Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Mattheüs 11 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Mattheüs 11

1 Johannes de Doper in de gevangenis zijnde, zendt twee discipelen tot Christus. 4 Denwelken Christus uit Zijn leer en werken bewijst, dat Hij de beloofde Messias is. 7 Geeft tot het volk van Johannes’ persoon en ambt een heerlijke getuigenis. 16 Verwijt den Joden onder zekere gelijkenis hun onbekeerlijkheid. 20 En dreigt daarom de steden van Chorazin en Bethsaïda en Kapernaüm met zeer zware straffen. 25 Stelt daartegen het welbehagen Zijns Vaders in het onderwijzen der kleinen. 28 Noodt alle vermoeide zondaars tot Zich en belooft denzelven verkwikking.
  
De vraag van Johannes den Doper
1 Καὶ ἐγένετο ὅτε ἐτέλεσεν ὁ Ἰησοῦς διατάσσων τοῖς δώδεκα μαθηταῖς αὐτοῦ, μετέβη ἐκεῖθεν τοῦ διδάσκειν καὶ κηρύσσειν ἐν ταῖς πόλεσιν αὐτῶν. 1 EN het is geschied toen Jezus geëindigd had Zijn twaalf discipelen 1bevelen te geven, dat Hij vandaar voortging, om te leren en te prediken in 2hun steden.
1 Namelijk die in het voorgaande hoofdstuk verhaald staan.
2 Namelijk van Galilea, vanwaar Zijn discipelen waren. Zie Hand. 2:7. verwijsteksten
   
2 Ὁ δὲ Ἰωάννης ἀκούσας ἐν τῷ δεσμωτηρίῳ τὰ ἔργα τοῦ Χριστοῦ, πέμψας δύο τῶν μαθητῶν αὐτοῦ, 2 aEn Johannes in de 3gevangenis gehoord hebbende 4de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen,
a Luk. 7:18. verwijsteksten
3 Zie van de oorzaak en het einde dezer gevangenis van Johannes den Doper Mattheüs 14. Markus 6. verwijsteksten
4 Dat is, wondertekenen of mirakelen.
   
3 εἶπεν αὐτῷ, Σὺ εἶ ὁ ἐρχόμενος, ἢ ἕτερον προσδοκῶμεν; 3 En 5zeide tot Hem: Zijt Gij Degene 6Die komen zou, of verwachten wij een ander?
5 Dat is, liet Hem zeggen.
6 Dat is, de Messias door de profeten beloofd. Dit doet Johannes vragen, niet omdat hij zelf daaraan twijfelde, want hij had lang tevoren zulks openlijk betuigd, Joh. 1:29, maar om uit het antwoord van Christus oorzaak te nemen om zijn discipelen, die daaraan nog enigszins twijfelden, hiervan daarna breder te onderrichten. verwijsteksten
   
4 καὶ ἀποκριθεὶς ὁ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Πορευθέντες ἀπαγγείλατε Ἰωάννῃ ἃ ἀκούετε καὶ βλέπετε· 4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet:
5 τυφλοὶ ἀναβλέπουσι, καὶ χωλοὶ περιπατοῦσι, λεπροὶ καθαρίζονται, καὶ κωφοὶ ἀκούουσι, νεκροὶ ἐγείρονται, καὶ πτωχοὶ εὐαγγελίζονται· 5 bDe 7blinden worden ziende en de kreupelen wandelen, de melaatsen worden gereinigd en de doven horen, de doden worden opgewekt en den 8armen wordt het Evangelie verkondigd.
b Jes. 29:18; 35:5; 61:1. Luk. 4:18. verwijsteksten
7 Deze dingen waren voorzegd, dat zij van den Messias zouden gedaan worden. Zie Jes. 35:5. verwijsteksten
8 Namelijk zo van staat als van geest, Matth. 5:3, gelijk het ook wordt genomen Jes. 61:1, waarop Christus hier ziet. verwijsteksten
   
6 καὶ μακάριός ἐστιν, ὃς ἐὰν μὴ σκανδαλισθῇ ἐν ἐμοί. 6 En zalig is hij die aan Mij niet zal 9geërgerd worden.
9 Dat is, die uit Mijn geringen staat of leringen geen aanstoot neemt om in Mij niet te geloven. Zie Mark. 6:3. Joh. 6:41, 52, 66. verwijsteksten
  
Jezus’ getuigenis over Johannes
7 τούτων δὲ πορευομένων, ἤρξατο ὁ Ἰησοῦς λέγειν τοῖς ὄχλοις περὶ Ἰωάννου, Τί ἐξήλθετε εἰς τὴν ἔρημον θεάσασθαι; κάλαμον ὑπὸ ἀνέμου σαλευόμενον; 7 cAls nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een 10riet dat van den wind ginds en weder bewogen wordt?
c Luk. 7:24. verwijsteksten
10 Dat is, een ongestadige leraar, die met allerlei winden der leringen gedreven wordt, Ef. 4:14. verwijsteksten
   
8 ἀλλὰ τί ἐξήλθετε ἰδεῖν; ἄνθρωπον ἐν μαλακοῖς ἱματίοις ἠμφιεσμένον; ἰδού, οἱ τὰ μαλακὰ φοροῦντες ἐν τοῖς οἴκοις τῶν βασιλέων εἰσίν. 8 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens met 11zachte klederen bekleed? Zie, die zachte klederen dragen, zijn in der koningen huizen.
11 Dat is, kostelijke en sierlijke.
   
9 ἀλλὰ τί ἐξήλθετε ἰδεῖν; προφήτην; ναί, λέγω ὑμῖν, καὶ περισσότερον προφήτου· 9 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet.
10 οὗτος γάρ ἐστι περὶ οὗ γέγραπται, Ἰδού, ἐγὼ ἀποστέλλω τὸν ἄγγελόν μου πρὸ προσώπου σου, ὃς κατασκευάσει τὴν ὁδόν σου ἔμπροσθέν σου. 10 Want deze is het van denwelken geschreven staat: dZie, Ik zend Mijn 12engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal 13voor U heen.
d Mal. 3:1. Mark. 1:2. Luk. 7:27. verwijsteksten
12 Dat is, gezant of zendbode.
13 Bij den profeet, Mal. 3:1, staat: voor Mij, omdat Christus daar Zelf spreekt; en hier brengt Christus den Vader in, sprekende tot Zijn Zoon, alzo Johannes zowel van den Vader als van den Zoon gezonden is, Luk. 3:2. Joh. 1:6. verwijsteksten
   
11 ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐκ ἐγήγερται ἐν γεννητοῖς γυναικῶν μείζων Ἰωάννου τοῦ Βαπτιστοῦ· ὁ δὲ μικρότερος ἐν τῇ βασιλείᾳ τῶν οὐρανῶν μείζων αὐτοῦ ἐστιν. 11 Voorwaar zeg Ik u: Onder degenen die van vrouwen geboren zijn, is niemand 14opgestaan *meerder dan Johannes de Doper; doch die 15de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij.
14 Gr. verwekt.
* Of: een, meerder.
15 Gr. de mindere, namelijk onder de leraars des Evangelies; overmits dezelve Christus nog klaarder aanwijzen, als nu alles tot onze zaligheid nodig, volkomenlijk volbracht hebbende, en dat niet alleen aan de Joden, maar ook aan de heidenen verkondigen.
   
12 ἀπὸ δὲ τῶν ἡμερῶν Ἰωάννου τοῦ Βαπτιστοῦ ἕως ἄρτι ἡ βασιλεία τῶν οὐρανῶν βιάζεται, καὶ βιασταὶ ἁρπάζουσιν αὐτήν. 12 eEn van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen 16geweld aangedaan, en de 17geweldigers nemen hetzelve met geweld.
e Luk. 16:16. verwijsteksten
16 Dat is, wordt met grote menigte en ijver aangenomen.
17 Dat is, die met groten ernst en ijver naar de zaligheid trachten, gelijk als die met geweld iets tot zich willen trekken, Filipp. 3:8, 12. verwijsteksten
   
13 πάντες γὰρ οἱ προφῆται καὶ ὁ νόμος ἕως Ἰωάννου προεφήτευσαν· 13 Want al de Profeten en de Wet hebben tot Johannes toe 18geprofeteerd.
18 Dat is, hebben de komst van den Messias voorzegd en afgebeeld, Dien Johannes heeft aangewezen als nu tegenwoordig en gekomen zijnde.
   
14 καὶ εἰ θέλετε δέξασθαι, αὐτός ἐστιν Ἠλίας ὁ μέλλων ἔρχεσθαι. 14 fEn zo gij het wilt aannemen: Hij is 19Elía die komen zou.
f Mal. 4:5. Luk. 1:17. verwijsteksten
19 Niet Elia, de Tisbiet, in zijn persoon, Joh. 1:21, maar die in den geest en kracht van Elia komen zou, Luk. 1:17. verwijsteksten
   
15 ὁ ἔχων ὦτα ἀκούειν ἀκουέτω. 15 20Wie oren heeft om te horen, die hore.
20 Dat is, die van God den Geest des verstands ontvangen heeft, die lette hierop met aandacht, 2 Kor. 3:5. verwijsteksten
   
16 τίνι δὲ ὁμοιώσω τὴν γενεὰν ταύτην; ὁμοία ἐστὶ παιδαρίοις ἐν ἀγοραῖς καθημένοις, καὶ προσφωνοῦσι τοῖς ἑταίροις αὐτῶν, 16 Doch waarbij zal Ik dit geslacht 21vergelijken? gHet is gelijk den kinderkens die op de markten zitten en hun gezellen toeroepen,
21 Met deze gelijkenis leert Christus, dat Hij op alle manieren, zo zacht als hard, gezocht heeft hen tot bekering te brengen.
g Luk. 7:31. verwijsteksten
   
17 καὶ λέγουσιν, Ηὐλήσαμεν ὑμῖν, καὶ οὐκ ὠρχήσασθε· ἐθρηνήσαμεν ὑμῖν, καὶ οὐκ ἐκόψασθε. 17 En zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen en gij hebt niet 22geweend.
22 Gr. niet op de borst geslagen, dat is, geen teken van droefheid getoond.
   
18 ἦλθε γὰρ Ἰωάννης μήτε ἐσθίων μήτε πίνων, καὶ λέγουσι, Δαιμόνιον ἔχει. 18 hWant Johannes is gekomen, 23noch etende noch drinkende, en zij zeggen: Hij heeft den duivel.
h Matth. 3:4. Mark. 1:6. verwijsteksten
23 Namelijk naar de gewone wijze van andere mensen.
   
19 ἦλθεν ὁ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου ἐσθίων καὶ πίνων, καὶ λέγουσιν, Ἰδού, ἄνθρωπος φάγος καὶ οἰνοπότης, τελωνῶν φίλος καὶ ἁμαρτωλῶν. καὶ ἐδικαιώθη ἡ σοφία ἀπὸ τῶν τέκνων αὐτῆς. 19 De Zoon des mensen is gekomen, etende en drinkende, en zij zeggen: Ziedaar een Mens Die een vraat en wijnzuiper is, een vriend van tollenaren en zondaren. Doch de Wijsheid is 24gerechtvaardigd geworden van Haar kinderen.
24 Dat is, Christus, Die de Wijsheid des Vaders genoemd wordt, Spr. 8:12, enz. 1 Kor. 1:24, of Zijn leer is voor goed en recht bekend en ontvangen geweest van haar rechte discipelen. verwijsteksten
  
De drie onboetvaardige steden
20 Τότε ἤρξατο ὀνειδίζειν τὰς πόλεις ἐν αἷς ἐγένοντο αἱ πλεῖσται δυνάμεις αὐτοῦ, ὅτι οὐ μετενόησαν. 20 iToen begon Hij de steden in dewelke Zijn krachten meest geschied waren, te 25verwijten, omdat zij zich niet bekeerd hadden:
i Luk. 10:13. verwijsteksten
25 Dat is, tot hun schande te bestraffen en het wee te dreigen.
   
21 Οὐαί σοι, Χοραζίν, οὐαί σοι, Βηθσαϊδάν, ὅτι εἰ ἐν Τύρῳ καὶ Σιδῶνι ἐγένοντο αἱ δυνάμεις αἱ γενόμεναι ἐν ὑμῖν, πάλαι ἂν ἐν σάκκῳ καὶ σποδῷ μετενόησαν. 21 Wee u, Chórazin, wee u, Bethsáïda. Want zo in 26Tyrus en Sidon de krachten waren geschied die in u geschied zijn, zij zouden zich 27eertijds in k28zak en as bekeerd hebben.
26 Dit waren twee steden der heidenen aan de Middellandse Zee in Fenicië gelegen, die eertijds in grote weelde, pracht en dartelheid leefden. Zie Jesaja 23. Ezechiël 26; 27. verwijsteksten
27 Namelijk als zij nog in hun bloeienden staat en weelde waren, eer zij door Alexander den Grote met geweld ingenomen en verwoest waren.
k 2 Sam. 13:19. 2 Kon. 6:30; 19:1. verwijsteksten
28 Met zulke tekenen werd eertijds de boetvaardigheid betoond. Zie Jes. 58:5. Klgld. 2:10. Dan. 9:3. Jona 3:6. verwijsteksten
   
22 πλὴν λέγω ὑμῖν, Τύρῳ καὶ Σιδῶνι ἀνεκτότερον ἔσται ἐν ἡμέρᾳ κρίσεως, ἢ ὑμῖν. 22 lDoch Ik zeg u: Het zal Tyrus en Sidon verdraaglijker zijn in den dag des oordeels dan ulieden.
l Matth. 10:15. verwijsteksten
   
23 καὶ σύ, Καπερναούμ, ἡ ἕως τοῦ οὐρανοῦ ὑψωθεῖσα, ἕως ᾅδου καταβιβασθήσῃ· ὅτι εἰ ἐν Σοδόμοις ἐγένοντο αἱ δυνάμεις αἱ γενόμεναι ἐν σοί, ἔμειναν ἂν μέχρι τῆς σήμερον. 23 En gij Kapérnaüm, die tot den hemel toe zijt 29verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sódom die krachten waren geschied die in u geschied zijn, zij zou tot op den huidigen dag gebleven zijn.
29 Zo door uw welvaren als door de bijwoning, leer en wonderen van Christus.
   
24 πλὴν λέγω ὑμῖν, ὅτι γῇ Σοδόμων ἀνεκτότερον ἔσται ἐν ἡμέρᾳ κρίσεως, ἢ σοί. 24 Doch Ik zeg u, mdat het den lande van Sódom verdraaglijker zal zijn in den dag des oordeels dan u.
m Matth. 10:15. verwijsteksten
  
Des Vaders welbehagen
25 Ἐν ἐκείνῳ τῷ καιρῷ ἀποκριθεὶς ὁ Ἰησοῦς εἶπεν, Ἐξομολογοῦμαί σοι, Πάτερ, Κύριε τοῦ οὐρανοῦ καὶ τῆς γῆς, ὅτι ἀπέκρυψας ταῦτα ἀπὸ σοφῶν καὶ συνετῶν, καὶ ἀπεκάλυψας αὐτὰ νηπίοις. 25 nIn dienzelven tijd 30antwoordde Jezus en zeide: Ik 31dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, odat Gij deze dingen voor 32de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve 33den kinderkens geopenbaard.
n Luk. 10:21. verwijsteksten
30 Dit schijnt te zien op het verhaal hetwelk Hem de zeventig discipelen hadden gedaan van de uitkomst van hun reis, gelijk af te leiden is uit Luk. 10:17. verwijsteksten
31 Gr. belijd, dat is, dank of prijs.
o Job 5:12. Jes. 29:14. Luk. 10:21. 1 Kor. 1:19; 2:7, 8. verwijsteksten
32 Namelijk naar het vlees, of van deze wereld. Zie 1 Kor. 1:20, 26. verwijsteksten
33 Dat is, die kinderen in verstand zijn, of die kleingeacht worden. Zie 1 Kor. 1:27; 14:20. verwijsteksten
   
26 ναὶ ὁ Πατήρ, ὅτι οὕτως ἐγένετο εὐδοκία ἔμπροσθέν σου. 26 Ja Vader, want alzo is geweest 34het welbehagen voor U.
34 Dat is, Uw welbehagen; van welk welbehagen zie Luk. 2:14; 12:32. Ef. 1:5. verwijsteksten
   
27 πάντα μοι παρεδόθη ὑπὸ τοῦ Πατρός μου· καὶ οὐδεὶς ἐπιγινώσκει τὸν Υἱόν, εἰ μὴ ὁ Πατήρ· οὐδὲ τὸν Πατέρα τις ἐπιγινώσκει, εἰ μὴ ὁ Υἱός, καὶ ᾧ ἐὰν βούληται ὁ Υἱὸς ἀποκαλύψαι. 27 pAlle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en qniemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon en dien het de Zoon wil 35openbaren.
p Matth. 28:18. Luk. 10:22. Joh. 3:35. verwijsteksten
q Joh. 1:18; 6:46. verwijsteksten
35 Namelijk door Zijn Woord en Geest, 1 Kor. 2:11, 12. verwijsteksten
   
28 δεῦτε πρός με πάντες οἱ κοπιῶντες καὶ πεφορτισμένοι, κἀγὼ ἀναπαύσω ὑμᾶς. 28 Komt herwaarts tot Mij, allen 36die vermoeid en 37belast zijt, en Ik zal u rust geven.
36 Of: tot vermoeidheid arbeidt.
37 Namelijk met den last der zonden, of ook der wet en der menselijke inzettingen.
   
29 ἄρατε τὸν ζυγόν μου ἐφ’ ὑμᾶς καὶ μάθετε ἀπ’ ἐμοῦ, ὅτι πρᾷός εἰμι καὶ ταπεινὸς τῇ καρδίᾳ· καὶ εὑρήσετε ἀνάπαυσιν ταῖς ψυχαῖς ὑμῶν. 29 Neemt Mijn 38juk op u, en leert van Mij dat Ik rzachtmoedig ben en nederig van hart; sen gij zult rust vinden voor uw zielen.
38 Dat is, Mijn leer, bestaande zo in geboden als in beloften.
r Ps. 45:5. verwijsteksten
s Jer. 6:16. verwijsteksten
   
30 ὁ γὰρ ζυγός μου χρηστός, καὶ τὸ φορτίον μου ἐλαφρόν ἐστιν. 30 tWant Mijn juk is 39zacht en Mijn last 40is licht.
t 1 Joh. 5:3. verwijsteksten
39 Dat is, gemakkelijk of wel om te dragen.
40 Wordt alzo genaamd omdat Christus denzelven door Zijn verdiensten en door de kracht Zijns Geestes licht maakt. Zie Rom. 8:26. 1 Joh. 5:3, 4. Hetwelk gesteld wordt tegen het ondraaglijk juk der wet, Hand. 15:10, en der menselijke inzettingen, Matth. 23:4. verwijsteksten

Einde Mattheüs 11