VOOREERST wordt in dit boek verhaald en beschreven de geboorte van Samuël, en hoe zijn moeder hem tot den dienst Gods heeft geëigend; mitsgaders de lofzang van zijn moeder; alsook de moedwillige boosheid van de zonen van Eli, die door een man Gods hierover wordt bestraft, en hem wordt voorzegd de ondergang van zijn huis; hetwelk hem Samuël ook verkondigt; die tot een profeet van God verordineerd, en voor zulks van het volk erkend wordt. Daarna wordt in dit boek verhaald hoe Israël van de Filistijnen is geslagen, en hoe de ark genomen en weggevoerd is geworden; hetwelk Eli horende, zo valt hij achterover en breekt den hals. De Filistijnen brengen de ark des Heeren in den tempel van hun afgod Dagon, die van boven nedervalt, en in stukken breekt, en de Filistijnen worden jammerlijk van God geplaagd aan de heimelijke plaatsen van hun lichaam. Daarom schikken zij de ark des verbonds weder met geschenken. Zij komt te Beth-Semes in het land van Juda; vandaar wordt zij gevoerd naar Kirjath-Jearim, alwaar Samuël een reformatie in den godsdienst aanstelt. En hij roept het volk tezamen te Mizpa, waar de Filistijnen hen meenden te overvallen, maar God verschrikte hen met een groten donder, en zij worden van de Israëlieten geslagen. De zonen van Samuël, zijnde in zijn ouderdom van hem tot richters gemaakt, volgen de voetstappen huns vaders niet; daarom begeren de Israëlieten een koning, hetwelk den Heere mishaagt, Die hun door Samuël voordraagt hoe zij van den koning zouden behandeld worden. Doch als het volk evenwel bij dit verzoek volhardde, zo heeft God, en Samuël, daarin bewilligd; en hij zegt Saul, die tot hem te Mizpa gekomen was, dat hij die man was die tot koning over Israël zou gesteld worden; en hij zalft hem tot koning; die slaat in het begin van zijn regering de Ammonieten. Samuël verlaat zijn richterambt, en nadat hij verhaald had hoe hij zich daarin gedragen had, wordt hij met een heerlijk getuigenis verlaten, en bedankt. Saul en Jonathan voeren krijg tegen de Filistijnen en anderen, en slaan hen. Saul wordt van Samuël aangezegd dat de Heere het koninkrijk van hem zou nemen, en hij zalft David tot een koning over Israël. Die met den reus Goliath kampt, en hem overwint. Saul jaloers geworden zijnde over de eer en achtbaarheid die David werd aangedaan, staat hem naar zijn leven. Die daarom van het hof vlucht, en komt tot Samuël te Najoth, en hij maakt een verbond van vriendschap met Jonathan, Sauls zoon. Hij vlucht, en neemt zijn toevlucht tot Achis, den koning der Filistijnen, waar hij zich aanstelt alsof hij niet wijs was. Hij trekt naar Adullam, waar zijn vrienden en anderen tot hem vergaderen. Doch hij dwaalt van den enen tot den anderen; en Saul laat den priester Achimelech en het gehele huis zijns vaders doden, alsook vijf en tachtig priesters en de burgers te Nob, omdat zij David met de zijnen hadden geherbergd en gespijsd. David vlucht naar de woestijn Zif, vandaar naar de woestijn van Maon, waar Saul hem al vervolgt, totdat hij tijding krijgt dat hem de Filistijnen in het land gevallen waren; dewelke hij gestut hebbende, David al verder vervolgt. Doch eindelijk voor denzelven zijn schuld bekennende, bidt hij David, dat hij zijn geslacht wil verschonen, als hij koning zou geworden zijn. Daarna wordt verhaald de dood van den profeet Samuël, en Davids handeling met Nabal, en met Abigaïl. Insgelijks hoe Saul voortgevaren is in het vervolgen van David; zodat hij eindelijk gevlucht is tot Achis, den koning te Gath, die hem de stad Ziklag geeft, uit dewelke hij met zijn krijgsvolk trekkende, enige van de genabuurde volken berooft, en doodslaat. Als nu de Filistijnen met grote macht ten strijde trokken tegen Israël, zo vraagt Saul den Heere, maar als Hij hem niet antwoordde, zo zoekt Saul raad bij een waarzegster. David willig en bereid zijnde om met den koning Achis ten strijde te trekken tegen Saul, wordt teruggezonden. In zijn absentie wordt Ziklag van de Amalekieten geplunderd, doch hij ontjaagt hun den buit weder. Eindelijk wordt in dit boek beschreven de dood en ondergang van Saul, en van zijn zonen. |
Dit boek (alsook het naastvolgende) wordt genoemd het boek van Samuël, omdat in hetzelve beschreven en verhaald worden de ouders, de geboorte, en opvoeding, ook jonkheid, leven, en regering van Samuël, als richter over Israël; mitsgaders het leven van twee koningen die, door het bevel Gods, van hem tot koningen over het volk van Israël gezalfd zijn. De Griekse en oude Latijnse overzetters hebben de twee boeken van Samuël en de twee naastvolgende samengevoegd, en hebben ze alle vier genoemd de boeken der Koningen, omdat in deze vier boeken verhaald wordt het leven en de voornaamste daden van alle koningen die over het volk Gods geregeerd hebben, van den eerste tot den laatste toe, totdat de koninklijke regering, door Gods rechtvaardig oordeel, een einde onder hetzelve genomen heeft. |