατὸν πρόβατα, καὶ πλανηθῇ ἓν ἐξ αὐτῶν· οὐχὶ ἀφεὶς τὰ ἐννενηκονταεννέα, ἐπὶ τὰ ὄρη πορευθεὶς ζητεῖ τὸ πλανώμενον; 12 lWat dunkt u? 12Indien enig mens honderd schapen had, en één uit dezelve afgedwaald ware, zal hij niet de negen en negentig laten, en op de bergen heen gaande, het afgedwaalde zoeken?
l Luk. 15:3. verwijsteksten
12 Met deze gelijkenis wil Christus leren, dat wanneer iemand van de gelovigen zou verleid worden, Hij niet ophoudt voordat Hij dezelve terechtgebracht zal hebben.
   
13 καὶ ἐὰν γένηται εὑρεῖν αὐτό, ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι χαίρει ἐπ’ αὐτῷ μᾶλλον, ἢ ἐπὶ τοῖς ἐννενηκονταεννέα τοῖς μὴ πεπλανημένοις. 13 En indien het geschiedt dat hij hetzelve vindt, voorwaar Ik zeg u, dat hij zich meer verblijdt over hetzelve, dan over de negen en negentig, die niet afgedwaald zijn geweest.
14 οὕτως οὐκ ἔστι θέλημα ἔμπροσθεν τοῦ Πατρὸς ὑμῶν τοῦ ἐν οὐρανοῖς, ἵνα ἀπόληται εἷς τῶν μικρῶν τούτων. 14 Alzo is de wil niet 13uws Vaders, Die in de hemelen is, dat één van 14deze kleinen verloren gaat.
13 Gr. voor uw Vader.
14 Namelijk die in Mij geloven, gelijk vers 6 uitgedrukt staat. verwijsteksten
  
De kerkelijke tucht
15 Ἐὰν δὲ ἁμαρτήσῃ εἰς σὲ ὁ ἀδελφός σου, ὕπαγε καὶ ἔλεγξον αὐτὸν μεταξὺ σοῦ καὶ αὐτοῦ μόνου. ἐάν σου ἀκούσῃ, ἐκέρδησας τὸν ἀδελφόν σου· 15 mMaar indien uw broeder 15tegen u gezondigd heeft, ga heen en 16bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen.
m Lev. 19:17. Spr. 17:10. Luk. 17:3. Jak. 5:19. verwijsteksten
15 Dat is, u enigen aanstoot geeft, hetzij dat hij uzelven verongelijkt, of anderszins tegen God of den naaste misdoet met uw kennis, zonder dat zulks openbaar is. Want openbare zonden moeten openbaarlijk bestraft worden, 1 Tim. 5:20. verwijsteksten
16 Dat is, vermaan en overtuig hem van zijn misdaad.
   
16 ἐὰν δὲ μὴ ἀκούσῃ, παράλαβε μετὰ σοῦ ἔτι ἕνα ἢ δύο, ἵνα ἐπὶ στόματος δύο μαρτύρων ἢ τριῶν σταθῇ πᾶν ῥῆμα. 16 Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; nopdat in den mond van twee of drie getuigen 17alle woord besta.
n Num. 35:30. Deut. 17:6; 19:15. Joh. 8:17. 2 Kor. 13:1. Hebr. 10:28. verwijsteksten
17 Dat is, alle zaak of waarheid voor vast gehouden worde, Deut. 19:15. verwijsteksten
   
17 ἐὰν δὲ παρακούσῃ αὐτῶν, εἰπὲ τῇ ἐκκλησίᾳ· ἐὰν δὲ καὶ τῆς ἐκκλησίας παρακούσῃ, ἔστω σοι ὥσπερ ὁ ἐθνικὸς καὶ ὁ τελώνης. 17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft, ozo zeg het der 18gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, pzo zij hij u 19als de heiden en de tollenaar.
o 2 Thess. 3:14. verwijsteksten
18 Dat is, de regeerders der gemeente, die de ganse gemeente gelijk als representeren. Zie 1 Kor. 12:28. 2 Kor. 2:6. verwijsteksten
p 1 Kor. 5:9. 2 Thess. 3:14. verwijsteksten
19 Dat is, als een die vreemd is van de gemeente van Christus, Hand. 10:28. verwijsteksten
   
18 ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ὅσα ἐὰν δήσητε ἐπὶ τῆς γῆς, ἔσται δεδεμένα ἐν τῷ οὐρανῷ· καὶ ὅσα ἐὰν λύσητε ἐπὶ τῆς γῆς, ἔσται λελυμένα ἐν τῷ οὐρανῷ. 18 qVoorwaar zeg Ik u: 20Al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen.
q Matth. 16:19. Joh. 20:23. verwijsteksten
20 Zie hiervan Matth. 16:19. verwijsteksten
   
19 πάλιν λέγω ὑμῖν, ὅτι ἐὰν δύο ὑμῶν συμφωνήσωσιν ἐπὶ τῆς γῆς περὶ παντὸς πράγματος οὗ ἐὰν αἰτήσωνται, γενήσεται αὐτοῖς παρὰ τοῦ Πατρός μου τοῦ ἐν οὐρανοῖς. 19 Wederom zeg Ik u, indien er twee van u samenstemmen op de aarde over enige zaak 21die zij zouden mogen begeren, dat die hun zal 22geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen is.
21 Namelijk uit het geloof en naar Gods wil, Jak. 1:6. 1 Joh. 5:14. verwijsteksten
22 Of: geworden.
   
20 οὗ γάρ εἰσι δύο ἢ τρεῖς συνηγμένοι εἰς τὸ ἐμὸν ὄνομα, ἐκεῖ εἰμὶ ἐν μέσῳ αὐτῶν. 20 rWant waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, 23daar ben Ik in het midden van hen.
r Luk. 24:15, 36. verwijsteksten
23 Namelijk met Mijn Geest en genade, Joh. 14:16, 23. verwijsteksten
  
De onbarmhartige dienstknecht
21 Τότε προσελθὼν αὐτῷ ὁ Πέτρος εἶπε, Κύριε, ποσάκις ἁμαρτήσει εἰς ἐμὲ ὁ ἀδελφός μου, καὶ ἀφήσω αὐτῷ; ἕως ἑπτάκις; 21 Toen kwam Petrus tot Hem en zeide: Heere, hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? sTot zevenmaal?
s Luk. 17:4. verwijsteksten
   
22 λέγει αὐτῷ ὁ Ἰησοῦς, Οὐ λέγω σοι ἕως ἑπτάκις, ἀλλ’ ἕως ἑβδομηκοντάκις ἑπτά. 22 Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar ttot 24zeventigmaal zevenmaal.
t Matth. 6:14. Mark. 11:25. Kol. 3:13. verwijsteksten
24 Dat is, zo menigmaal als hij u misdoet; een zeker getal voor een groot en onzeker getal genomen zijnde, gelijk Gen. 4:24. verwijsteksten
   
23 διὰ τοῦτο ὡμοιώθη ἡ βασιλεία τῶν οὐρανῶν ἀνθρώπῳ βασιλεῖ, ὃς ἠθέλησε συνᾶραι λόγον μετὰ τῶν δούλων αὐτοῦ. 23 Daarom wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken bij een zekeren koning, die rekening met zijn dienstknechten 25houden wilde.
25 Gr. opnemen.
   
24 ἀρξαμένου δὲ αὐτοῦ συναίρειν, προσηνέχθη αὐτῷ εἷς ὀφειλέτης μυρίων ταλάντων. 24 Als hij nu begon te rekenen, werd tot hem gebracht 26een die hem schuldig was tienduizend 27talenten.
26 Gr. een schuldenaar van tienduizend talenten.
27 Een gemeen talent wordt geschat op zeshonderd gouden kronen.
   
25 μὴ ἔχοντος δὲ αὐτοῦ ἀποδοῦναι, ἐκέλευσεν αὐτὸν ὁ κύριος αὐτοῦ πραθῆναι, καὶ τὴν γυναῖκα αὐτοῦ καὶ τὰ τέκνα, καὶ πάντα ὅσα εἶχε, καὶ ἀποδοθῆναι. 25 vEn als hij niet had om te betalen, beval zijn heer dat men hem zou 28verkopen, en zijn vrouw en kinderen en al wat hij had, en dat de schuld zou betaald worden.
v Matth. 5:25. verwijsteksten
28 Dit was in het Oude Testament gebruikelijk, dat de kinderen met hun ouders om derzelver schuld mochten tot slaven verkocht worden. Zie Ex. 22:3. 2 Kon. 4:1. verwijsteksten
   
26 πεσὼν οὖν ὁ δοῦλος προσεκύνει αὐτῷ, λέγων, Κύριε, μακροθύμησον ἐπ’ ἐμοί, καὶ πάντα σοι ἀποδώσω. 26 De dienstknecht dan, nedervallende, aanbad hem, zeggende: Heere, wees lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen.
27 σπλαγχνισθεὶς δὲ ὁ κύριος τοῦ δούλου ἐκείνου ἀπέλυσεν αὐτόν, καὶ τὸ δάνειον ἀφῆκεν αὐτῷ. 27 En de heer van dezen dienstknecht, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen en de schuld hem kwijtgescholden.
28 ἐξελθὼν δὲ ὁ δοῦλος ἐκεῖνος εὗρεν ἕνα τῶν συνδούλων αὐτοῦ, ὃς ὤφειλεν αὐτῷ ἑκατὸν δηνάρια, καὶ κρατήσας αὐτὸν ἔπνιγε, λέγων, Ἀπόδος μοι ὅ τι ὀφείλεις. 28 Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden een zijner mededienstknechten, die hem honderd 29penningen schuldig was, en hem aanvattende, 30greep hem bij de keel, zeggende: Betaal mij wat gij schuldig zijt.
29 Gr. denarii. Een denarius was een stuk zilvergeld, wegende omtrent een drachme of vierendeel lood zilver, waard zijnde omtrent een enkele reaal of zes stuivers.
30 Gr. worgde, dat is, greep hem bij de keel, dat hij hem bijna worgde.
   
29 πεσὼν οὖν ὁ σύνδουλος αὐτοῦ εἰς τοὺς πόδας αὐτοῦ παρεκάλει αὐτόν, λέγων, Μακροθύμησον ἐπ’ ἐμοί, καὶ πάντα ἀποδώσω σοι. 29 Zijn mededienstknecht dan, nedervallende aan zijn voeten, bad hem, zeggende: Zijt lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen.
30 ὁ δὲ οὐκ ἤθελεν, ἀλλ’ ἀπελθὼν ἔβαλεν αὐτὸν εἰς φυλακήν, ἕως οὗ ἀποδῷ τὸ ὀφειλόμενον. 30 Doch hij wilde niet, maar ging heen en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld zou betaald hebben.
31 ἰδόντες δὲ οἱ σύνδουλοι αὐτοῦ τὰ γενόμενα ἐλυπήθησαν σφόδρα· καὶ ἐλθόντες διεσάφησαν τῷ κυρίῳ αὐτῶν πάντα τὰ γενόμενα. 31 Als nu zijn mededienstknechten zagen hetgeen geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden, en komende, verklaarden zij hun heer al wat er geschied was.
32 τότε προσκαλεσάμενος αὐτὸν ὁ κύριος αὐτοῦ λέγει αὐτῷ, Δοῦλε πονηρέ, πᾶσαν τὴν ὀφειλὴν ἐκείνην ἀφῆκά σοι, ἐπεὶ παρεκάλεσάς με· 32 Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen en zeide tot hem: Gij boze dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt;
33 οὐκ ἔδει καὶ σὲ ἐλεῆσαι τὸν σύνδουλόν σου, ὡς καὶ ἐγώ σε ἠλέησα; 33 Behoordet gij ook niet u over uw mededienstknecht te ontfermen, gelijk ik ook mij over u ontfermd heb?
34 καὶ ὀργισθεὶς ὁ κύριος αὐτοῦ παρέδωκεν αὐτὸν τοῖς βασανισταῖς, ἕως οὗ ἀποδῷ πᾶν τὸ ὀφειλόμενον αὐτῷ. 34 En zijn heer, vertoornd zijnde, 31leverde hem den pijnigers over, 32totdat hij zou betaald hebben al wat hij hem schuldig was.
31 Het oogmerk van Christus is hier niet om te leren dat God de zonden eens vergeven hebbende, dezelve daarna nog zou straffen, want dat doet God niet, Hebr. 8:12, maar Hij verklaart Zijn oogmerk Zelf vers 35, en het is bekend dat de parabelen of gelijkenissen niet verder behoren getrokken te worden dan het voornaamste oogmerk derzelve lijden kan. verwijsteksten
32 Dat is, in der eeuwigheid. Want de zondaar kan voor zijn zonden nimmermeer voldoen, Matth. 16:26; 25:46. verwijsteksten
   
35 οὕτω καὶ ὁ Πατήρ μου ὁ ἐπουράνιος ποιήσει ὑμῖν, ἐὰν μὴ ἀφῆτε ἕκαστος τῷ ἀδελφῷ αὐτοῦ ἀπὸ τῶν καρδιῶν ὑμῶν τὰ παραπτώματα αὐτῶν. 35 xAlzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet 33van harte vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden.
x Matth. 6:14. Mark. 11:26. Jak. 2:13. verwijsteksten
33 Gr. van uw harten.

Einde Mattheüs 18