Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Mattheüs 1 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Tὸ κατὰ Ματθαῖον ἁγίον εὐαγγέλιον

Het heilig *Evangelie, naar de beschrijving van ^Mattheüs

* Het woord euangelion is een Grieks woord en betekent een goede of blijde boodschap, Luk. 2:10, met welken naam in de Heilige Schrift, voornamelijk van het Nieuwe Testament, genaamd wordt de leer die de profeten en apostelen verkondigd hebben van de verlossing des mensen en van de eeuwige zaligheid, door den Messias teweeggebracht. Alzo deze door de profeten voorgesteld wordt in beloften, dat de Messias in de wereld zou komen en zulks teweegbrengen, en door de apostelen, dat Hij in de volheid des tijds in de wereld gekomen is en het werk der verlossing heeft teweeggebracht, zo wordt door dit woord ook bijzonderlijk verstaan de leer van Christus en van de apostelen van de volbrenging dezer beloften door Jezus Christus, in het vlees nu gekomen zijnde, Rom. 16:25. En nog meer bijzonderlijk de historie van de komst van den Messias in het vlees, van Zijn geboorte, leer, wonderwerken, lijden, sterven, opstanding en hemelvaart. En in deze betekenis wordt dit woord hier in den titel genomen; gelijk ook Mark. 1:1. En de schrijvers van deze historie worden daarvan ook evangelisten genaamd, hoewel dat woord ook somtijds breder genomen wordt, voor een die hier en daar gezonden wordt om het Evangelie te prediken. Zie Hand. 21:8. Ef. 4:11. 2 Tim. 4:5. verwijsteksten
Alzo stelt hij den titel, en niet het Evangelie van Mattheüs, om te kennen te geven, dat hij niet is de voornaamste Auteur van dit geschrift, Die de Geest Gods is, 2 Tim. 3:16, maar dat hij alleen een dienaar is, dien God gebruikt heeft om dit te beschrijven. Hetzelve is ook aan te merken in de titels van de andere Evangeliën. verwijsteksten
^ Mattheüs was een zoon van Alfeüs, ook genaamd Levi, Mark. 2:14. Luk. 5:27. Van zijn beroeping tot het apostelschap schrijft hij zelf Matth. 9:9, 10, enz., en stelt zichzelven ook onder de apostelen, Matth. 10:3. Deze is de eerste geweest die de evangelische historie heeft beschreven, omtrent het negende jaar na Christus’ hemelvaart, gelijk vele oude schrijvers getuigen; die ook zeggen dat hij in Ethiopië of Morenland het Evangelie zou gepredikt hebben. Sommigen menen dat hij dit Evangelie zou hebben beschreven in de Hebreeuwse taal. Maar dat is niet wel gelofelijk, alzo hetzelve nergens ooit is gezien geweest, en overmits Mattheüs niet alleen de Hebreeuwse woorden als Immanuël, Matth. 1:23, maar ook gehele redenen, als Eli, Eli, lama sabachthani, Matth. 27:46, in het Grieks overzet, hetwelk hij niet zou gedaan hebben indien hij in het Hebreeuws geschreven had; gelijk hij ook de plaatsen van het Oude Testament meest alzo verhaalt gelijk zij in de oude Griekse overzetting gesteld zijn. verwijsteksten
 

Mattheüs 1

1 Afkomst van Jezus Christus naar het vlees uit de voorvaderen van Abraham af. 18 Zijn ontvangenis van den Heiligen Geest en geboorte uit de maagd Maria. 22 Gelijk voorzegd was door den profeet.
  
Christus’ geslachtsregister
1 Βίβλος γενέσεως Ἰησοῦ Χριστοῦ, Υἱοῦ Δαβίδ, Υἱοῦ Ἀβραάμ. 1 HET 1boek des geslachts van JEZUS CHRISTUS, 2den Zoon van aDavid, den Zoon van Abraham.
1 Dat is, geslachtsregister of boom der voorouders van Christus. Is een Hebreeuwse wijze van spreken. Zie Gen. 5:1. verwijsteksten
2 Deze twee, David en Abraham, worden hier vooraan gesteld, en Christus wordt bijzonderlijk hun beider Zoon genaamd, omdat dezen beiden bijzondere beloften waren gedaan, dat Hij uit hun zaad zou geboren worden. Zie Gen. 22:18. 2 Sam. 7:12. Ps. 89:30; 132:11. Waarom ook Mattheüs dit geslachtsregister eerst van Abraham heeft willen beginnen; gelijk hij ook vers 6 David bijzonderlijk een koning noemt, omdat David de eerste koning uit den stam van Juda is geweest en een klaar voorbeeld van Christus’ eeuwig Koninkrijk, Luk. 1:32. verwijsteksten
a Luk. 1:31, 32. verwijsteksten
   
2 Ἀβραὰμ ἐγέννησε τὸν Ἰσαάκ· Ἰσαὰκ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰακώβ· Ἰακὼβ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰούδαν καὶ τοὺς ἀδελφοὺς αὐτοῦ· 2 bAbraham 3gewon Izak, en cIzak gewon Jakob, en dJakob gewon Juda en zijn broeders;
b Gen. 21:2. verwijsteksten
3 De andere overzetting heeft gegenereerd. Alzo dit een Latijns woord is, is beter geacht te behouden het woord gewinnen, hetwelk meest alle oude Nederduitse overzettingen hier gebruiken.
c Gen. 25:26. verwijsteksten
d Gen. 29:35. verwijsteksten
   
3 Ἰούδας δὲ ἐγέννησε τὸν Φαρὲς καὶ τὸν Ζαρὰ ἐκ τῆς Θάμαρ· Φαρὲς δὲ ἐγέννησε τὸν Ἐσρώμ· Ἐσρὼμ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἀράμ· 3 En eJuda gewon Fares en Zara 4bij Thamar; en fFares gewon Esrom, en gEsrom gewon Aram;
e Gen. 38:27, 29. verwijsteksten
4 Gr. uit. Deze vrouw, alsook hierna Rachab en Ruth, vers 5, en Bathseba, vers 6, worden van den evangelist hier verhaald omdat de Schrift van dezelve iets zegt, dienende tot den staat der vernedering van Christus, en ook omdat enigen derzelve van heidense afkomst zijn geweest; opdat daarmede aangewezen zou worden, dat ook grote zondaren, en de heidenen zelve, deel zouden hebben aan de vruchten der geboorte van Christus. verwijsteksten
f Ruth 4:18. 1 Kron. 2:5. verwijsteksten
g Ruth 4:19. 1 Kron. 2:9. verwijsteksten
   
4 Ἀρὰμ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἀμιναδάβ· Ἀμιναδὰβ δὲ ἐγέννησε τὸν Ναασσών· Ναασσὼν δὲ ἐγέννησε τὸν Σαλμών· 4 En 5Aram gewon Aminádab, en Aminádab gewon Naässon, en Naässon gewon Salmon;
5 Deze Aram wordt Ram genaamd, Ruth 4:19. verwijsteksten
   
5 Σαλμὼν δὲ ἐγέννησε τὸν Βοὸζ ἐκ τῆς Ῥαχάβ· Βοὸζ δὲ ἐγέννησε τὸν Ὠβὴδ ἐκ τῆς Ῥούθ· Ὠβὴδ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰεσσαί· 5 En Salmon gewon Boöz bij Rachab, en Boöz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jesse;
6 Ἰεσσαὶ δὲ ἐγέννησε τὸν Δαβὶδ τὸν βασιλέα. Δαβὶδ δὲ ὁ βασιλεὺς ἐγέννησε τὸν Σολομῶντα ἐκ τῆς τοῦ Οὐρίου· 6 En hJesse gewon David, den koning; en David, de koning, gewon 6Salomon bij 7degene die Uría’s vrouw was geweest;
h Ruth 4:22. 1 Sam. 16:1; 17:12. 1 Kron. 2:15; 12:18. verwijsteksten
6 Lukas stelt in plaats van Salomo en zijn nakomelingen Nathan, een anderen zoon van David, met zijn nakomelingen. De reden van deze verscheidenheid zie op Luk. 3:31. verwijsteksten
7 Namelijk Bathseba. Zie 2 Sam. 11:3, 27; 12:24, bij welke David Salomo gewon, als zij na den dood van haar man Uria met hem getrouwd was. verwijsteksten
   
7 Σολομὼν δὲ ἐγέννησε τὸν Ῥοβοάμ· Ῥοβοὰμ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἀβιά· Ἀβιὰ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἀσά· 7 En iSalomon gewon Róboam, en Róboam gewon Abía, en Abía gewon Asa;
i 1 Kon. 11:43. 1 Kron. 3:10. verwijsteksten
   
8 Ἀσὰ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰωσαφάτ· Ἰωσαφὰτ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰωράμ· Ἰωρὰμ δὲ ἐγέννησε τὸν Ὀζίαν· 8 En Asa gewon Jósafat, en Jósafat gewon Joram, en Joram gewon 8Ozías;
8 Hier worden drie koningen overgeslagen en voorbijgegaan, namelijk Ahazia, Joas en Amazia, om het getal van veertien niet te buiten te gaan, vers 17. Van dergelijke uitlating zie een voorbeeld Ezra 7:3, vergeleken met 1 Kron. 6:7. Deze Ozias wordt ook Azaria genaamd, 1 Kron. 3:12. verwijsteksten
   
9 Ὀζίας δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰωάθαμ· Ἰωάθαμ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἄχαζ· Ἄχαζ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἐζεκίαν· 9 En Ozías gewon Jóatham, en Jóatham gewon Achaz, en Achaz gewon Ezekías;
10 Ἐζεκίας δὲ ἐγέννησε τὸν Μανασσῆ· Μανασσῆς δὲ ἐγέννησε τὸν Ἀμών· Ἀμὼν δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰωσίαν· 10 En Ezekías gewon Manasse, en Manasse gewon Amon, en Amon gewon Josías;
11 Ἰωσίας δὲ ἐγέννησε τὸν *Ἰεχονίαν καὶ τοὺς ἀδελφοὺς αὐτοῦ, ἐπὶ τῆς μετοικεσίας Βαβυλῶνος.
* Ἰεχονίαν St, B-edd, Elz, Sc, M | Ἰακείμ. Ἰακεὶμ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰεχονίαν B-edd (SV-kt)
11 En kJosías gewon 9Jechónias en zijn broeders, 10omtrent de Babylonische overvoering;
k 1 Kron. 3:16. verwijsteksten
9 Enigen voegen hierbij Jakim, en Jakim gewon Jechonias, hetwelk schijnt met het register der koningen van Juda, 1 Kron. 3:16, enz., en met het getal van veertien alhier, vers 17, niet kwalijk overeen te komen. Maar alzo meest alle oude boeken en overzettingen dit bijvoegsel van Jakim niet hebben, zo wordt datzelve hier nagelaten; temeer omdat door Jechonias in het 11de vers verstaan kan worden de vader, die ook Joakim is genaamd, en door Jechonias in het 12de vers de zoon, die ook Joachin is genaamd, en aldus wordt hier het getal van veertien ook vervuld. verwijsteksten
10 Of: in, of: ten tijde, dat is, tegen den tijd van de gevankelijke wegvoering der Joden naar Babylon.
   
12 Μετὰ δὲ τὴν μετοικεσίαν Βαβυλῶνος, Ἰεχονίας ἐγέννησε τὸν Σαλαθιήλ· Σαλαθιὴλ δὲ ἐγέννησε τὸν Ζοροβάβελ· 12 En na de Babylonische overvoering gewon lJechónias 11Saláthiël, en mSaláthiël gewon Zorobábel;
l 1 Kron. 3:17. verwijsteksten
11 Velen menen dat deze Salathiël niet is geweest een natuurlijke zoon van Jechonias, alzo hij Luk. 3:27 gezegd wordt te zijn een zoon van Neri, en het schijnt, Jer. 22:30, dat Jechonias geen kinderen nagelaten heeft; maar dat hij zijn zoon genaamd zou worden, omdat hij, als zijn naaste bloedverwant, hem in de regering van het Israëlitische volk gevolgd is. Gelijk 1 Kron. 3:16 Zedekia genaamd wordt een zoon van Jechonias, omdat hij hem ook in het rijk gevolgd is, die nochtans 2 Kon. 24:17 zijn oom genaamd wordt. Temeer omdat Luk. 3:27 gezegd wordt dat Salathiël afkomstig is geweest van het geslacht van Nathan, bij hetwelk na de Babylonische gevangenis de regering van het Joodse volk is geweest, gelijk schijnt afgeleid te kunnen worden uit Zach. 12:12. Doch anderen menen dat deze Salathiël is geweest een natuurlijke zoon van Jechonias, en dat Salathiël van welken Lukas spreekt Luk. 3:27, een andere Salathiël is geweest dan deze, alzo dezelve aldaar genaamd wordt een zoon van Neri. Zie de aant. aldaar. verwijsteksten
m Ezra 3:2. verwijsteksten
   
13 Ζοροβάβελ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἀβιούδ· Ἀβιοὺδ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἐλιακείμ· Ἐλιακεὶμ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἀζώρ· 13 En Zorobábel gewon Abiud, en Abiud gewon Eljakim, en Eljakim gewon Azor;
14 Ἀζὼρ δὲ ἐγέννησε τὸν Σαδώκ· Σαδὼκ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἀχείμ· Ἀχεὶμ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἐλιούδ· 14 En Azor gewon Sadok, en Sadok gewon Achim, en Achim gewon Eliud;
15 Ἐλιοὺδ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἐλεάζαρ· Ἐλεάζαρ δὲ ἐγέννησε τὸν Ματθάν· Ματθὰν δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰακώβ· 15 En Eliud gewon Eleázar, en Eleázar gewon Mattan, en Mattan gewon Jakob;
16 Ἰακὼβ δὲ ἐγέννησε τὸν Ἰωσὴφ τὸν ἄνδρα Μαρίας, ἐξ ἧς ἐγεννήθη Ἰησοῦς ὁ λεγόμενος Χριστός. 16 En Jakob gewon 12Jozef, den man van Maria, uit welke geboren is JEZUS, 13gezegd Christus.
12 Dit geslachtsregister wordt gebracht op Jozef, omdat het bij de Hebreeën niet gebruikelijk was de geslachtsregisters te brengen op de vrouwen; nochtans kan daaruit blijken dat Christus is uit het geslacht Davids, omdat het bij de Joden gewoonlijk was in zijn geslacht te trouwen, en Mattheüs, vers 1 getuigt dat hij hier het geslachtsregister van Jezus Christus verhaalt. Want dat Christus uit Juda en David afkomstig is, wordt doorgaans in de Heilige Schrift klaarlijk geleerd. Zie Luk. 1:32. Rom. 1:3. Hebr. 7:14. verwijsteksten
13 Dat is, Die toegenaamd wordt. Zie van dezen Naam Joh. 1:42. verwijsteksten
   
17 Πᾶσαι οὖν αἱ γενεαὶ ἀπὸ Ἀβραὰμ ἕως Δαβὶδ γενεαὶ δεκατέσσαρες· καὶ ἀπὸ Δαβὶδ ἕως τῆς μετοικεσίας Βαβυλῶνος γενεαὶ δεκατέσσαρες· καὶ ἀπὸ τῆς μετοικεσίας Βαβυλῶνος ἕως τοῦ Χριστοῦ γενεαὶ δεκατέσσαρες. 17 Al de geslachten dan van Abraham tot David zijn veertien geslachten, en van David tot de Babylonische overvoering zijn 14veertien geslachten, en van de Babylonische overvoering tot Christus zijn veertien geslachten.
14 De evangelist heeft ook maar veertien koningen en vorsten uitgedrukt, omdat van Abraham tot David maar veertien geslachten van voorvaders zijn geweest. Daarom heeft hij enige geslachten der koningen en vorsten overgeslagen. Zie op vers 8. Luk. 3:24, enz. verwijsteksten
  
Christus’ geboorte
18 Τοῦ δὲ Ἰησοῦ Χριστοῦ ἡ γέννησις οὕτως ἦν. μνηστευθείσης γὰρ τῆς μητρὸς αὐτοῦ Μαρίας τῷ Ἰωσήφ, πρὶν ἢ συνελθεῖν αὐτούς, εὑρέθη ἐν γαστρὶ ἔχουσα ἐκ Πνεύματος Ἁγίου. 18 De geboorte van Jezus Christus was nu aldus: nWant als Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, 15eer zij samengekomen waren, werd zij 16zwanger bevonden 17uit den Heiligen Geest.
n Luk. 1:27, 34. verwijsteksten
15 Dat is, eer hij haar tot zich genomen had, gelijk blijkt uit vers 20. verwijsteksten
16 Anders: bevrucht. Maar het woord zwanger komt hier beter, alzo Christus eigenlijk geen vrucht van den Heiligen Geest, maar een vrucht van den buik van Maria is, Luk. 1:42. verwijsteksten
17 Dat is, door de werking des Heiligen Geestes, gelijk blijkt Luk. 1:35. Zo wordt het woordje uit ook elders genomen, als Rom. 11:36. 1 Joh. 5:1. Dit was Jozef toen nog niet bekend, maar wordt hem daarna door den engel geopenbaard, vers 20. verwijsteksten
   
19 Ἰωσὴφ δὲ ὁ ἀνὴρ αὐτῆς, δίκαιος ὤν, καὶ μὴ θέλων αὐτὴν παραδειγματίσαι, ἐβουλήθη λάθρα ἀπολῦσαι αὐτήν. 19 Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was, en haar niet wilde 18openbaarlijk te schande maken, was van wil haar heimelijk 19te verlaten.
18 Het Griekse woord betekent zoveel als iemand, anderen tot een voorbeeld, openbaarlijk tentoonstellen en versmaadheid aandoen.
19 Gr. haar te ontbinden.
   
20 ταῦτα δὲ αὐτοῦ ἐνθυμηθέντος, ἰδού, ἄγγελος Κυρίου κατ’ ὄναρ ἐφάνη αὐτῷ, λέγων, Ἰωσήφ, υἱὸς Δαβίδ, μὴ φοβηθῇς παραλαβεῖν Μαριὰμ τὴν γυναῖκά σου· τὸ γὰρ ἐν αὐτῇ γεννηθὲν ἐκ Πνεύματός ἐστιν Ἁγίου. 20 En alzo hij deze dingen in den zin had, zie, de engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids, zijt niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want Hetgeen in haar 20ontvangen is, Dat is uit den Heiligen Geest.
20 Gr. gegenereerd of geteeld is, voor welke woorden, alzo het ene Latijn is en het andere duister, bekwamer geacht is het woord ontvangen te stellen. Van deze generatie en ontvangenis zie Luk. 1:35, 42. verwijsteksten
   
21 τέξεται δὲ Υἱόν, καὶ καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἰησοῦν· αὐτὸς γὰρ σώσει τὸν λαὸν αὐτοῦ ἀπὸ τῶν ἁμαρτιῶν αὐτῶν. 21 En zij zal een Zoon baren, en ogij zult Zijn Naam heten JEZUS; want pHij zal 21Zijn volk zalig maken van hun zonden.
o Luk. 1:31. verwijsteksten
p Hand. 4:12. verwijsteksten
21 Dat is, degenen die Hem van den Vader gegeven waren om die te verlossen of te behouden, Ps. 2:8. Jes. 8:18. Joh. 6:37; 17:24. Hand. 18:10. Rom. 11:1, 2. verwijsteksten
   
22 τοῦτο δὲ ὅλον γέγονεν, ἵνα πληρωθῇ τὸ ῥηθὲν ὑπὸ τοῦ Κυρίου διὰ τοῦ προφήτου, λέγοντος, 22 En dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende:
23 Ἰδού, ἡ παρθένος ἐν γαστρὶ ἕξει καὶ τέξεται Υἱόν, καὶ *καλέσεις τὸ ὄνομα αὐτοῦ Ἐμμανουήλ, ὅ ἐστι μεθερμηνευόμενον, Μεθ’ ἡμῶν ὁ Θεός.
* καλέσεις B | καλέσουσι St, Elz, Sc, M (SV-kt)
23 qZie, 22de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en 23gij zult Zijn Naam heten 24Immánuël; hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons.
q Jes. 7:14. verwijsteksten
22 De Hebreeuwse en ook de Griekse teksten spreken hier van een bijzondere maagd.
23 Anders: zij zal, of: zij zullen, dat is, men zal.
24 Wordt alzo genaamd ten aanzien van Zijn Persoon en ambt, omdat Hij in één Persoon beide waarachtig God en Mens is, en ons met God verenigt.
   
24 διεγερθεὶς δὲ ὁ Ἰωσὴφ ἀπὸ τοῦ ὕπνου ἐποίησεν ὡς προσέταξεν αὐτῷ ὁ ἄγγελος Κυρίου· καὶ παρέλαβε τὴν γυναῖκα αὐτοῦ, 24 Jozef dan, opgewekt zijnde van den slaap, deed gelijk de engel des Heeren hem 24*bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen,
24* Gr. verordineerd had.
   
25 καὶ οὐκ ἐγίνωσκεν αὐτὴν ἕως οὗ ἔτεκε τὸν Υἱὸν αὐτῆς τὸν πρωτότοκον· καὶ ἐκάλεσε τὸ ὄνομα αὐτοῦ ἸΗΣΟΥΝ. 25 En bekende haar niet, 25totdat zij dezen haar 26eerstgeboren Zoon gebaard had, en rheette Zijn Naam JEZUS.
25 Hieruit kan men niet besluiten dat Jozef haar daarna zou hebben bekend. Want deze manier van spreken brengt zulks altijd niet mede. Zie 2 Sam. 6:23. Matth. 28:20. verwijsteksten
26 Een eerstgeboren zoon is die de moeder eerst opent, Ex. 13:2, al is het dat er geen zonen of kinderen na geboren worden. Want als Ex. 11:5 gezegd wordt dat de eerstgeborenen van Egypte zouden gedood worden, zijn onder dezelve zonder twijfel ook de eniggeborenen verstaan. verwijsteksten
r Luk. 2:21. verwijsteksten

Einde Mattheüs 1